Door Jan Bethlehem
Van Dale’s Groot woordenboek van de Nederlandse taal geeft sinds 1961 voor wamen: onovergankelijk werkwoord; waamde, heeft gewaamd, met de betekenis: de modder doen opwellen: de rivier, het tij waamt. Als nuance in de betekenis geeft het ’knoeien, morsen’. Sinds de editie van 1999 verschaft het enige etymologische informatie. In de laatste uitgave legt het verband met Latijn vomere [braken], Litouws vēmti [braken] en het Nederlandse wemelen. Ik heb zo mijn twijfels over de opgegeven etymologische verwantschap en ’knoeien, morsen’ lijkt me meer dan een nuance in betekenis. Maakt allemaal niks uit, wamen bestaat niet.
Wamen duikt voor het eerst op in de woordenlijst van Nicolaes Witsen’s Aeloude en hedendaegsche scheeps-bouw en bestier van 1671, p. 493a: het ty waemt ’de stroom doet de modder of het zant van de gront boven komen’. Wigardus à Winschooten, Seeman (1681) neemt dat over: waamen ’beteekend de modder op doen wellen, het welk als het door de stroom of het tij geschied, dan seid men het tij waamd’. Daarna zien we het eeuwenlang verschijnen, maar uitsluitend in woordenboeken. Geen spoor ervan in praktisch taalgebruik, ook niet in de vorm van afleiding of samenstelling. De betekenisontwikkeling die in de woordenboeken valt waar te nemen komt dan ook door de interpretaties van de woordenboekmakers. Mogelijk daartoe aangezet om de aan de verdenking van overschrijven te ontkomen.
Naar Witsen bij N. Aubin, Dictionnaire de Marine (1702), charrier. ’La marée charrie. Het ty waamt. Elle fait rouler du sable et de la boüe avec elle’, en naar Aubin bij Q. de Flines, Scheeps- en zeemans woordenboek (1806). Belangrijker lijkt de invloed van Winschooten’s Seeman. Bij Van Lennep, Zeemans-woordeboek (1856): ’Den modder op doen wellen, ’t welk by den stroom geschiedt. Het tij waamt.’ Winschooten’s invloed ziet men ook in verklarende woordenboeken Nederlands: Weiland, Handwoordenboek voor de spelling der Hollandsche taal (1812), geeft wamen ’in den modder roeren’, zo ook Martin: Beredeneerd Nederduitsch woordenboek (1828). Dat ’in de modder roeren’ lijkt een interpretatie van ’de modder op doen wellen’ van Winschooten. Ook in vertaalwoordenboeken is zijn invloed zichtbaar. Zo bij Marin, Nieuw Nederduits en Frans woordenboek (1701): ’modder op wellen doen, het ty waamd, la marée fait monter la vase’; bij Halma, Woordenboek der Nederduitsche en Fransche taalen (1758): ’de modder opwaamen … de rivier waamt de modder op’; Kramer, Nieuw woordenboek der Nederlandsche en Hoogduitsche taal (1768); Holtrop, Nieuw Nederduitsch en Engelsch woordenboek (1801): het als verouderd aangeduide waamen ’(modder doen opwellen) to chuse mud to bubble up; het tij waamt, the tide trows up mud’; Van Moock, Nieuw Fransch-Nederduitsch woordenboek (1846) heeft zowel Winschooten als Weiland geraadpleegd: ’in den modder roeren, den modder naar boven laten komen’.
Van Dale en zijn directe voorloper laten dan weer de invloed zien van Van Moock. Calisch en Calisch, Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal (1864) en Van Dale editie 1874-1924 geven: ’(in) de modder roeren, de modder doen opwellen’. De volgende Van Dale (1950) beperkt zich tot ’de modder doen opwellen’, maar de uitgaven van 1961-2015 hebben dan naast ’de modder doen opwellen’ nog ’knoeien, morsen’, (waar komt die betekenis nou weer vandaan?). Naar Van Dale of naar Van Lennep (eventueel via via) in R.K. Kuipers, Volledig woordenboek der Nederlandsche taal (1893), en in R.K. Kuipers, Geïllustreerd woordenboek der Nederlandsche taal (1901), met verwijzing naar Holtrop. In Koenen’s bekende Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal van de eerste druk van 1897 tot en met de 27ste van 1974, wel met in de loop der drukken enige wijziging van de verklaring. Ik ben verre van volledig, want het gaat maar door.
En dan het Duits. Knoest und Nolen, Praktisches Wörterbuch (1895) en Servaas de Bruin, Duitsch woordenboek (1907), geven beide in het Nederlands-Duitse deel het Duitse wamen als vertaling van het Nederlandse wamen. Maar in beide komt wamen in het Duits-Nederlandse deel niet voor. Het grote Deutsches Wörterbuch van Jacob en Wilhelm Grimm (DWB): wamen ’schlamm ausstoszen, das ndl. wamen das auch in der deutschen seemannssprache erscheint, der strom wamet, ‘wenn er den sand und schlamm in die höhe treibt und dadurch sein eigenes wasser trübt’. Dat het tot de Duitse zeemanstaal wordt gerekend komt omdat men het aantrof in Eduard Bobrik, Allgemeines nautisches Wörterbuch (1850), en daarvan de verklaring overnam. Bobrik nam woord en verklaring dan weer vrijwel letterlijk over van J.H. Röding, Allgemeines Wörterbuch der Marine (1794-98), dat op zijn beurt schatplichtig is aan Witsen. Het Duitse wamen heeft dan dezelfde weg afgelegd als ik eerder voor vergasten in Het tij komt te laat! (Neerlandistiek.nl) aanwees. Kluge, Seemannssprache (1911) neemt net zomin als vergasten het woord op.
De etymologie dan. Boekenoogen, De Zaanse volkstaal (de oorspronkelijke uitgave is van 1897) legt een verband tussen wamelen ’voortekenen van zwangerschap vertonen, doen vermoeden zwanger te zijn’ en wamen. Wamelen zou een frequentatief zijn van wamen ’misselijk zijn’, maar wamen in deze betekenis komt zelfs in de woordenboeken niet voor. Franck’s Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal (1912), suggereert vragenderwijs een verband met wemelen, ’voortdurend en onrustig bewegen’ en ziet verwantschap met het Oudsaksische wemmian ’opborrelen’. De Vries, Nederlands etymologisch woordenboek (1971), wamelen, neemt de verklaring van Boekenoogen over wat betreft het verband tussen wamelen en wamen en wijst op o.a. Oudnoors vāma ’misselijk zijn’ en het Latijn vomere ’braken’. Maar zowel vāma als vergelijkbare woorden uit andere talen en wamelen wijzen in de richting van ’misselijk zijn’, en niet op ‘het meevoeren van zand of modder door een waterstroom’. Van Veen, Van der Sijs, Etymologisch woordenboek (1997), volgen grotendeels Franck’s woordenboek en bij wamelen ’tekenen van zwangerschap vertonen’ lezen we dan nog dat het een iteratief is van wamen ’misselijk zijn’ en dat dit vermoedelijk hetzelfde woord is als het wamen bij Witsen. Ook wordt er door Van Veen en Van der Sijs verwantschap aangenomen met wemelen ’beroeren, schudden, in beweging zijn’. Dat zou dan weer een frequentatief van wemen zijn, maar dat is niet opgetekend. Het WNT neemt de gegeven betekenissen van alle woordenboeken heel braaf over.
Er zijn nauwelijks Nederlandse, noch vertaal- en etymologische woordenboeken te vinden waarin wamen níet voorkomt. Delpher verblijdt ons nog wel met een flink pak aan wamen, maar dat blijkt een door OCR verkeerd gelezen kwamen: het leest een spatie na de k, of het leest women als wamen enz. In dialectwoordenboeken – van Duinkerken tot Rügen – ontbreekt wamen geheel en al. Het komt al evenmin voor in het op gezonde beginselen gebaseerde tweedelige vakwoordenboek Het dijk- en waterschapsrecht in Nederland vóór 1795 van A.A. Beekman.
Is het geen vergissing van Witsen en moet men walen lezen i.p.v. wamen? Walen in het tij waalt ’het tij keert, kentert’. Dat is overigens ook bij Witsen te vinden: het ty waelt ’het ty keert’, pal boven het ty waemt en dat spreekt een vergissing dan weer tegen. Witsen bezocht scheepswerven en kades en wist een en ander over schepen. Wie is zijn zegsman geweest voor wamen? Een ruwe zeebonk, bootwerker met een pijp tussen de kaken? Heeft Witsen het wel goed gehoord?
Naar mijn idee is wamen een voorbeeld van een niet-bestaand woord dat door woordenboekmakers telkens maar weer wordt overgeschreven, het woekert maar voort. Woordenboek na woordenboek, eeuw na eeuw. Woordenboekmakers worden in het overschrijven alleen nog overtroffen door spreekwoordenboekmakers, dit tot troost. Over een spreekwoord een andere keer.
Frans zegt
Misschien dat de woordendoders nog niet aan de w zijn toegekomen? 🙂 Dit deed me denken aan Cinoc in George Perecs La vie: mode d’emploi.
Marcel Plaatsman zegt
Prachtig. Het woord kan wellicht alsnog in gebruik worden genomen in een iets gewijzigde betekenis: “het steeds opnieuw opborrelen van een woord in woordenlijsten en woordenboeken, door achteloos overschrijven, zonder dat dit woord werkelijk bestaat.”
Er moeten vast meer wamende woorden zijn; een waamwoordenboekje zou me wel wat lijken.
Jan Bethlehem zegt
Dit is een heel mooie en geestige opmerking, wamen in deze betekenis mag blijven!
haes123 zegt
Die suggestie van een zeebonk met een pijp tussen zijn kaken lijkt me heel plausibel. Ik heb het zelf geprobeerd met een balpen tussen mijn kaken en dan wordt “het tijd waalt” al gauw “het tij waamt”.
E.Genet zegt
Blij dat het woord bestaat. Nu heb ik eindelijk een woord voor het proces wat er steeds in mijn vijver gebeurt als ik die schoon maak. Overigens is datzelfde proces bij overstromingen – zeker in gebieden waar erosie is opgetreden – van groot belang omdat daardoor veel schade ontstaat. Dus ook daar goed te gebruiken. Ik ben handhaven in de oude betekenis.
Wouter Steenbeek zegt
Klinkt allemaal plausibel, maar er is minstens één zwak punt en dat is het woordenboek van de gebroeders Grimm. Zij zeggen dat het Nederlandse woord wamen ook in het Duitse zeemansjargon voorkomt. Daar kunnen ze nooit bij gekomen zijn door oudere bronnen over te schrijven. Zij moeten het woord toch direct of indirect uit de volksmond hebben opgepikt, om het daarna in een Nederlands woordenboek op te zoeken. Of, als ze wel uit een woordenboek werkten, moeten ze hebben nagevraagd of Duitse zeelui het woord kenden.
Komt het woord walen in dezelfde betekenis trouwens wel in andere bronnen dan woordenboeken voor?
Frans zegt
Het is grappig dat door publicatie van dit stukje het woord ‘wamen’ nu opeens wel in teksten buiten de woordenboeken voorkomt; door op te schrijven dat ‘wamen’ een niet-bestaand woord is wordt het ineens bestaand.
Nico Spilt zegt
Hoe geestig! Terwijl een wel bestaand woord, rading, sinds de 13e druk niet meer in de Van Dale staat. Ik heb de redactie om uitleg gevraagd en kreeg te horen dat dit woord niet meer aan de opnamecriteria voldoet omdat het alleen nog in eigennamen voorkomt (Hollandsche Rading). Een raar argument en bovendien is het niet waar.
F.J.B. Krom zegt
Volgens mij is wamen in elk geval verankerd in de plaatsnaam Wamel, een dorp ten westen van Beneden Leeuwen. Beide plaatsen liggen aan de zuidoever van de Waal, dus ik zie wel verband tussen die ligging en de officiële betekenis van wamen. Overigens gebruik ik het woord niet. Nòg niet …
Maggy R zegt
Gisteren kwam ik toevallig de woorden inbakker, beug, speeljongen, joon, omtoor, oudejongen en zo nog een hele reeks tegen. De zinnen leken uit het brein van de Jiskefet-schrijvers te zijn voortgekomen, ware het niet dat ze voorkwamen in een serieus 19e eeuws boek over visserij. Beugvisserij blijkt al heel oud en nog altijd voor te komen. Of je aan boord van andere vissersschepen ook een inbakker, speeljongen, omtoor, oudejongen etc. aantreft, geen idee. Het deed me denken aan mijn eerste dag praktijkles op de chemisch analistenschool. “Woorden” al T-pol en EDTA, uitgesproken als tepel en etter, werden bekend geacht. U mag me geloven, u mag ook zelf Google gebruiken, beide worden gebruikt om glaswerk te reinigen. Dit leidde tot ongewenste hilariteit onder de eerstejaars, tepels en etter als reinigingsmiddel…
Elk vak heeft z’n vakidioom, elke streektaal z’n streekwoorden. Delpher is een uitstekend hulpmiddel, maar het leeuwendeel van de in het Nederlands gedrukte bronnen is nog niet eens als scan ingevoerd, laat staan in bruikbare OCR. Om nog maar te zwijgen over geschreven… en zelfs uitsluitend gesproken bronnen.
Delpher vindt bij een kort testje (Boeken Basis) nul maal correct T-pol, nul maal correct EDTA, eemmaal correct en eemaal OCR-fout inbakker, maar heeft toaal geen moeite om beug in een groot aantal bronnen terug te vinden.
T. Hupkens zegt
het Limburgs kent slaam. Het slijkachtige, modderige residu van kolengruis. Wellicht een samentrekking van slijk en waam?