Door Marc van Oostendorp
De ie in ‘bier’ is langer in het Nederlands dan de ‘ie’ in ‘ziek’. In het Afrikaans is dat ook zo, maar er zijn een paar uitzonderingen. Wat kunnen we daaruit leren?
(Met dank aan Andries Coetzee van de Universiteit van Michigan.)
(Bekijk deze video op YouTube.)
Freek Van de Velde zegt
Overigens worden in het Vlaams-Brabants heel veel ies lang uitgesproken, ook die welke niet voor een ‘r’ staan. Dat zal wel te maken hebben met het feit dat de korte ‘i’ et geslotener uitgesproken wordt, zodat je de lengte nodig hebt om het onderscheid te maken tussen bijvoorbeeld ‘dip’ en ‘diep’.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, dat is zo, en het geldt trouwens ook voor veel Noord-Brabantse dialecten. (Mijn proefschrift ging daar voor een deel over.) In het standaard-Nederlands geldt het ook voor bepaalde leenwoorden: ’team’ rijmt niet perfect op ‘kiem’.
Marcel Plaatsman zegt
In het Tessels zijn er ook uitzonderingen op de wetmatigheid, dat “ie” voor “-r” lang is, maar die zijn eenvoudiger in een regel te vangen: als er een tweede lettergreep volgt, is de “ie” kort. Het is dus “biêr”, maar “biertje”, en je zegt ook “wier”, maar het oude buureiland heet “Wiringe”. Nu kan de “ie” in dit dialect ook elders lang zijn, bijvoorbeeld in “tiêd” (tijd), en ook dan staat er weer die verkorting naast: “tiedje”. Er is dus een redelijk eenvoudige klankwet te formuleren.
Het Afrikaanse “hierdie” zou je met deze regel in het achterhoofd ook nog wel zó kunnen verklaren, maar dan blijf je nog altijd zitten met “koer” en “ier”. Ik ben nu wel benieuwd naar de vertaling van “biertje” in het Afrikaans.
Marc van Oostendorp zegt
Het Afrikaans heeft behalve ‘hierdie’ ook ‘daardie’ en (informeel) ‘doerdie’ (voor dingen die heel ver weg zijn). Coetzee spreekt die laatste twee wel met een lange klinker uit.
Henk zegt
Er valt me wat op als ik Coetzee hoor praten. De lange klinkers die hij voor de [-r] gebruikt, lijken me echte lange klinkers toe, geen diftongen.
In het Standaardnederlands heb je, afgezien van een paar leenwoorden, alleen maar een korte en een gediftongeerde variant van [i], [u] en [y] en die vormen voorspelbare positionele varianten van elkaar. Een Nederlands oor hoort waarschijnlijk nauwelijks verschil tussen een echte lange variant van die klinkers en een gediftongeerde variant. Voor een Fries oor zijn ze echter heel verschillend. In het Fries zijn de lange, korte en gediftongeerde klinkers zelfs drie verschillende fonemen. Zo heb je (met de Nederlandse vertaling erachter):
[vit] – wit
[viit] – wijd
[vi@t] – nat
[buk] – boek
[bu:k] – beuk
[bul] – bel
[bu@l] – boel
[fu:l] – fel
[fu@l] – viel
Dat verschil neem ik ook in het Nederlands waar. De klinker in ’team’ is voor mij heel duidelijk een andere dan die in ‘bier’, die in ‘cool’ een andere dan die in ‘boer’. (Die in het Friese ‘koel’ is trouwens wel dezelfde als die in ‘boer’.) Het uitloopverschijnsel van klinkers voor de [-r] in het Nederlands levert over het algemeen een diftong op, maar in de Afrikaanse voorbeelden van Coetzee hoor ik lange eenklanken.
Een overgang van een klinker naar een [r] via een sjwa ligt voor de hand, maar het lang aanhouden van die klinker veel minder. Je hebt dan aan het einde van die lange klinker nog steeds dezelfde moeizame overgang naar de [-r]. Ik vraag me dan ook af of de lange klinkers in het Afrikaans überhaupt wel een positionele variant van de korte zijn.
Ik zou daarom zeggen dat het de moeite waard zou kunnen zijn om te kijken of er aanwijzingen voor bestaan dat het Afrikaans net als het Fries een fonemisch lengteverschil heeft.
Weia Reinboud zegt
De oe in boerin en boerderij is een stuk korter dan in boer. Ze zijn onbeklemtoond, dat wel.