Door Marc van Oostendorp
We hadden nog wat geld te besteden en toen we daarover nadachten, zeiden we tegen elkaar: waarom niet wat taalkundigen van over de hele wereld naar Crecchio brengen. Dat is een beeldschoon dorp dat naast het geboortedorp van Roberta, mijn vrouw, ligt – er is nauwelijks infrastructuur, geen hotels, geen conferentiezalen, geen openbaar vervoer.
Dat maakt het lastig om er iets te organiseren. Maar het zorgt er ook voor dat wie er eenmaal is, niet zo gemakkelijk meer wegkomt – geen pauze neemt voor een lezing die hem even wat minder interesseert, niet urenlang alleen met die ene collega gaat kletsen met wie hij een project wil gaan schrijven. We zouden de mensen lokken met het eten en de zon, en we zouden ze vervolgens met elkaar opsluiten met discussie over zogeheten passiefconstructies en klinkerbotsingen.
Slaaf van emoties
Net zoals veel geesteswetenschappen wordt de taalkunde geplaagd door zeer heftige scholenstrijd. Geleerden zeggen de naarste dingen over andere geleerden, beschuldigen hen van bijgeloof en onwetenschappelijkheid, of van fraude en charletannerie. Iedere school claimt voor zichzelf grote progressie in inzicht in wat taal ‘werkelijk’ is en beschuldigt de anderen van stilstand of zelfs van reactionair gedrag.
Dat moet misschien ook wel zo zijn. De taal is zo nauw verweven met wat het betekent om mens te zijn, met ons denken, met de manier waarop we met elkaar omgaan, dat het beeld dat je van taal hebt ook zeer nauw verbonden is met je kijk op de mens. Is hij een blinde machine die zonder veel contact met anderen de werkelijkheid aanschouwt? Een nietig schakeltje in wat de mensheid is? Een wonder van creatieve kracht? Een slaaf van emoties en invloeden van buiten? Je kunt er niet omheen als mens je een beeld van jezelf te vormen, en daarmee van de taal.
Gemakkelijker en prettiger
Scholen zijn daarmee vaak groepen mensen met een min of meer gelijk mensbeeld. De verbittering vloeit voort uit het feit dat het moeilijk te begrijpen is dat er mensen zijn die zo totaal verkeerd begrijpen wat het betekent om mens te zijn.
En toch is het belangrijk om daar af en toe overheen te stappen. Bijvoorbeeld omdat die andere onderzoekers vaak ook niet op hun achterhoofd gevallen zijn, en interessante ideeën kunnen hebben die je eigen gedachten kunnen scherpen; of op zijn minst omdat ze op al hun dwaalwegen toch ook gegevens hebben gevonden die voor jou van belang kunnen zijn.
In het dagelijks leven is voor zulke ontmoetingen vaak geen tijd. Je moet een nieuw artikel schrijven in een toptijdschrift en daarvoor helpt geleuter over de grondslagen van het vak niet, of in ieder geval niet onmiddellijk. Het is bovendien vaak gemakkelijker en prettiger te communiceren die jouw aannames ongeveer delen.
Nauwkeuriger
En dus hadden we mensen uitgezocht die weliswaar allemaal heel verschillende ideeën hebben, maar die we kenden als bereid om zich enigszins in andere standpunten te verdiepen en daar helder over te discussiëren.
Het heeft gewerkt. We hadden niet alleen goede, interessante discussies en zonneschijn en meer pasta dan sommige collega’s op konden, maar ik geloof dat het over en weer ook meer begrip heeft opgeleverd, een nauwkeuriger en inhoudelijker inzicht van waar de verschillen liggen. Onze collega Martin Haspelmath schreef er deze blogpost over. We willen het wel weer een keer doen, als we weer wat geld hebben.
Hier is het programma met de ‘position papers’ van de deelnemers. Hier zijn een paar video’s van de workshop:
Lezing David Adger, Three types of Universals; Three types of Variation:
Lezing Martin Haspelmath, The DNA and evolution of language structures:
Lezing Theresa Biberauer, Going beyond the input: three factors and language acquisition:
Lucas zegt
Het zou leuk zijn als we meer van dit soort dingen in de buurt hadden. Te vaak als ik een cursus bij LOT volg heb ik toch het idee dat ik met mensen zit die daar in hun comfortzone zitten: formele semantici bij formele semantiek, generatieve syntactici bij generative syntax, etc. Terwijl ik juist het meeste heb geleerd bij de niet-interactionele cursussen (sterker nog, volgens mij de interactionele cursussen nog nooit heb gevolgd).
Marc van Oostendorp zegt
Ja, dat is een groot probleem, en ook moeilijk te begrijpen, vind ik. Natuurlijk is het belangrijk om je te specialiseren als je een proefschrift wil schrijven, maar waarom zou je je meteen helemaal in één klein gebied opsluiten. En vooral: als je in het onderzoek wil blijven, is de kans groot dat je aan een universiteit zal gaan werken, en je vergroot je kansen dan evident als je meer dan één vak kunt doceren. Veel opleidingen hebben minder behoefte aan mensen die alléén formele semantiek (of wat dan ook) kunnen doceren.