Door Marc van Oostendorp
Taal ligt aan de basis van de samenleving: zonder taal zijn de ingewikkelde afspraken, contracten, regels, waarop de samenleving gebouwd is niet denkbaar. Taal is bovendien hét instrument bij uitstek van de politicus: alles wat hij maakt is gemaakt van taal (amendementen, resoluties, wetsvoorstellen), al zijn handwerk bestaat grotendeels uit taal (argumenteren, overtuigen, paaien, schelden).
Taal is macht, macht maak je met taal. Dus is een redelijke vraag: wat zegt de moderne politiek eigenlijk over taal? Wat voor taalpolitiek stellen de politieke partijen voor? Je kunt ervan uitgaan dat dit een weerspiegeling is van hoe er in de samenleving over taalzaken wordt gedacht, over de plaats van taal in onze samenleving.
Om die reden wil ik hier de komende weken de verkiezingsprogramma’s van de meest serieuze politieke partijen onder de loep nemen. Ik begin vandaag met D66, omdat ik dit weekeinde toevallig een lezing over taalpolitiek ga geven voor de Jonge Democraten, de jongerenorganisatie van die partij en daarvoor sowieso het verkiezingsprogramma las.
‘Nuttig’
Dat die Jonge Democraten bijeenkomsten organiseren waarin ze mij uitnodigen is natuurlijk ook weer niet helemaal toeval. Het eerste hoofdstuk van het programma gaat over onderwijs, en het begrip taal komt betrekkelijk vaak in het programma voor. Dat programma is overigens ook vrij dik. Je moet van lezen houden als je in D66 geïnteresseerd bent.
D66 ziet Nederland als een tweetalig land: er is voortdurend sprake van twee talen, Nederlands en Engels. Die talen worden vervolgens vooral gezien als dingen die je moet leren, om deel te nemen aan de samenleving en om kennis te vergaren. Andere talen (bijvoorbeeld andere Europese talen, Fries of Limburgs, of talen van migranten) worden nergens genoemd; die zijn waarschijnlijk niet ‘nuttig’ genoeg.
Internationaal lesmateriaal
Het Nederlands staat daarbij voorop. Vluchtelingen moeten zo “vanaf de eerste dag” taalles krijgen, en het probleem van laaggeletterdheid moet voortvarend worden aangepakt; gemeenten moeten daar geld voor krijgen.
Zo kunnen gemeenten taalcursussen inkopen, investeren in bibliotheken en taalhuizen of in andere vormen van taalonderwijs.
Daarnaast maakt D66 veel ruimte voor het Engels:
D66 wil eindexamens in het Engels voor zoveel mogelijk vakken op de middelbare school rechtsgeldig maken. D66 is ook voorstander van het uitbreiden van het Engelstalig hoger onderwijs. Hoger onderwijs in het Engels is een verrijking voor de student en maakt het eenvoudiger om buitenlandse studenten en docenten aan te trekken en gebruik te maken van internationaal lesmateriaal en online lessen. Voorwaarde is wel dat het onderwijs dan ook plaatsvindt in Engels van hoog niveau.
(Merk op dat er helemaal niet duidelijk wordt gemaakt hoe je dat ‘niveau’ van het Engels zou kunnen meten, laat staan dat er een keuze wordt gemaakt tussen Brits en Amerikaans; als het maar van ‘hoog niveau’ is.)
Geschoolde klasse
Een duidelijk bezwaar tegen zo’n nadruk van het Engels in de samenleving is dat het de kloof tussen hoger en lager opgeleiden in de samenleving verder kan vergroten. Het programma erkent dat wel, maar op een plaats die betrekkelijk ver weg staat van bovenstaande passage en bovendien nu niet bepaald een duidelijk voorstel doet hoe dat probleem moet worden opgelost:
Zeker voor mensen die de Engelse taal niet machtig zijn, blijft veel kennis (…) onbereikbaar omdat het niet rendabel is deze kennis te vertalen en naar hen te distribueren. Wij willen dat Nederland investeert in het beschikbaar stellen van die kennis op een manier en in een taal die effectief is.
Opvallend is hierbij dat kennelijk wél van iedereen verwacht wordt dat hij of zij Nederlands spreekt, maar dat het Engels toch vooral als een taal van de geschoolde klasse wordt gezien.
Wereldliteratuur
Het tussenzinnetje dat ik in de passage hierboven heb weggelaten is overigens de enige plaats in het D66-programma waarin gewag wordt gemaakt van literatuur:
– van praktische kennis over gezondheid of ambachten tot cultureel erfgoed en wereldliteratuur –
Fascinerend is daarbij de gedachte dat de wereldliteratuur vooral toegankelijk is voor wie Engels kent: ongeveer 1% van het fonds van Engelstalige uitgevers bestaat uit vertalingen. De wereldliteratuur is dus eigenlijk vooral: Engelstalige literatuur.
Interessant is dan ook wat er allemaal ontbreekt: zorg voor minderheidstalen, bijvoorbeeld. Of om de problemen bij de Taalunie, of beter gezegd, de enorm problematische relatie tussen Nederland en Vlaanderen waar het gaat om internationaal cultureel beleid, die vooral veroorzaakt wordt door de Nederlandse weerzin om geld uit te geven aan het in het buitenland promoten van de eigen taal en cultuur. Of, bij de oproep om eindexamens in het Engels te erkennen, iets te doen aan de problemen rondom het eindexamen Nederlands (het examen dat ongeveer alle Nederlanders ooit hebben moeten doen).
Op hoog niveau
Ik geloof dat ik hiermee de belangrijkste opvattingen van het programma heb genoemd. Het Nederlands en het Engels zijn allebei heel belangrijk, maar als instrumenten en niet om hun eigen waarde. Dat al die tweetaligheid ertoe leidt dat Nederlanders nauwelijks nog Frans of Duits spreken, en dat we op geen enkele manier putten uit de taalrijkdom die migratie (ook) naar Nederland brengt, wordt niet eens als punt van discussie gezien. Met Fransen kun je ook wel Engels praten, en die migranten moeten Nederlands spreken en verder maar zien wat ze doen met hun Russisch of Afghaans. Waar sommige andere partijen vragen om erkenning van de Nederlandse Gebarentaal, zwijgt D66 over dit onderwerp.
Dat is dus de kijk op taal van de urbane, goed opgeleide, blanke D66-stemmer. Taal is een instrument om kennis in te verwerven of ‘aan de samenleving’ deel te nemen. De overheid moet de voorwaarden scheppen om iedereen middelen te verschaffen omdat te doen, liefst “op hoog niveau”.
Ik heb het in deze serie niet over wetenschapsbeleid. De oudheidkundige Jona Lendering had eerder een serie blogposts waarin hij politieke programma’s vergeleek op hun aandacht voor geesteswetenschappen (en in het bijzonder de oudheidkunde): hier is wat hij over D66 schreef.
Lucas Seuren zegt
Het verkiezingsprogramma is dus dik, maar tegelijkertijd moet er nog meer op microniveau over taalbeleid gepraat worden. Het wordt leuk als mensen over elk beleidsaspect zo gaan denken (en taal is dan ook nog een miniem aspect), dan hebben we straks van elke partij een bijbel om te lezen. Behalve de PVV, want dat blijft ongetwijfeld een A4’tje.
Maar dat maakt niet uit, niemand die die dingen ooit leest, behalve leden van de respectievelijke partijen. Ze zijn immers nu al te droog en te complex. Behalve dan die van de PVV, dat kan iedereen tenminste begrijpen.
Ik weet niet wat mijn punt is overigens. Volgens mij ben ik voor minder taalbeleid in plaats van meer.
Marc van Oostendorp zegt
Je lijkt te menen dat een handjevol zinnetjes gewijd aan taalbeleid eigenlijk al te veel is – dat is in ieder geval niet in iedere cultuur de norm. En waarom zouden politieke organisaties niet af en toe uitvoerig over allerlei beleidsterreinen mogen opschrijven hoe zij er eigenlijk over denken? Het beleid mag toch wel op enige discussie gebaseerd zijn?
En: hoe je er ook over denkt, beleid is er altijd. Er zijn nu eenmaal kwesties, zoals, in dit geval de vraag of pakweg eindexamens ook in het Engels moeten kunnen worden afgenomen. Ook als je daar niet over discussieert en er geen beleid op denkt te voeren, voer je er toch een beleid over (je handhaaft de status quo). Ik zie werkelijk niet wat erop tegen is om er dan wél over te discussiëren.
Lucas Seuren zegt
Ik zeg helemaal niet dat er geen discussie mag zijn. Het gaat me erom dat (1) een verkiezingsprogramma zich zou moeten beperken tot hoofdlijnen, zeker als je de illusie wilt bewaren dat kiezers het lezen, en (2) dat taal in de regel geen actief overheidsbeleid nodig heeft, en dat er dus in het D66-programma inderdaad al te veel in staat.
Details kunnen prima in en rond de Kamer besproken worden.
Maar volgens mij is dit een politieke discussie en dit lijkt me niet het juiste platform daarvoor.
Jos Van Hecke zegt
168 blz. scherm leesvoer of X kg op degelijk recyclagepapier gedrukt ‘verkiezingsprogramma’, dat lijkt mij er inderdaad minstens 100 te veel om goed én geloofwaardig te zijn. Iets anders wordt het waar het gaat over taalbeleid in het onderwijs en in de openbare dienstverlening in het algemeen. Daar kan m.i. geen twijfel over bestaan dat dit een essentieel deel is van de taken en de opdrachten van de politiek en dus van de overheden. In België is zelfs het hele land gegrondvest en afgebakend op basis van taalwetten. Als D66 dus zegt dat ze staat en gaat voor een ‘internationalisering’ van het hele onderwijs – van laag tot hoog – in Nederland en dat ze alle Nederlandse kinderen via het onderwijs tot 2- of X- talige ‘wereldburgers’ opgeleid wil zien, dan is dat niet niets. Of dat ook een goede en bovendien een haalbare visie is, is iets anders.
Mijn persoonlijke visie is in elk geval dat het hele onderwijs (de kennisoverdracht) – van laag tot hoog – slechts in één taal kan en moet worden verstrekt, zijnde dé onderwijstaal. Het bijkomend leren van vreemde talen moet in elk opzicht concreet en doelgericht zijn en bovendien eveneens beperkt tot één vreemde taal, naargelang de concrete doelstelling. Dit impliceert ook dat het kleuter- en lager onderwijs daar niet voor in aanmerking komt. Het aanleren van meer dan één vreemde taal in het onderwijs dat onder de leer- of schoolplicht valt heeft m.i. geen zin en werkt ook kontraproduktief. Ik kan dit niet beter en niet mooier illustreren dan met het volkse maar zeer wijze gezegde: “beter één vogel (goed) in de hand dan tien in de lucht (zien vliegen)”.
Laat ons zeggen dat dit het ‘niveau’ aspect is, niet voor professoren of docenten maar voor leerlingen en bovendien ook voor alle leerlingen omdat ook de zwakkere of minder taalvaardige of minder taalgevoelige leerlingen minder belast zullen worden en gemakkelijker tot een beter resultaat zullen komen.
Dit vergt uiteraard keuzes en dit is nu juist waar politiek om draait en wat beleid moet zijn. Kiest de overheid voor Engels dan is het Engels voor iedereen, kiest ze voor Duits, dan is het Duits voor iedereen, kiest ze voor Spaans, dan is het Spaans voor iedereen, maar niet Engels én Duits én Spaans tegelijk en ook niet Engels voor deze, Duits voor gene en Spaans voor de andere.
Het resultaat van de keuze voor één vreemde taal zal in ieder geval zijn dat alle leerlingen vóór de poort van de universiteit of hogeschool of vóór de deur tot de arbeidsmarkt hetzij het Engels, hetzij het Duits, hetzij het Spaans maximaal zullen beheersen. Hierop kan het hele hoger onderwijs dan 1) steunen en 2) eventueel verder bouwen, evenwel zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan het principe van één onderwijstaal die ook in het hoger onderwijs het Nederlands moet blijven, met uitzondering van de doktoraten en het wetenschappelijk onderzoek.
Het spreekt vanzelf dat het hoger onderwijs, samen met de overheid, in de eerste plaats moet weten en kiezen welke vreemde taal zij het meest geschikt acht, zowel voor doorstroming naar het hoger onderwijs als voor toetreding tot de arbeidsmarkt. Ik merk hierbij ook op dat de huidige politiek waarbij het Engels als de enige leidende taal in het hoger onderwijs werd of wordt ingevoerd, logischerwijze – en zeker vanuit het oogpunt van efficiëntie en rendement – ook vraagt dat het Engels als de enige vreemde taal in het op het hoger onderwijs voorbereidend (sekundair) leerplicht onderwijs wordt ingevoerd.
Het eventueel aanvullend leren van bijkomende vreemde talen kan dan – op vrijwillige basis – gebeuren door het inrichten van afzonderlijke taalcursussen in het hoger onderwijs of in (gemeentelijke) naschoolse taalinstituten die voor iedereen toegankelijk moeten zijn, ongeacht de leeftijd of ‘diploma’.
Tot slot nog een suggestie aan de ‘Euro-politici’, die klaarheid, duidelijkheid en vooral ook ‘vreemde taal’ efficiëntie in heel de EU kan brengen: stop met dat gênante schijnheilige vertoon van een zgz. ‘meertalige’ EU (het parlement, de bestuursorganen en hun vertegenwoordigers) en neem een beslissing waarbij in het leerplicht onderwijs in alle landen van de EU het leren van één en dezelfde vreemde taal verplicht wordt gesteld. Is dat het Duits, dan weze het Duits, is dat het Spaans dan weze het Spaans, is dat het Frans dan weze het Frans en is dat het Engels dan weze het Engels….maar NEEM die beslissing. De geplande uittrede van het V.K. uit de EU kan de zaak versnellen en vergemakkelijken waarbij niets kan noch zou mogen beletten dat er inderdaad voor het Engels wordt gekozen als de (enige of de eerste) vreemde taal in het leerplicht onderwijs in alle scholen van de hele EU. De EU zou er de huidige en alle toekomstige generaties Europese jongeren en ook de EU zelf een bijzonder grote dienst mee bewijzen!
Gaston zegt
Je schrijft:
(1) Merk op dat er helemaal niet duidelijk wordt gemaakt hoe je dat ‘niveau’ van het Engels zou kunnen meten, laat staan dat er een keuze wordt gemaakt tussen Brits en Amerikaans; als het maar van ‘hoog niveau’ is.
en je schrijft verderop:
(2) de urbane, goed opgeleide, blanke D66-stemmer.
Geïnspireerd door (1) denk ik bij (2): Hoe urbaan dan? Alleen wonend in de grote steden van de Randstad, of ook elders in het land? Tellen kleinere steden als Geleen en Dokkum ook mee? Hoe hoog opgeleid: wo, of telt hbo ook mee? En blank – bedoel je dan autochtoon (hoeveel generaties al?), licht van huid (tellen Turkse Nederlanders mee?) of westers?
Juist (1) lijkt me overigens niet zo problematisch. Voor het meten van iemands taalniveau bestaan tests. Britten verstaan en accepteren Amerikaans Engels; in iets mindere mate geldt het omgekeerde ook. Ik zie geen reden om het woord ‘niveau’ tussen aanhalingstekens te zetten. Als we in de taalkunde alles tussen aanhalingstekens gaan zetten wat niet tot drie plaatsen achter de komma betrouwbaar gemeten kan worden, valt er wel meer af.
Kortom: spijkers op laag water.
Frans zegt
Hoeveel procent het betreft lijkt me verre van informatief en naast de kwestie. De vraag is in de eerste plaats in welke andere talen een tot die 1% behorende tekst toegankelijk is en ten tweede binnen wat voor tijdspanne. Vanuit de talen die ik persoonlijk lees, en natuurlijk is dit volledig anekdotisch, ervaar ik het Engels als poortwachter van wat ik in navolging van D66 maar de wereld(literatuur) zal noemen. Het Duits is dan de poortwachter van Scandinavië en Oost-Europa, terwijl het Frans als poortwachter van de Romaanse talen en Noord-Afrika fungeert.
Marcel Plaatsman zegt
’n Goed initiatief, en ’n goed eerste stuk, over ’n partij waar ik zeker sympathie voor heb, maar die ik op dit punt toch ook wel weinig ambitieus vind. Juist als onderwijs je aan het hart gaat, dan zou je moeten inzetten op andere talen dan Engels alleen, waar het onderwijs ook echt het verschil maakt (Engels leren de meeste mensen toch wel, maar voor Duits en Frans moet je naar school); alle grootse woorden over minderheden ten spijt, moet je bij D66 ook niet voor de rechten van de Friestaligen aankloppen, ondanks herhaalde kritiek uit Europa – en ook hier zou je juist van een onderwijspartij een visie mogen verwachten. Zonde.
Jos Van Hecke zegt
D66 is een oude (progressief) liberale ‘vooruit!’ partij, zó ‘vooruit!’ dat ze blijkbaar niet ziet hoe snel de wereld wel ‘achteruit’ vaart. Alle Nederlanders moeten ‘wereldburgers’ worden, zo prediken de demokraten met wortels in het revolutionaire jaar ’66 van de vorige eeuw, in hun verkiezingsprogramma . Die ‘wereldburger’ zal en moet uiteraard maar één taal spreken, nl. die éne taal die de hele wereld spreekt of straks zal gaan spreken: het Engels. Méér is er blijkbaar niet nodig om ‘wereldburger’ te worden, en al zeker het Nederlands niet want dat wordt in Nederland en in Vlaanderen en ook in een piepklein stukje van Zuid-Amerika enkel nog als historisch lokaal erfgoed bewaard en gekoesterd, net zoals Alkmaarse kaasbollen, Delfts Blauw, Amsterdamse provo’s en kabouters, Friese klompen en Keukenhoofse tulpen.
In Zuid-Afrika, dat officieel 11 talen telt maar in de praktijk maar één (het Engels) die écht telt, werd er voor het Afrikaans een ‘Taalmuseum’ opgericht dat zijn (symbolische) betekenis en funktie vond en nog steeds een beetje vindt in een voortdurende maar steeds maar kanslozer wordende strijd voor het (levend) behoud van het Afrikaans, precies tegenover de ‘wereldtaal’ Engels. Hoe meer en hoe beter de Zuid-Afrikaanse jongeren het Engels als ‘wereldtaal’ gaan bezigen en kultiveren en dus hoe meer ‘wereldburger’ ze lijken te worden, hoe minder en hoe slechter ze zich bedienen van het Afrikaans maar ook van andere Afrikaanse talen zoals Bantoetalen en Zoeloetalen. Als D66 z’n zin zou krijgen, dan is ook in Nederland zo’n ‘Taalmuseum’ voor het Nederlands niet ver meer af. Zou dat erg zijn? Bah…. ‘who knows’, misschien wordt het dan wel – zoals zijn Wiekende Windmills – een winstgevende internationale toeristische trekpleister, een pleisterplek of een plakpleister.., maybe beide.. als het maar Geld opbrengt. Wat heeft ’n mens die meedraait met deze wereld nou nog aan ‘Nederlands’? Dat zou de eerste vraag moeten zijn die aan kandidaat-immigranten in Nederland wordt gesteld, of niet soms…?
Hajo van der Houwen zegt
Zonder de keuze voor één hoofdtaal in Europa zal er nooit één Europa ontstaan.
Aangezien ik ervan overtuigd ben dat de individuele landen en landjes geen toekomst hebben ben ik dus ook een overtuigd voorstander voor de keuze van één hoofdtaal.