Door Robert Chamalaun
Als opmaat voor het komende eindexamen laat Marc van Oostendorp vrijwel dagelijks zijn licht schijnen op het examen en vooral op de vraag of we niet beter aandacht zouden kunnen besteden aan het gesprek als ultieme vorm van taalvaardigheid. Ik onderschrijf zijn conclusie dat het gesprek een zeer belangrijke, zo niet de belangrijkste, vaardigheid is. Dat er allerlei haken en ogen zitten aan toetsing is geen argument om gespreksvaardigheid in de moedertaal als ondergeschoven kind te behandelen. Enkele jaren geleden heb ik een opdracht bedacht die tegemoetkomt aan de bezwaren die nu eenmaal kleven aan het toetsen van gespreksvaardigheid. In dit artikel bespreek ik die opdracht. Hopelijk inspireer ik zo collega’s om meer aandacht aan spreekvaardigheid in de moedertaal te besteden.
In de eindtermen is het glashelder verwoord: leerlingen moeten op niveau 3F (havo 5) in staat zijn op effectieve wijze deel te nemen aan gesprekken over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard. Niveau 4F (vwo 6) gaat uiteraard nog verder: leerlingen moeten in alle soorten gesprekken de taal nauwkeurig en doeltreffend kunnen gebruiken voor een breed scala van onderwerpen uit (beroeps)opleiding en van maatschappelijke aard. Deze hoofddoelen zijn uiteraard abstract geformuleerd en het zijn vooral de subdoelen die verwerkt moeten worden in een of meerdere opdrachten.
In havo 5 voeren leerlingen op mijn school elk jaar een gesprek dat meetelt in het schoolexamen. Dit gesprek heeft de vorm van een interview en gaat over een roman die zij recent gelezen hebben. Voorwaarde is dat iedere leerling een andere roman heeft gelezen. Ter voorbereiding op het daadwerkelijke interview bekijken we tijdens de les enkele goede, maar vooral minder goede interviews. Waarom lopen die gesprekken zo stroef? Welke technieken gebruikt een goede interviewer om het gesprek gaande te houden? En vooral, wat kunnen beide gesprekspartners bijdragen aan het gesprek om een soepel interview te realiseren? Al deze vragen zijn direct te koppelen aan de subdoelen (bijvoorbeeld ‘Beurten nemen en bijdragen aan samenhang’ (M4), ‘Afstemming op de gesprekspartner’ (M6)). Deze opdracht sluit volledig aan bij alle subdoelen en dus indirect bij de hoofddoelen van ‘Gesprekken’, ‘Luisteren’ en ‘Spreken’.
Ik heb ervoor gekozen de interviews als volgt te organiseren: iedere les zijn 7 leerlingen (5 plus 2 reserves) aanwezig voor hun interview. De overige leerlingen werken in de mediatheek aan andere opdrachten. De redenen hiervoor zijn even pragmatisch als onderwijskundig. Veel leerlingen vinden het eng om voor een grote groep te presenteren, maar mijn belangrijkste argument is dat het voor de meeste leerlingen erg saai is om 30 interviews te moeten bekijken en beluisteren. Leerlingen weten uiteraard wanneer ze hun interview hebben. Zij weten echter niet wie zij gaan interviewen. Dit om al te ingestudeerde interviews te voorkomen. De reserveleerlingen zijn leerlingen die de les erna aan de beurt zijn. Zij kunnen invallen als er onverwacht een leerling afwezig blijkt te zijn. Ik hanteer de volgende indeling:
Interviewer | Geïnterviewde |
Leerling A | Leerling B |
Leerling C | Leerling A |
Leerling D | Leerling C |
Leerling E | Leerling D |
Leerling B | Leerling E |
Leerling F en G zijn reserves. |
Het interview duurt maximaal 8 minuten. Tijdens die 8 minuten voeren de leerlingen een gesprek over het boek dat de geïnterviewde leerling heeft gelezen. De interviewende leerling kent dit boek doorgaans niet, dus om het gesprek gaande te houden is het noodzakelijk dat de interviewer luistert, doorvraagt en controlevragen stelt. De interviewer moet de tijd bewaken en moet zorgen dat alle ‘verplichte onderdelen’ aan bod komen. Zo moesten leerlingen afgelopen jaar verplicht ook spreken over wereldbeeld en wat dit boek voor het leven (hun leven of het leven in het algemeen) kan betekenen.
Voor wat betreft de beoordeling wordt iedere leerling op twee onderdelen beoordeeld: op zijn rol als interviewer en op zijn rol als geïnterviewde. In beide rollen let ik op presentatievaardigheden (denk aan enthousiasme, houding, oogcontact, spreektechniek e.d.). In de eerste rol let ik vooral op de manier van gespreksvoering (vraagsoorten) en in de tweede rol vooral op de inhoudelijke kant (Wat weet hij of zij over het boek te vertellen? Hoe reageert hij of zij op de gestelde vragen?). Dit betekent dat je als docent steeds twee beoordelingsformulieren tegelijk voor je hebt.
Om het leerrendement zo hoog mogelijk te laten zijn, heb ik een aanvullende opdracht gekoppeld aan dit interview. Iedere leerling wordt tijdens zijn interview met behulp van een beoordelingsformulier beoordeeld door een van de toeschouwers. Na afloop krijgt iedere leerling dit formulier en moet de leerling een zelfreflectie schrijven waarin teruggekeken wordt op de eigen prestatie. Daarbij is vooral belangrijk dat de leerling ingaat op beide rollen: interviewer en geïnterviewde.
Ik zal de eerste zijn om toe te geven dat ook deze opdracht enige mate van subjectiviteit niet voorkomt. Het beoordelen van spreekvaardigheid blijft altijd lastig. De ervaringen die ik heb met deze opdracht – inmiddels doe ik deze opdracht voor het vijfde jaar – tonen wel aan dat gespreksvaardigheid niet alleen praktisch te organiseren is, maar ook zeker toetsbaar is. Mochten er na het lezen van dit artikel collega’s interesse hebben in het lesmateriaal, stuur me dan even een e-mail op r.chamalaun[at]jrl.nl.
Laat een reactie achter