Door Marc van Oostendorp
Wat zeggen de Nederlandse politieke partijen over taal? Vandaag is het de beurt aan de rechtse partijen die in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn (gisteren waren de linkse partijen aan de beurt): VVD, CDA, SGP, 50PLUS en VNL. De PVV sla ik over omdat in het document dat deze partij als verkiezingsprogramma presenteert geen visie over taalbeleid uiteen wordt gezet.
Net als de linkse partijen zijn ook de partijen aan de rechterkant er over eens dat het Nederlands vooral een taal is voor vluchtelingen. Een heel positief beeld over de relatie tussen de mens en taal hebben de partijen over het algemeen niet. Je moet nieuwkomers dwingen om onze taal te leren, anders komt er niets van terecht. 50PLUS vraagt zelfs om een “volledige beheersing” van de Nederlandse taal voor iemand het Nederlandse paspoort waard is, zodat het er somber uitziet voor de redactie van Neerlandistiek als Henk Krol aan de macht komt.
De VVD breidt deze eisen als enige ook uit naar buitenlanders die hier komen omdat ze een Nederlandse partner hebben, of omdat ze hier hoogopgeleid werk komen doen:
- Nederland moet aantrekkelijk zijn voor hoogopgeleide mensen met unieke talenten en goede innovatieve ideeën, en dus bijdragen aan onze welvaart. Daarom willen wij een kennismigrantenregeling (…). Hierbij kijken we niet alleen naar het inkomen dat je gaat verdienen, maar ook naar je opleidingsniveau, werkervaring en taalvaardigheid. (VVD)
Het lijkt me logisch dat met ’taalvaardigheid’ wordt gedoeld op vaardigheid in het Nederlands, hoewel de VVD tegelijkertijd ook ernaar streeft om van Nederland via het onderwijs een tweetalig land te maken:
- Basisscholen kunnen er (…) voor kiezen om lessen in het Engels te verzorgen en zo een goede basis te leggen voor een internationale toekomst. Leerlingen in het tweetalig voortgezet onderwijs moeten de tweede taal ook in de bovenbouw kunnen volgen en het eindexamen in die taal kunnen doen. (VVD)
Dit staat alles diametraal tegenover de opvatting van de SGP, die Nederland juist heel expliciet als een ééntalig land wil zien, of althans, een land waarin het Nederlands heel duidelijk ‘de primaat’ heeft. Net als de ChristenUnie is voor de SGP zo te lezen taal vooral een middel om je identiteit uit te drukken. Maar waar de ChristenUnie expliciet aandacht vraagt voor het Fries, de gebarentaal en het Papiaments, heeft de SGP alle wensen over taal samengebald in een paragraaf die expliciet Nederlandse taal is genoemd:
- – De inspectie ziet toe op de verplichting dat hoger onderwijs in beginsel in het Nederlands wordt gegeven.
(…)
– In de Bibliotheekwet wordt de bijzondere zorg voor de Nederlandse taal en literatuur verankerd.
– Kleine gemeenten en landelijke gebieden moeten ondersteund worden om uitleenpunten voor boeken te organiseren. Deze uitleenpunten moeten daarom aangesloten kunnen worden op het leenverkeer tussen bibliotheken.
– Bij de herziening van het onderwijsprogramma moet recht gedaan worden aan de exclusieve status van de Nederlandse taal. (SGP)
Er worden dus twee onderwerpen aan de orde. In de eerste plaats moet het onderwijs in het Nederlands geschieden. Er is geen enkele andere partij die daar zo hard op aandringt, al komt 50PLUS in de buurt (‘De instructietaal in het onderwijs in het algemeen en in het hoger onderwijs in het bijzonder, conform de WHW, is het Nederlands’).
Verder maakt de SGP een sympathiek gebaar naar de bibliotheken, en wil bovendien de Nederlandse taal en literatuur niet, zoals de ChristenUnie, ‘verankeren’ in de grondwet, maar in de bibliotheekwet. In een discussie over de bibliotheekwet heeft het SGP-Kamerlid Bisschop overigens een aantal jaar geleden de curieuze precisering gegeven dat “hieronder niet alleen de Nederlandse taal [is] begrepen, maar ook het Fries en andere streektalen.”
Het CDA houdt zich in vergelijking met de andere rechtse partijen redelijk op de vlakte. De partij onderscheidt zich vooral van andere partijen doordat het op verschillende plaatsen in het verkiezingsprogramma aandacht vraagt voor taalproblemen bij jonge kinderen. De partij wil (onder andere) deze problemen oplossen door kinderopvang en peuterspeelzalen samen te voegen tot zogeheten ‘voorscholen’:
- Meer dan nu kan in de voorschool al aandacht zijn voor taal en ontwikkeling. (CDA)
Het verkiezingsprogramma van VNL, tot slot, bestaat uit bulletpoints. Twee ervan gaan over taalbeleid:
- De Nederlandse taal staat bij integratie centraal: overheidscommunicatie nooit in bijvoorbeeld het Arabisch of Turks.
- Taalniveau bij inburgeringsexamen omhoog: op niveau startkwalificatie. (VNL)
Geen van beide punten worden door andere partijen naar voren gebracht, of bestreden. Althans, dat ‘de Nederlandse taal’ centraal moet staan bij integratie vindt duidelijk iedereen (behalve mogelijk de PVV en Denk, omdat die niets over het onderwerp zeggen), maar dat er beperkingen moeten worden gesteld aan welke talen er bij overheidscommunicatie gebruikt moeten worden is een standpunt waarin VNL kennelijk alleen staat. Het is niet duidelijk of er bijvoorbeeld wel in het Fries of gebarentaal gecommuniceerd mag worden van de partij.
Ook over het taalniveau bij het inburgeringsexamen nemen andere partijen geen standpunt in. VNL-Kamerlid Van Klaveren heeft een jaar geleden een motie ingediend waarin hij vroeg om deze verhoging (technisch: van niveau A2 naar B1), omdat niveau B1 ‘hoort bij de minimale startkwalificatie voor de Nederlandse arbeidsmarkt’.
Ik maak waarschijnlijk ook nog een aflevering van deze minireeks waarin ik probeer conclusies te trekken en zal proberen om een stemwijzer te maken.
Laat een reactie achter