Door Marc van Oostendorp
Dat er op steeds meer middelbare, en zelfs basisscholen tweetalig onderwijs wordt gegeven – heel veel hoor je er niet over. En áls er al eens bezwaar wordt gemaakt, gaat het meestal om de invloed die zulk onderwijs heeft op het Nederlands. Kunnen zulke kinderen zich nog wel goed in onze taal uitdrukken? En willen ze dat nog wel?
Het onderzoek naar dat onderwerp laat over het algemeen zien dat zulke effecten er nauwelijks zijn: leerlingen van tweetalige scholen worden niet echt slechter in het Nederlands – zoals ze, zeker op termijn, ook nauwelijks beter worden in het Engels.
Maar hoe is de invloed eigenlijk op de kennis van weer andere talen, zoals Frans en Duits? In een artikel in de nieuwe bundel Linguistics in the Netherlands 2016 beschrijven Rosalinde Stadt, Aafke Hulk en Petra Sleeman van de Universiteit van Amsterdam een onderzoek naar dit onderwerp. Ze vergeleken twee groepen middelbare scholieren in de benedenbouw met elkaar op hun Franse zinsbouw. De ene groep zat op een tweetalige school, de ander kreeg onderwijs in het Nederlands.
Souvent la télé
Hoe kun je het effect van het Engels op de Franse zinsbouw aantonen? Soms lijkt het Frans meer op die taal dan op het Nederlands, in woordvolgorde
- Vandaag doet Manon haar examen.
- Aujourd’hui Manon passe son examen.
- Today, Manon does her exams.
Maar op andere momenten lijkt het Frans juist meer op het Nederlands:
- Jan kijkt vaak televisie.
- Jean regarde souvent la télé.
- John often watches television.
Alomtegenwoordig
In gevallen zoals deze bleken kinderen op tweetalige scholen relatief vaak de ‘Engelse’ volgorde toe te passen op het Frans. Ze zeiden dan dus:
- Jean souvent regarde (la) télé.
Zulke voorbeelden laten zien dat je kennelijk soms bij een ‘nieuwe’ vreemde taal eerder aanneemt dat deze lijkt op een andere vreemde taal, dan op je moedertaal. Ook kinderen op ééntalige scholen lieten dit overigens soms zien. Volgens de onderzoekers komt dat waarschijnlijk doordat ook die kinderen natuurlijk opgroeien in een Nederland waarin het Engels bijna alomtegenwoordig is.
Dat het gebeurt, is op zich natuurlijk interessant. Het vertelt iets over het leren van vreemde talen – je zet daar kennelijk allerlei kennis bij in, inclusief wat je weet over heel andere talen met heel andere woorden. Je moet als leerling op de een of andere manier zijn gaan aanvoelen dat bijwoorden voor werkwoorden komen (often watches) en dat gaan toepassen op heel andere bijwoorden (souvent) en heel andere werkwoorden (regarde).
Andere problemen
Het belangrijkste verschil was dan ook een andere: de leerlingen van tweetalige scholen werden een stuk minder beïnvloed door het Nederlands in hun Frans. Het is alsof het Engels dat wegdrukte. Op eentalige scholen maakten de leerlingen juist meer fouten die veroorzaakt lijken door het Nederlands dan door het Engels.
Of de kinderen op de tweetalige scholen het beter deden in het Frans, valt niet op te maken uit dit experiment, dat alleen ging over een aantal specifieke fouten. Het laat wel zien dat het onderwijs in vreemde talen op tweetalige scholen mogelijk aangepast moet worden – er komen andere problemen aan de orde.
Marcel Plaatsman zegt
Hoe zou dit bij het Duits zijn, een taal waarbij je als Nederlandstalige behoorlijk in het voordeel bent – als je maar handig gebruik maakt van je moedertaal? In teksten die ik corrigeer (door Nederlandstaligen geschreven) zie ik soms Engelse grammatica terugkomen, bv. lijdende vormen met “ist” daar waar “wird/wordt” gewoon zou zijn.