Door Willem Kuiper
Langzaam maar zeker gaan onze bibliotheken ertoe over om hun originele handschriften en drukken te digitaliseren. Daardoor komen handschriften binnen het bereik van de onderzoeker, de docent, de student, de wetenschapsjournalist en elke belangstellende Internet-gebruiker. OK, u mist de charme van een handschriftenkamer, het sociaal contact met de conservator en collega’s die verderop aan tafel aan het werk zijn. Maar daar tegenover staat dat ik, terwijl het buiten stormt en regent, thuis achter mijn monitor kan bladeren in een handschrift dat mij gefascineerd heeft vanaf de allereerste keer dat ik het in handen hield: de Heber-Serrure codex (UB Gent, hs. 1374).
Zie hier op fol. 129 recto – klik op de foto voor grote weergave – het begin van het strofische gedicht Der kerken claghe, dat door de kopiist aan Jacob van Marlant wordt toegeschreven, de man die zichzelf Jacob van Merlant noemde, en die wij kennen als Jacob van Maerlant.
U ziet dat de versregels én de strofen achter elkaar doorgeschreven zijn en met gebruik van afkortingen (abbreviaturen) om kostbare ruimte te besparen. Met rode inkt (rubriek), grotere gekleurde letters (lombarden), interpunctie om de versregels van elkaar te scheiden (:) en Arabische cijfers in de rechter marge wordt de lezer / gebruiker in voldoende mate geïnformeerd om de tekst als ‘gedicht’ te lezen of kopiëren.
De reden dat ik dit handschrift zo bijzonder vind en aan u wil laten zien is een antwoord op de vraag: Hoe representatief zijn de Middelnederlandse handschriften die bewaard bleven voor de handschriften die er ooit geweest zijn? Ik maak in dit verband wel eens de akelige vergelijking met het leeghalen van je ouderlijk huis na het overlijden van je vader en je moeder. Een paar mooie dingen – dat wil zeggen dingen die jij zelf mooi vindt – neem je mee naar je eigen huis. Wat te goed is om weg te gooien wordt weggegeven en de rest gaat in een container naar het grof vuil. Wat is er dan nog over na verloop van enkele generaties van wat ooit een ‘collectie’ was? Boeken met plaatjes hadden meer dan één streepje voor om bewaard te blijven na de zestiende eeuw, toen men definitief afscheid had genomen van de Middeleeuwen. In de Republiek der Zeven Provinciën nog meer dan in de landen om ons heen. Nergens in Europa was de breuk in religieus, politiek, sociaal, economisch, wetenschappelijk en volkstalig opzicht zo groot als hier boven de grote rivieren.
Het handschrift van deze week is een buitenbeentje onder de bewaard gebleven handschriften. U kunt het tot in detail bekijken door deze link te volgen. Als rap doorbladeren meer aan uw behoefte tegemoet komt dan kunt u beter deze link volgen. Als u dat doet – en waarom niet? – dan ziet u een écht middeleeuws handschrift zoals er, vermoed ik, vele geweest zijn, maar heel weinig overgebleven. Wie wil dit nou bewaren? Dit handschrift was ook niet te zien op de fameuze tentoonstelling Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken (Brussel, 1970), maar wordt door de samensteller van deze unieke expositie, dr. Jan Deschamps, in zijn catalogus met zes andere wél tentoongestelde handschriften in verband gebracht. Het boek is naar men denkt afkomstig uit de bibliotheek van het Rooklooster nabij Brussel. De anonieme compilator zal als kopiist werkzaam geweest zijn en heeft in dit boek op overgeschoten bladen perkament voor zichzelf teksten die hij belangrijk vond, afgeschreven en daarvan een boekje gemaakt dat 133 bladen telt (266 pagina’s) met een afmeting van ongeveer 15 x 10 cm. Een beschrijving van het handschrift vindt u hier. Een eeuw later zou te Borgloon in Belgisch Limburg een tot op zekere hoogte vergelijkbaar boekje worden samengesteld.
De Franse Revolutie maakte niet alleen een einde aan de feodaliteit, bij gebrek aan geld werden kloosters onteigend en te gelde gemaakt, waarbij de nodige boeken op de markt kwamen. Dit boek is gelukkig goed terecht gekomen. Het werd gekocht door de Engelse bibliomaan Richard Heber (1773-1833). Via hem kwam het in handen van de Vlaamse bibliofiel en filoloog Constant-Phillipe Serrure (1805-1872) en nu wordt het bewaard in de UB Gent.
Het beeld dat mensen van nu van middeleeuwse handschriften hebben wordt sterk gekleurd door de afbeeldingen van mooie, geïllumineerde handschriften. Maar dat waren de uitzonderingen. Gewone handschriften voor dagelijks gebruik konden een waardevolle inhoud hebben, maar zagen er vaak niet uit. En daarom zijn ze van de aardbodem verdwenen. Op een paar na.
Laat een reactie achter