Gegroet, vrienden van de verscheiden neerlandici! We zijn alweer toe aan de derde aflevering van onze nieuwe slowquiz, waarin het niet gaat om het snelste of het beste antwoord, maar om de bevrediging die een weldoordacht of snedig verhaal ons allen oplevert. U krijgt het hele lijstje van neerlandici die we de komende week gedenken. Als u een verhaal hebt over een van hen, voegt u het bij de reacties toe. Het mag ook een persoonlijke herinnering zijn aan de confrontatie met zijn of haar werk, als het maar aardig is om te lezen.
Op deze manier richten we het komende jaar een op gedenksteen in verhalen op voor al onze verscheiden neerlandici. Leest u vooral ook de vorige afleveringen met spannende verhalen over Ton Vallen, Carel Swinkels, Jac can Ginneken, Enno Endt en Jozef Vercoullie.
En u kunt natuurlijk ook nog altijd omissies in onze lijst signaleren!
Dit zijn de neerlandici die wij de komende week gedenken:
- zondag 30 april:
30-04-1907 geboortedag Jacob Hiegentlich 30-04-1940 geboortedag Jeroen Brouwers 30-04-1947 geboortedag Rien Rooker - maandag 1 mei:
01-05-1940 geboortedag Zdenka Hrnčířová 01-05-2013 sterfdag Piet Paardekooper - dinsdag 2 mei:
02-05-1965 sterfdag Gerard Geers - woensdag 3 mei:
03-05-1855 geboortedag Amaat Joos 03-05-1984 sterfdag Frederik Zwaan 03-05-2017 sterfdag Henk Meter - donderdag 4 mei:
04-05-1931 geboortedag Douwe Fokkema 04-05-1935 geboortedag Gerard-Herman Arendt - vrijdag 5 mei:
05-05-1863 geboortedag Frederik Stoett 05-05-1874 sterfdag Taco Roorda 05-05-1914 geboortedag Kurt Ruh 05-05-1941 geboortedag Dick Springorum - zaterdag 6 mei:
Geen neerlandici geboren of gestorven
Wat weet u nog van hen?
Marc van Oostendorp zegt
Taco Roorda heb ik nooit ontmoet, maar in 1995 publiceerde Jan-Wouter Zwart een geschiedenis van de ‘small clause’-analyse. Dat ging over zinnen zoals:
– Ik vind de slowquiz leuk.
Het idee was dat ‘de slowquiz leuk’ in die zin als geheel het lijdend voorwerp is van ‘vinden’, en dat het zelf een minizinnetje (small clause) is: ‘de slowquiz is leuk’. De structuur zou dan dus parallel zijn aan ‘ik vind dat de slowquiz leuk is’.
Dat fenomeen stond in de late jaren 80/vroege jaren 90 van de 20e eeuw sterk in de belangstelling van Nederlandse syntactici, maar Zwart toonde aan dat Roorda er rond het midden van de 19e eeuw al aan gedacht had, en volgens Zwart was Roorda daarmee de eerste.
Peter-Arno Coppen zegt
Wie meer wil weten over de taalopvatting van Taco Roorda kan daarvoor terecht bij een geleerd artikel in de Nieuwe Taalgids van 1984. Hij vocht een legendarische strijd met Matthias de Vries en Willem Brill, waarin hij het belang van de spreektaal voor de taalwetenschap verdedigde. Hieraan wordt kort gerefereerd in de Talenexpo van Levende Talen. Maar om er echt het fijne van te weten moet je natuurlijk dit proefschrift lezen.
In die discussie ging het hard tegen hard. De Vries verweet Roorda een opvatting “waarmee het geheele gebouw onzer grammatica ineenstort.” Op zijn beurt maakte Roorda weer korte metten met de eminente taalgeleerde Willem Brill, die de handhaving van de traditionele woordgeslachten had bepleit: “De heer Brill zou het heel stootend vinden, indien men van de hand van een vrouw of meisje sprekende, daarvan het manlijk voornaamwoord hij zou willen gebruiken, zooals de gemeene spreektaal doet. lk vraag me alleen af, hoe dan, als de mollige arm, de nette voet, de lieve mond of de boezem van een meisje of vrouw het onderwerp is, daarover gesproken wordt? Die woorden zijn toch volgens de woordenlijsten van het manlijk geslacht, al spreekt men ook van het liefste en zachtste meisje.” (citaat uit het proefschrift van Noordegraaf).
Peter-Arno Coppen zegt
Komaan mensen, er moeten toch mensen zijn met kleurrijke anekdotes over Piet Paardekooper, die naar mijn idee met Van Ginneken kan wedijveren in de strijd om de markantste neerlandicus aller tijden!
Cefas van Rossem zegt
Piet Paardekooper, die ik overigens altijd wel met professor heb aangesproken, was een bekende, zelfs onder de eerstejaars Nederlands in 1985. Waarschijnlijk kwam dat alleen door de manier van zinsontleding die zij op de middelbare school hadden gehad, want Ik had nog nooit van hem gehoord. Ook zou jij een bozige, moeilijke, strenge man zijn, zo gingen de roddels. Maar ja, waar werd dat op gebaseerd? Een paar jaar later, begin jaren ’90, ontmoette ik hem tijdens een van de vergaderingen van het Werkverband Geschiedenis van de Taalkunde, waar mijn vooroordelen als sneeuw voor de zon verdwenen. Na de vergadering, tijdens de wandeling van de Leidse universiteit naar het station, had ik een bijzonder leuk gesprek met hem over het bestuderen van aan het Nederlands gerelateerde creooltalen, mijn werk op dat moment. Hij was zeer geïnteresseerd, niet alleen in de stof, maar ook in mijn motivatie en achtergrond, de geschiedenis van de bestuderen en teksten enzovoort. Die interesse van hem en de aansporingen van mijn begeleiders, maakten het me makkelijk om hem eens wat voorbeelden te sturen van de relatief kort daarvoor ontdekte handschriften. Ik was wel eens benieuwd wat hij voor bijzonders in het Virgin Islands Dutch Creole zou zien.
En toen kreeg ik een telefoontje van hem, o jee. Hij nam geen blad voor de mond en van een voorzichtige opbouw van zijn mening was, in mijn herinnering, geen sprake. Het was wel heel duidelijk dat ik met een niet bestaande, niet natuurlijke taal werkte, geconstrueerd door missionarissen. ‘Wat erg om daarmee bezig te moeten zijn’, zei hij, en letterlijk zelfs ‘gecondoleerd met uw onderzoek’. Wij hadden toen al een paar honderd pagina’s in die neptaal gedigitaliseerd en ik kon zijn commentaar maar net hebben, Achteraf is het natuurlijk wel mooi om dit eens meegemaakt te hebben, maar toen….
Cefas van Rossem zegt
Ik zie nu de tikfouten pas….
Marc Beerens zegt
Op 30 april 1907, vandaag dus op de kop af 110 jaar geleden, werd te Roermond in een joods gezin Jacob Hiegentlich geboren, die reeds op 16-jarige leeftijd als auteur debuteerde met een bundel Duitstalige gedichten, ‘Die Rote Nacht’. Twee jaar later volgde de roman ‘Het zotte vleesch’, een van de zeldzaamste boeken uit de moderne Nederlandse literatuurgeschiedenis (ik houd mij warm aanbevolen voor een exemplaar van de eerste druk met het stofomslag). Naar verluidt kocht Jacobs vader Sallie, in Roermond een vooraanstaand winkelier, de oplage op, uit angst voor reputatieschade – ‘Het zotte vleesch’ was een sleutelroman waarin de nodige personen uit de hogere Roermondse kringen figureerden.
In 1927 ging Jacob aan de Gemeentelijke Universiteit in Amsterdam colleges Nederlands volgen, met het oog op een door hem te behalen M.O.-akte, die hij op 17 november 1930 in de wacht zou slepen. Van 1932 tot 1935 was hij als leraar Nederlands verbonden aan het Theosophisch Lyceum Drafna te Naarden. In de tweede helft van de jaren ’30 zou hij zich manifesteren als auteur van opstellen en romans (zie voor meer informatie de links hieronder). In de nacht van 14 op 15 mei 1940 nam Jacob Hiegentlich vergif in, om op zaterdag 18 mei 1940 te overlijden in het Wilhelminagasthuis te Amsterdam. Hij werd 33 jaar oud.
Een van zijn leerlingen in Naarden was Gerrit Borgers, die later directeur van het Letterkundig Museum en hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam zou worden. In een interview heeft Borgers herinneringen opgehaald aan zijn docent; een fragment:
‘Het moet zo omstreeks 1934 geweest zijn dat ik hem toen heb gehad. Ik herinner me nog goed de eerste keer dat ie daar kwam. We zaten met z’n zessen, dat was de hele klas, in afwachting van wat nu weer voor een nieuwe leraar op zou duiken. Komt ie binnen met een enorme dikke tas. Klein mannetje. Zwaait die deur open, kijkt ons even aan en springt op de tafel en spreidt dan z’n beide armen uit en buldert werkelijk door die grote kamer, ’n klas was het eigenlijk nauwelijks, ’n grote kamer: “Christenhonden!”.
En wij natuurlijk volkomen verbouwereerd, want hij was ons voor en wij waren van plan hém te pesten. Maar daar hadden wij niet van terug. Daarna ging ie rustig zitten en zei ie: “Ja, ik ben maar vast begonnen, want binnen een paar lessen zeggen jullie toch tegen mij vuile rotjood.”
Dat hield hem altijd enorm bezig. Maar hij kon al heel gauw die hele klas volkomen meeslepen. Hij was echt een man van veel pathos, maar tegelijkertijd van een grote argeloosheid en eerlijkheid. Hij was een groot bewonderaar ook van Napoleon, daar had ie het ook voortdurend over. Alles wat groots en meeslepend was trok hem bijzonder aan, maar tegelijkertijd was ie zo somber als wat.’
Meer informatie:
http://www.dbnl.org/tekst/hieg001cype01_01/hieg001cype01_01_0001.php
https://www.joodsmonument.nl/nl/page/517538/about-jacob-hiegentlich
https://en.wikipedia.org/wiki/Jacob_Hiegentlich
Jeroen Brouwers wijdt in ‘De laatste deur’ een hoofdstuk aan Jacob Hiegentlich.
Van ‘Het zotte vleesch’ verscheen in 2007 een heruitgave bij Stichting Rura te Roermond, met een uitstekende inleiding door Peter Nissen. De herinnering van Borgers vinden we vermeld op p. 32-33 van deze inleiding. De heruitgave is antiquarisch via boekwinkeltjes.nl goed verkrijgbaar.
Peter-Arno Coppen zegt
Jacob is inmiddels toegevoegd aan onze galerij.