Door Marc van Oostendorp
Sommige taalkundigen spelen elkaar vragen door als was het leven Twitter en waren die vragen kattenplaatjes. Ik kreeg nu dan weer deze onder ogen: waarom kun je eigenlijk de volgorden van laten staan! best omdraaien (staan laten!) en die van laat staan! niet: staan laat! is geen goed Nederlands bevel.
Nu moet ik erbij zeggen dat één collega die ik de vraag doorstuurde, heel verontwaardigd reageerde: wat was dat voor een kleutervraag? Wist ik dan niet dat laten staan! bestaat uit twee onbepaalde wijzen en dat die zin als het ware een afkorting is van zoiets als:
- Je moet dat laten staan!
De werkwoordelijke groep aan het eind kun je nu eenmaal omdraaien in het Nederlands:
- Je moet dat staan laten!
Nu vind ik die laatste zin een beetje raar, maar staan laten! vind ook niet iedereen even acceptabel. (Mijn collega Ton van der Wouden kwam met een paar die allebei wel redelijk klinken: zitten blijven! en blijven zitten!)
Aan de andere kant is laat staan een echte gebiedende wijs, en dan moet het werkwoord dat in die gebiedende wijs staat nu eenmaal altijd helemaal voorop in de zin staan, misschien als een soort signaal dat het inderdaad een gebiedende wijs is.
Er is geloof ik nog iets eigenaardigs aan de hand. Je kunt meestal wel een lijdend voorwerp laten staan bij een gebiedende wijs:
- de telefoon opnemen!
- dat boek helemaal lezen!
Bij de ene volgorde lukt me dat met die gecompliceerde gebiedende wijzen gemakkelijker dan bij de andere volgorde:
- dat kopje laten staan!
- dat kopje staan laten! [vreemd]
Waar dat aan ligt, is niet helemaal duidelijk. Als het lijdend voorwerp onbepaald is, kun je bovendien wel conteksten bedenken waarmee het wel kan (wel een flesje voor ons staan laten, hoor!)
Mensen hebben bovendien allerlei specifieke associaties met sommige volgordes. “‘Blijven zitten’ zeg je tegen kinderen en ‘zitten blijven’ tegen je hond of papegaai”, zei iemand, en daar kan ik me wel iets bij voorstellen. Maar waarom?
Peter-Arno Coppen zegt
De pv staat toch vooraan omdat het hoofdzin is? Niet om een of andere signaalfunctie.
Bij dat lv lijkt mij de natuurlijke volgorde ‘laten staan dat kopje!’ of ‘staan laten dat kopje!’ Zonder de karakteristieke intonatie van een ‘afterthought.’ Ook gek. Is ‘staan laten’ soms een eenheid? Bij een richtingsbepaling blijft die voor het werkwoord: ‘naar huis laten sturen dat kind!’
Marc van Oostendorp zegt
Ik weet niet wat voor bewijs er zou zijn voor de stelling dat ‘de pv vooraan staat omdat het de hoofdzin is’ of ‘vanwege een signaalfunctie’. Zoals ik ook niet zou weten hoe je het omgekeerde moet bewijzen. Het lijken me twee manieren van zien. Maar naar mijn idee heeft het begin van de (hoofdzin) in het Nederlands die functie: als de pv op de tweede plaats staat weet je dat je normaliter een stellende zin hebt of een vraagwoordvraag. Staat hij op de eerste plaats, dan heb je een vraag of een bevel (of deze zin).
Peter-Arno Coppen zegt
Nou ja, los van de reden waarom het zo is, structuralistisch gezien zou je toch zeggen dat je in ‘laat staan’ een voor-pv met werkwoordelijke eindgroep hebt (waar nog van alles tussenin kan) en in ‘staan laten/laten staan’ alleen de werkwoordelijke eindgroep? En dat je daardoor geen ‘staan laat’ hebt, maar wel (met wisselend oordeel) ‘staan laten’?
Wouter van der Land zegt
Marc van Oostendorp schreef: ‘“‘Blijven zitten’ zeg je tegen kinderen en ‘zitten blijven’ tegen je hond of papegaai”, zei iemand (…) . Maar waarom?’
Dat heeft denk ik met nadruk te maken. ‘Zitten’ bevat voor honden de belangrijkste informatie en die geef je bij een hond liefst met heel veel nadruk, dus op de eerste positie. Bij kinderen is ‘blijven’ de belangrijkste informatie. Zitten doen ze wel even, maar liever niet al te lang. Je kunt het woord ‘blijven’ ook makkelijker vervriendelijken door het gerekt uit te spreken. Kinderen spreek je graag wat liever toe.