Door Marc van Oostendorp
Binnenkort kunnen we als alles goed gaat genieten van een slogan: één ‘heldere en vooral krachtige zin’ waarin de wereld wordt duidelijk gemaakt waarom de archeologie ‘belangrijk’ is. De oudheidkundige Jona Lendering blogt erover in zijn onvolprezen privé-krant Mainzer Beobachter, en geeft tussen neus en lippen door ook een aanzet tot de gezochte zin: de archeologie heeft volgens hem bewezen dat er ‘vooruitgang’ is geweest in de menselijke geschiedenis.
Lendering, – een van de belangrijkste wetenschapscommunicators van ons land, zeker op het gebied van de geesteswetenschappen –benoemt ook een belangrijke doelstelling voor alle wetenschap: “zo veel mogelijk mensen zo snel mogelijk informeren” over wetenschappelijke kennis. Volgens hem zijn de geesteswetenschappen het verkeerde pad op gegaan op het moment dat ze zich te veel op het onderzoek richtten en, daarmee hangend, zich te sterk specialiseerden. Ze kunnen daarom niet meer aan die taak voldoen en hebben zich daardoor onbelangrijk gemaakt.
Lendering heeft gelijk. Als ik het belang van de neerlandistiek of van de taalkunde zou moeten formuleren, zou ik al snel teruggrijpen op zaken die eigenlijk alleen zin hebben als je ze uitdraagt. Het is vreselijk belangrijk voor een samenleving dat ze goed begrijpt hoe haar taal in elkaar zit, hoe die taal gebruikt kan worden en gebruikt is én dat ze begrijpt hoe het oermenselijke verschijnsel taal in elkaar zit.
Verrijkend
Ons mens-zijn wordt erdoor verrijkt, onze samenleving kan er alleen op vooruit gaan als we dat soort zaken beter begrijpen. Als het menselijk leven zin heeft, is dat minstens voor een deel gelegen in het beter begrijpen wat de mens eigenlijk is, in wat voor wereld hij leeft. (Al zijn er natuurlijk ook heel andere doelen, zoals zorgen voor elkaar en proberen de wereld een beetje beter te maken.)
Maar stel nu dat dit allemaal waar is – één heldere en vooral krachtige zin is het in ieder geval nog niet – dan heeft dat allemaal eigenlijk alleen zin als we het proberen te delen met andere mensen, met de samenleving. Het heeft eigenlijk geen zin als er alleen een clubje mensen is dat ergens onder een tl-buis zit en een beter zicht heeft op het menszijn. De inzichten, hoe voorlopig ook, en hoeveel onenigheid er ook is over de interpretatie van allerlei feiten, moeten gedeeld worden. Als is het maar omdat hoogstaande discussie over dit soort kwesties óók al verrijkend is.
Het geldt denk ik voor andere wetenschappen ook: kennis is zinloos als hij niet gedeeld wordt, en uiteindelijk zelfs niet doorsijpelt naar ieder leven. Ik denk niet dat dit betekent dat iedere wetenschapper zich permanent moet bezighouden met zo snel mogelijk zo veel mogelijk mensen te bereiken. Sommige mensen zijn beter in het vinden van nieuwe inzichten dan in het verspreiden ervan. En we hebben behoefte aan allebei.
Wouter van der Land zegt
Volgens mij is er geen gebrek aan wetenschapspopularisering, ook niet van de archeologie en al helemaal niet van taalkunde en de Nederlandse taal. Elke faculteit heeft wel een Ionica Smeets of Bas Haring rondlopen en boeken van internationale populariserende grootheden als Stephen Pinker en Daniel Dennett liggen bij de Bruna in stapels op de uitstaltafels. Vaktermen als ‘reptielenbrein’ vallen tegenwoordig in elke bedrijfskantine en iedereen ouder dan 6 weet inmiddels dat de vrije wil en het ‘ik’ problematische begrippen zijn. Er bestaat geen talkshow waar niet af en toe een taalspecialist als Wim Daniëls of Paulien Cornelisse aanschuift. En bakken subsidie worden mede namens Halbe Zijlstra uitgegeven voor fraai geïllustreerde werken als de Atlas van de Nederlandse taal.
Het probleem is dat de stand van de wetenschap desondanks niet goed doordringt tot hoe we als mensen over onze menselijke toestand denken en discussiëren. Ik denk dat Jona Lendering een punt heeft als hij beweert dat dit mede komt doordat wetenschappers geen grote duiders meer zijn, mogelijk als gevolg van te smalle opleidingen. We hebben een nieuwe Sartre nodig, geen slogan.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik heb indertijd de Leidse hoogleraar Willem Wagenaar ooit horen beweren dat je eigenlijk van je onderzoekstijd ongeveer 50% moet besteden aan het uitdragen van de resultaten, met name voor het grote publiek. En ik zou, met alle respect voor Wim Daniëls en Paulien Cornelisse, cabaretiers niet meteen met wetenschap associëren. Misschien wel met popularisering van een zekere reflectie op taal en taalgebruik, maar dat is daarmee nog geen taalwetenschap.
Ik ben het er overigens mee eens dat we ook ‘grote duiders’ kunnen gebruiken.
Jos Van Hecke zegt
En wat zou ’taalwetenschap’ dan ten gronde (veel) méér kunnen zijn dan “een zekere reflectie op taal en taalgebruik”?
Peter-Arno Coppen zegt
Twijfel je daaraan? Natuurlijk kun je met ‘een zekere’ alle kanten op, maar naar mijn idee kun je je wel een schaal voorstellen van ‘een zekere reflectie’ via ‘een geïnformeerde reflectie’ en ‘een theoretisch gefundeerde reflectie’ tot iets als ‘een theoretisch vernieuwende reflectie.’ Ik zeg maar wat, maar dan begint de taalwetenschap ergens bij dat derde niveau. Mee eens?
Jos Van Hecke zegt
Neen, in zekere zin twijfel ik daar niet aan en ja, ik ben het met jou eens dat de woordjes ‘een zekere (x)’ voor nadere invulling vatbaar zijn, zeker in de wetenschappen die per definitie gericht zijn op meetbare invulling, ordening, inzicht en verder ook op controleerbare en stuurbare toepassing. Edoch, blijf ik van mening men op dit vlak met levende taal en dus met concrete mensentalen ‘omzichtig’, minstens ‘bescheiden’ moet omspringen, zeker als men het over (taal)theorie wil hebben. Vraag het (thans) maar eens aan Chomsky…….
Maar hoe dan ook, ik zal het volmondig met jou eens dat het fenomeen ’taal’ op zich maar vooral ook in zijn diverse functies enorm belangrijk is en dus zeker de moeite om nader te ‘bekijken’ en het in al zijn vormen en uitingen te bestuderen, evenwel zonder het fenomeen ’taal’ in een (al te) theoretisch keurslijf te willen duwen, laat staan in een wetenschappelijk georiënteerd uniform ‘model’. Taal leent zich vooral tot filosoferen en wat is filosoferen anders dan reflecteren dat bovendien altijd gebeurt in een welbepaalde concrete taal. Uiteraard kan men op verschillende manieren, op verschillende niveaus, met verschillende doelen en met verschillend resultaat reflecteren maar wezenlijk is en blijft de kern ervan: ’taal’ en in de concrete toepassing ook steeds een welbepaalde taal. Hiermee zijn we dan meteen ook beland bij het belangrijk debat over het enorme belang van de moedertaal/gemeenschapstaal, over de inhoud, de kwaliteit, het doel en het nut van het schoolvak ‘Nederlands’ (in Nederland, Vlaanderen en ten dele allicht ook in Suriname) en het zo mogelijk nog groter belang van een ‘hervernederlandsing’ van de hogescholen in Nederland en – zij het iets minder – ook in Vlaanderen.
Peter-Arno Coppen zegt
Ja, dat vind ik allemaal ook belangrijk, maar de kwestie leek mij hier of juist die reflectie op basis van de neerlandistische wetenschap een meerwaarde heeft bovenop die informelere reflectie van mensen als Daniëls en Cornelisse (die zeker ook zijn waarde heeft). De wetenschap, met al haar keurslijven en theoretische modellen, levert inzichten op, die in het grote nadenken over taal en taalgebruik niet onvermeld mogen blijven.
Wouter van der Land zegt
Peter-Arno Coppen schreef: ‘de kwestie leek mij hier of juist die reflectie op basis van de neerlandistische wetenschap een meerwaarde heeft bovenop die informelere reflectie van mensen als Daniëls en Cornelisse’.
Naast de caberetiers Daniëls en Cornelisse noemde ik in mijn reactie hierboven o.a. de wetenschapper Stephen Pinker, die net als veel andere geleerden van de laatste decennia hun onderzoek en inzichten in populaire vorm presenteren. Pinker is geloof ik geen echte taalkundige, maar zit er dicht genoeg bij. Je kunt door alleen boeken en tijdschriften van bij de Bruna te lezen redelijk goed bij zijn wat betreft de stand van de wetenschap, inclusief die van de taalkunde.
Het meest verbazingwekkende van onze tijd is imho toch dat al die beschikbare inzichten heel moeizaam hun weg vinden naar het openbare debat, naar hoe we over ons zelf denken en spreken. Het begrip van de vrije wil, een fundament van o.a. ons strafrecht, is dubieus geworden, maar we doen wat dat betreft net alsof we nog in de negentiende eeuw leven en van niets weten. Jona Lendering geeft het al even gedateerde voorbeeld van mensenrassen.
We worden gevangen gehouden door bijna onuitroeibare denkvastigheden. Die moeten wankelen en de Daniëlsen en Cornellisses kunnen daar zeker een rol bij spelen.
DirkJan zegt
Binnenkort wordt u hoogleraar ‘academische communicatie;’. Ik denk dat de meeste Nederlanders niet weten wat dat betekent.
Marc van Oostendorp zegt
Ik begrijp de portee van die opmerking niet. Het zal best kloppen, maar wat betekent dat? Ik denk eigenlijk dat ‘de meeste Nederlanders’ een functie-omschrijving hebben waarvan ‘de meeste (andere) Nederlanders’ niet begrijpen wat die precies betekent. Dat is op zich misschien een probleem (ik vraag eigenlijk nooit naar iemands functie-omschrijving), maar van een andere orde dan de vraag of de inhoud wel over het voetlicht komt. Dat laatste lijkt me urgenter dan dat mensen precies weten wat er op mijn arbeidsovereenkomst staat.
(Dit nog even los van het feit dat ‘academisch communiceren’ me nu ook weer niet het alleringewikkeldst te begrijpen lijkt: communiceren in een academische context, dat wil zeggen: communiceren over onderzoek. Ik ben ook weleens ergens hoogleraar Fonologische microvariatie geweest, dan kun je je lol pas echt goed op.)
DirkJan zegt
Maar misschien snap ik het dan ook al niet. Dus het is wat anders dan wetenschapscommunicatie? (Ik las ‘hoogleraar academische communicatie’ in de kop van een stukje op de blog van Nederlands Nijmegen.)
DirkJan zegt
Mogelijk nam ik het dan te serieus op en moet ik er juist de humor van inzien: In Leiden kun je ouderwets wetenschapscommunicatie studeren en in Nijmegen straks gloednieuw academische communicatie, Met verbeterde formule! 😉
Jos Van Hecke zegt
In dit verband: het Vlaamse (Gentse) fenomeen LIEVEN SCHEIRE, tevens in ‘comedy’ kringen bekend in Nederland, die zich tot doel stelt de fysica bekend en geliefd te maken bij een breed publiek. Hij legt onder meer de kwantum mechanica en de relativiteitstheorie uit in onderhoudende programma’s waarin ook kan worden gelachen. Straks begint ie aan een zalentoernee waarin hij genetica, genetische manipulatie en aspecten van toegepaste ‘DNA constructietechniek’ aan de (gewone) man wil brengen Deze wetenschapper – die in zekere zin ook ‘kunstenaar’, ‘filosoof’ en ook ‘pedagoog is – kan in de eerste plaats zichzelf en zijn status van wetenschapper bijzonder goed ‘relativeren’. Hij kent en kan bovendien méér dan alleen maar Nederlands en Engels. Hier alvast een lezenswaardig krantenberichtje: http://www.nieuwsblad.be/cnt/dmf20140131_00957466 en de schakel naar zijn webstek: http://lievenscheire.be/
Wetenschap kan ook plezant én verrijkend zijn voor iedereen; veel plezier ermee!
Peter-Arno Coppen zegt
@Wouter van der Land: jaja, dat ben ik allemaal met je eens: de cabaretiers vervullen een positieve en duidelijke rol. En er zijn ook wetenschappers zoals Pinker (die uiteraard een taalwetenschapper genoemd mag worden, al is hij dan geen neerlandicus). Ik reageerde op Jos van Hecke die leek te beweren dat taalwetenschap niet meer was (of kon zijn, of zou moeten zijn) dan informele reflectie. Ik ben het met jou eens dat het ook gaat om het loswrikken van vastgeroeste denkbeelden, maar dat is ook weer geen reden om de wetenschap erbuiten te houden.