Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (106)
Het Nederlandse sonnet bestaat 452 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Door Marc van Oostendorp
De gelukkigste periode in het leven van Hélène Swarth was waarschijnlijk toen ze op 35-jarige leeftijd trouwde met de journalist Frits Lapidoth. Ze schreef in die tijd dweperige sonnetten over haar prins op het (witte) paard, zoals Voorboden: het eindeloze zich verdiepen in ‘t eigen leed was voorbij, vanaf nu alleen engle-extase en gejuich:
In ‘t frisch gelispel van de ritslende iepen,
Kinderlijk blij, klinkt vogelengekwetter.
Mijn boek ligt open, maar ik lees geen letter:
In ‘t eigen leed kan ik me alleen verdiepen.Daar klatert, koel als regen, hoefgekletter
De staatge laan door, ‘t is me of stemmen riepen,
Wekkend mijn wenschen, die den schijndood sliepen,
Met triomfantelijk trompetgeschetter.Hoor! windgestreel en vinkgekweel in boomen!
Zie! gevelgoud in Juli-avondgloren ….
Dan heel de stoet van hoop- en liefdedroomen,Uit donkren dag in avondzon geboren!
Zoo ziet een stervende eng’le-extase komen
Voor ‘t aardsch verleden, juichend nu verloren.
Dit is een gedicht van een horende. Bijna alle sensaties zijn auditief: gelispel, gekwetter, gekletter, roepende stemmen, trompetgeschetter, windgestreel en vinkgekweel. Alleen in het sekstet wordt er even gekeken naar gegvelgoud, avondzon en extase, maar uiteindelijk klinkt dan toch weer het juichen.
Mooi vind ik dat alle schoonheid niet wordt toegeschreven aan de liefde. Ze is er in de eerste regels al, alleen wilde de dichteres er toen nog niet aan. De wereld was al kinderlijk blij, en voor haar neus lag ook nog een boek, maar voor geen van beide had ze kennelijk enige belangstelling. Bovendien is die klankrijkdom die ze niet hoorde zelf buitengewoon klankrijk beschreven, met die i’s en s-en in de eerste regel, die het geritsel van de bomen beschrijven.
Het was het frame van de liefde die haar ineens die schoonheid deed horen. Uit het boek dat Jeroen Brouwers over Hélène Swarth schreef weten we dat dit frame een paar jaar later alweer uitgewerkt was. De man van het hoefgekletter bleek niet trouw en spreidde ook anderszins minachting voor de dichteres ten toon, die zich in de rest van haar leven ook weer in eigen leed zou verdiepen.
Laat een reactie achter