Een foute dt, hij is groter als ik, verkeizing typen in plaats van verkiezing: taalfouten heb je in alle soorten en maten. Maar hoe gaat je hoofd daarmee om?
Inleiding
Iedereen maakt weleens een foutje tijdens het schrijven. Jij en ik, maar ook professoren Nederlands. Van Matthijs Siegenbeek, de eerste hoogleraar Nederlands (Universiteit Leiden, van 1797 tot 1847) tot aan Jan Renkema, schrijver van het gezaghebbende taaladviesboek de Schrijfwijzer: we zijn allemaal maar mensen. Eigenlijk is het juist fijn dat we fouten maken, want daardoor kunnen we ze bestuderen. En het bestuderen van fouten is interessant, omdat het ons iets kan leren over hoe we taal leren, hoe ons taalsysteem werkt, en over hoe onze hersenen werken.
Verschillende soorten fouten
Het is eerst goed om je te realiseren dat de ene schrijffout de andere niet is. Het laagste niveau schrijffout is een typefout: dan type je bijvoorbeeld snel artiekl in plaats van artikel. Slordigheidje, kan gebeuren. Vervolgens komen we bij de spelfouten. Die zijn al behoorlijk interessant: je maakt ze namelijk vaak niet willekeurig, maar systematisch. Onderzoek van twee Vlaamse taalwetenschappers liet zien dat dt-fouten te verklaren zijn door onder andere de afstand tussen onderwerp en werkwoord (Frisson en Sandra 2002).
Vervolgens zijn er twee meer fundamentele fouten: de grammaticale fout en de normfout. Dat eerste type fouten is het heftigst: dat doe je iets totaal fouts. Neem deze zin: “Wie zorgde over jou flesje gooi op?” Dat kan niet in het Nederlands: je kunt er misschien na veel nadenken wel iets van maken, maar dat gaat alleen na veel moeite. Zo’n zin komt bij moedertaalsprekers van het Nederlands eigenlijk nooit voor: alle sprekers van het Nederlands hebben bepaalde regels geleerd, waar nooit iets mee fout gaat. “Koe de staan vier”, dat zegt niemand. Echte grammaticale fouten komen dus bijna nooit voor.
Dat ligt anders bij normfouten. Normfouten zijn fouten die ingaan tegen de norm van het Standaardnederlands, maar die geen onbegrijpelijke zinnen opleveren. “De meisje is meer groot als hij” is grammaticaal correct, maar de norm van het Standaardnederlands zegt dat je bij een vergrotende trap “dan” moet gebruiken. Net als dat je bij een vergrotende trap in principe “-er” gebruikt (groter). En dat Normfouten komen heel veel voor, vooral omdat er eigenlijk heel veel normen naast elkaar bestaan: de beschaafde schrijftaal, je eigen dialect, hoe je met je vrienden praat. Al die taalomgevingen zijn gebonden aan mogelijk verschillende normen. Als je een woord gebruikt in de verkeerde norm, dan kan dat sociale gevolgen hebben, zoals dat iemand je minder respect geeft. Of dat je rode streep door je proefwerk krijgt.
Wat vindt je brein ervan?
Het is al langer bekend dat grammaticale zinnen en ongrammaticale zinnen anders worden verwerkt in je hoofd. Daar kwam men achter door te meten welke delen van je brein oplichtten, en door te kijken naar de snelheid waarmee je ogen bewegen tijdens het lezen. Maar wat vindt ons brein van normfouten? Daar keek een team van Nijmeegse onderzoekers naar. Je zou misschien verwachten dat ze als ‘fout’ worden gezien, omdat ze vanuit de norm van de standaardtaal ook fout zijn. Maar opvallend genoeg lijken normfouten, zoals ‘groter als’, niet verwerkt te worden als ongrammaticaal. Maar ze worden ook niet helemaal verwerkt als gewone, goede zinnen (zoals ‘de kat zat op de mat). Normfouten zitten qua verwerking tussen goed en fout in.
Intuinzinnen
Die verwerking tussen goed en fout in delen normfouten met een opvallend ander type zin: de intuinzin. Een intuinzin is een zin die je een bepaalde kant opstuurt, maar die dan opeens een andere kant op gaat. Een goed voorbeeld is deze zin: “De oude stal van de dominee maar werd gepakt”. Hier denk je waarschijnlijk eerst dat ‘oude stal’ een bijvoeglijk naamwoord plus zelfstandig naamwoord is. Maar als je verder leest, merk je dat dat niet kan: dan krijg je een ongrammaticale zin! ‘Stal’ blijkt een werkwoord, de verleden tijd van stelen, en ‘oude’ is een oud persoon. Uit het Nijmeegse onderzoek bleek dat je hersenen bij dit soort zinnen op dezelfde manier kortsluiting maken als bij normfouten. Helemaal soepel gaat het niet, helemaal mis gaat het ook niet: er is iets geks mee aan de hand.
Mogelijke opdrachten
Kun je nog meer intuinzinnen verzinnen? Waarom tuin je daar in?
Welke verschillende normen kom jij tegen in je eigen omgeving? Kun je voorbeelden geven van specifieke taalvormen die in die norm worden gebruikt die niet in overeenstemming zijn met de standaardtaal?
Wat zijn taalfouten die je echt hebt afgeleerd? En wat zijn taalfouten waarbij je nog steeds moet nadenken?
Artikelen
- Frisson, Steven en Dominiek Sandra (2002), ‘Determinanten van werkwoordfouten in de Nederlandse spelling. Een experimenteel onderzoek bij jonge en ervaren spellers’. In: Nederlandse Taalkunde (2), pp. 127-141
- Hubers, Ferdy. Tineke Snijders, en Helen de Hoop, H. (2016). How the brain processes violations of the grammatical norm: An fMRI study. Brain and Language 163. pp. 22-31.
- Van der Meulen, Marten. “Is groter als dan echt fout? Je hoofd vindt van niet” Online voorpublicatie op Neerlandistiek.
Dit is een aangepaste versie van “Is ‘groter als’ dan echt fout? Je hoofd vindt van niet!”, dat verscheen in ‘Opzienbarende ontdekkingen over taal’, het recent uitgekomen boek van Milfje Meulskens (Uitgeverij Van Dale). Dit stuk verscheen ook hier als voorpublicatie op neerlandistiek.nl. Over dt-fouten verscheen ook een hoofdstuk in dat boek.
Jos Van Hecke zegt
Uiteraard maken we taalfouten. Dat is niet verboden en er staat geen boete noch doodstraf op maar men zal ze best wel vermijden. De leraar Nederlands en de Nederlandse Taalunie worden geacht ons daarin met raad en daad te kunnen en te willen bijstaan. Grammaticale fouten zijn fouten tegen de fundamentele eigenheden, vormen en functies van de Nederlandse (standaard)taal. Het geslacht van het substantief – drie geslachten in totaal – is er één van. Samen met één van de twee bepaalde lidwoorden ‘de’ of ‘het’ krijgen we dan de grammaticale tweedeling in man. / vr. ‘de’ woorden en onzijdige ‘het’ woorden. Derhalve vindt mijn brein dat er in de hierboven vermelde zin (“De meisje is meer groot als hij” is grammaticaal correct…) iets ten gronde niet klopt met één van de fundamenten van de grammatica van de Nederlandse taal, nl. het woordgeslacht … of heeft mijn brein er mij dan toch gewetenloos doen intuinen?