vaak zn. ‘slaap’
Oudnederlands Vak, gebruikt als bijnaam: Simon cognomento Vak (1130–1161). Middelnl. vaek m. ‘slaperigheid, slaap’ (1240), Nnl. vaeck (1540), vaak (1612). Tot ca. 1700 in de Noordnl. literatuur in gebruik voor ‘slaap’, bijv. in de vaak verdrijven, de vaak uit de ogen wrijven. In de standaardtaal nog in de uitdrukking praetjes voor de vaeck (1613, Bredero) ‘praatjes voor de vaak, verhaaltjes om iemand in slaap te krijgen’. Dialectisch vaok, vaak, vèèk(e) ‘slaap’ (Vlaams, Zeeuws, Brabants, Gelders, Overijssels). Verder is het woord bewaard in de naam van Claes-vaeck (1666, Bruno, Mengel-moes), Klaas Vaak (vanaf 1726) ‘het Zandmannetje’.
vaken ww. ‘slapen’
Oudnl. facon ‘slapen’ (901–1000, Wachtendonckse Psalmen), fakinga ‘slaap’ (ibidem), Mnl. vaken ‘slaperig worden, slapen’ (1240), meestal met datief subject: mi vaket ‘ik krijg slaap’, Nnl. vaecen (1528), vaeken, vaken. Ook Mnl. vakeren ‘sluimeren’ (1477, Delftse Bijbel), en daarvan afgeleid Mnl. vakerech (1291–1300), vakerich (1401–1450), Nnl. vaeckerigh (1562) ‘slaperig’.
Verwante vormen: Nieuwnederduitse dial. fakk ‘moe, zwak, flauw’, Mhd. vachen ‘slaperig zijn’, MoE fag bn. ‘wat slap hangt’, fag ww. ‘afmatten; verflauwen, kwijnen’. Zuidnederlandse vag, fagge, fak, vakke ‘vod; vrouw (pejoratief)’ kan daar ook goed bijhoren, omdat woorden voor ‘vod’ en ‘slet’ vaak van ‘slap’ zijn afgeleid.
De Nederlandse woorden gaan terug op een zn. *faka- en een ww. *fakōjan-, waarnaast blijkens het Engels en het Zuidnl. ook een variant met *fag(g)- bestond. Ze wijzen volgens Kroonen (2013: 124–125) op een Germaans ww. *fakk-, *fag- met de betekenis ‘loshalen, loshangen’, van waaruit ‘slap’ en ‘slaperig’ goed verklaard kunnen worden. De wortelvorm *fak- zou dan secundair als aanpassing van *fakk- aan *fag- ontstaan zijn. Uiteindelijk zou het woord teruggaan op de PIE wortel *poḱ-, *peḱ- ‘wol plukken’ (van een schaap), en verwant zijn met Nl. vee en vacht.
Taalgaardenier zegt
In de reeks Puk en Muk was Klaas Vaak de achtergrondbezieler. Ook in Vlaanderen werd deze reeks gretig gelezen. Overlappend in de tijd, met Marten Toonders’ Ollie B.Bommel en Tom Poes.
We hebben er mooie herinneringen aan.
Wat betreft de status van Oud-Nederlands, heeft vaak een andere betekenis dan slaap. Het beschrijft eerder het indommelingsstadium, tussen bewust zijn, en slapen. Er is dan ook geen reden om het niet meer als standaardtaal te brandmerken.
Marcel Plaatsman zegt
Vanochtend, nog maar half wakker, sprak ik met m’n eega over het woord “vaak”, dat zij als Belgische nog wel buiten de Klaas Vaak-context bezigt, en ik mijmerde hardop over de mogelijke etymologie, die ik nog niet kende. Ik had niet kunnen bevroeden dat de Neerlandistiek-fee, tijdelijk niet bezoldigd met het ophalen van melktanden, zich terstond van mijn kussen weg zou spoeden met ’n boodschap voor Michiel de Vaan – dank voor deze etymologie!
Maggy R zegt
Apart dat twee woorden die qua klank zo dicht bijeen liggen, “vaken” en “waken” toch zo’n verschillende betekenis hebben. Het is niet uniek, al kan ik niet direct andere Nederlandse voorbeelden noemen. Het eerste wat in me op komt is het Engelse “to love” en “to loathe”, ook geen perfecte voorbeelden want bij een goed articulerend spreker van “the Queen’s English” zijn de klankverschillen onmiskenbaar. Op TV en in speelfilms is het verschil vaak nauwelijks hoorbaar. Heeft hier nog iemand betere voorbeelden?
Marcel Plaatsman zegt
“Leiden” en “lijden” zijn natuurlijk ’n mooi paar, ooit klonken ze verschillend, nu eender. Met ’n letter verschil zijn “juni” en “juli” natuurlijk klassiek (ik ben zelf in juni jarig en moet dat altijd twee keer zeggen).
Maar die v- en de w-, die liggen in de (noordelijke) standaarduitspraak inderdaad wel merkwaardig dicht bij elkaar. Ik weet dat veel Vlamingen het verschil tussen die noordelijke w- (dentolabiaal, anders dan in Vlaanderen, waar w- bilabiaal is) en de stemhebbende v-, voor zover die nog netjes zo uitgesproken wordt, niet duidelijk vinden (dat v- bij veel Nederlanders als ’n f- klinkt, al dan niet lenis, maakt het natuurlijk makkelijker) .
Op zich is ’t aardig materiaal voor ’n onderzoekje, waarbij (volgens de norm uitgesproken) paren als “voeden” en “woeden”, “vinden” en “winden” en “waan” en “Vaan” worden voorgelegd aan Vlamingen en andere buitenlanders, om te zien voor wie dit kleine verschil wel en niet hoorbaar is.
Lutgart Frans zegt
Beste,
Vaak, wordt in het Vlaams, anno 2021 nog courant gebruikt. Het is een Vlaams woord of zo u wil een Zuid Nederlands woord en hoort volgens mij niet als dialect woord geclassificeerd te worden.
Vriendelijke groeten, een Vlaamse vrouw
Florian zegt
Hartelijk dank voor de heldere uitleg voor het woord Vaak.
Weet iemand echter waarom de persoon in questie Klaas wordt genoemd? Schuilt er een folkloristische betekenis achter de etymologie van Nikolaas (van de Griekse samenstelling νίκη, nī́kē -overwinning- en λᾶας, lâas -steen, rots-)?