Door Marianne Boogaard
Volgens Platform-2032 is ‘toekomstgericht onderwijs’ onderwijs waarin leerlingen in de eerste plaats kennis en vaardigheden opdoen door creatief en nieuwsgierig te zijn. Vorige week besloot de Tweede Kamer om de curriculumherziening volgens die 2032-plannen in enigszins aangepaste vorm te laten doorgaan. Nederlands is een van de eerste onderdelen uit het curriculum waarvoor een ontwikkelteam van leraren, schoolleiders en diverse soorten experts aan de slag gaat met het omschrijven van de bouwstenen voor de uiteindelijke eindtermen, kerndoelen en referentieniveaus.
Niet alleen taalvaardigheid, maar ook verwondering
Dat Nederlands ook in de toekomst een kernvak blijft, is goed nieuws. Tegelijk lijkt het accent sterk te – blijven – liggen op een functionele, instrumentele invulling. “Leerlingen hebben taal nodig om zich te kunnen uitdrukken en om de wereld om hen heen te ordenen en begrijpen,” meldt de website. Veel aandacht dus voor de ontwikkeling van de taalvaardigheid. Dat is niet onterecht natuurlijk, maar nu is het aan de bouwstenen-bedenkers om te zorgen dat er in het nieuwe curriculum óók voldoende te beleven valt voor creatieve en onderzoekende leerlingen die meer willen dan hun vaardigheden oefenen, voor leerlingen die ook ‘het verschijnsel taal’ op zichzelf interessant vinden en die nieuwsgierig zijn naar hoe taal eigenlijk in elkaar zit, wat talen gemeenschappelijk hebben en waarom dat zo is. Zelfs vanuit een instrumentele opvatting is overigens die verdieping relevant. Het gaat immers om inzichten die uiteindelijk enorm kunnen bijdragen aan de vaardigheid om zowel het Nederlands als andere talen goed en creatief te gebruiken.
We wensen daarom het ontwikkelteam alvast veel wijsheid toe, en delen ter inspiratie graag een van de lesbrieven die inmiddels zijn ontworpen bij De taalcanon. De lesbrief sluit aan op de bijdrage die Marc van Oostendorp schreef over kunsttalen: ‘Kun je een nieuwe taal maken?’ en is hier te vinden.
Kunsttalen, geheimtalen, codetalen, fantasietalen
Er kunnen allerlei redenen zijn waarom je een nieuwe taal zou willen maken. Een paar voorbeelden: jonge kinderen vinden het soms leuk om samen met hun (tweeling)broer, zus, beste vriend(in) een geheimtaal te hebben die zij alleen onderling verstaan. In oorlogen worden codetalen bedacht die voor de vijand moeilijk te ontcijferen zijn, criminelen doen dat overigens ook graag. De Poolse arts Zamenhof vond het juist belangrijk dat mensen in de wereld beter met elkaar zouden kunnen communiceren en ontwierp daarvoor het Esperanto. In films of boeken die zich afspelen in de toekomst of in een andere wereld dan de onze, spreken volken talen zoals Na’vi (Avator) of Klinglon (Star Trek). En Harry Potter spreekt ‘sisseltong.’ En zo zijn er gemakkelijk nog heel veel interessante voorbeelden te vinden van talen die geen woorden gebruiken maar trommelklanken of fluittonen omdat die het mogelijk maken om grote afstanden te overbruggen. Allemaal op zich al interessant om te weten, en om eens bij stil te staan.
Maak je eigen taal-les(brief)
In de lesbrief ‘Maak je eigen taal’ is een uitwerking te vinden van een les waarin de docent samen met de leerlingen onderzoekt hoe je nu eigenlijk zelf een nieuwe taal zou kunnen maken. Dat kan al met leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. De geschetste werkvorm doet een beroep op actief, creatief en kritisch denken.
De les begint met enkele voorbeelden van kunsttalen, bijvoorbeeld zoals ze ook hierboven zijn genoemd. (Via internet zijn eventueel beeld- en geluidsfragmenten te vinden). Vervolgens nodigt de docent de leerlingen uit om samen een eigen taal te bedenken. Dat start met een korte brainstorm over de grote kaders: voor wie is de nieuwe taal bedoeld, wat willen we bereiken, lijkt de nieuwe taal op bekende talen of juist helemaal niet?
In de fase daarna leidt de docent het gesprek naar de karakteristieken van taal: klanken, woorden, zinnen, regels. Daarbij komen vragen aan de orde naar welke klanken, tonen, gebaren gebruiken we? Zijn er woorden en staan die in een vaste volgorde of is dat niet nodig? Hoe kun je een vraag stellen of uitdrukken dat iets al heel lang geleden is gebeurd? Het mooiste is het als leerlingen niet alleen de vragen beantwoorden, maar als ze ook langzaam maar zeker zelf vragen gaan bedenken.
En dan kan het echte bedenken beginnen van het ‘Wat en hoe’ in de nieuwe taal. Een taalgidsje kan een handig hulpmiddel zijn om op ideeën te komen: hoe stel je jezelf voor, hoe vraag je de weg, hoe tel je tot 10 etc.?
De les wordt afgesloten met een gezamenlijke reflectie op de ontdekkingen die de leerlingen hebben gedaan over de universele en essentiële eigenschappen van taal. Als het lukt, levert het actief en creatief onderzoeken inzichten op zoals: dat taal eigenlijk altijd een systeem van regels is, dat het doel van taal is om vlot en zonder al te veel misverstanden te kunnen communiceren, dat een taal gemakkelijk te leren moet zijn.
cefas van rossem zegt
Iets dergelijks heb ik gepresenteerd tijdens de Vakconferentie Nederlands van Quadraam. Hartstikke leuk! Ik zal er snel meer over schrijven in de nieuwsbrief Neerlandistiek in de klas.