De taal van Ilja Leonard Pfeijffer (11)
(Deze week een miniserie binnen onze serie waarin we nummer 18 in verschillende reeksen in Pfeijffers werk bespreken.)
Door Marc van Oostendorp
Ik ken weinig gedichten die zo overweldigend beginnen en zo onbeholpen eindigen als Idylle 18, uit de bundel Idyllen van Ilja Leonard Pfeijffer. Dat gedicht gaat over de reis van een Malinese asielzoeker die begint met fraaie fantasieën over hoe de wereld waarheen hij vertrekt eruit zal zien, en eindigt met een onnodige, doffe verdrinkingsdood in de Middellandse Zee.
Het slot heeft de kwaliteiten van een smartlap:
Want voor een neger is het illegaal te dromen.
En als je al halfdood bent, zal een visser komen
die als de dood is voor de wet. Wie negers redt,
wordt als een mensensmokkelaar zo vastgezet.
Gelukszoeker word ik genoemd in de annalen.
Ik wou dat ik het tot zover had mogen halen.
Ik wou bestaan. Ik had zo graag iets mogen mogen.
Maar nu zie ik voor altijd zee met dode ogen.
Het is alsof Mary Servaes nog leeft: Hij was maar een neger. (Ook in ander werk over dit thema, zoals het bijna gelijkluidende verhaal van Djiby P. Souley in La Superba, gebruikt Pfeijffer overigens neger op een manier die in Italië geloof ik inmiddels gebruikelijker is dan inmiddels in Nederland.) Het is alsof er inderdaad annalen bestaan waarin dit soort zaken worden bijgelegd. Het is alsof de beschreven ellende iedere wens om het nog literair op te schrijven heeft lamgeslagen.
Lillend spek
Het enige stijlmiddel in het slot dat aan de rest van het gedicht herinnert is mogen mogen. Dat soort herhalingen komen ook eerder in het gedicht voor:
Ze hadden mij beloofd dat ik als prins zou gaan
op leren schoenen van echt leerZe hadden het beloofde fucking land beloofd
Leren schoenen van echt leer zijn meer van leer dan leren schoenen of schoenen van leer. Ze drukken het ongelooflijke uit van dat zoiets kan bestaan: iets dat te mooi is om waar te zijn, en het daarom uiteindelijk ook niet zal blijken te zijn. Het ‘als een prins gaan’ zal dan ook plaats vinden ’tussen de koeien / die vet als nijlpaarden op grasland staan te loeien / tot iemand tanden zet in al hun lillend spek’. Alsof alleen op leren schoenen van leer (dat waarschijnlijk van koeien gemaakt is) al niet genoeg is!
Ljetten
Mutatis mutandis geldt datzelfde ook voor het beloofde land beloofd en mogen mogen: door de herhaling wordt het echter, of juist minder echt – een ingewikkeld spel met verlangen en droom en daad.
Die overdaad wordt vooral in de eerste regels van de Idylle fraai uitgewerkt. Het gedicht begint zo:
Ze hadden mij de nacht beloofd, vol met pailletten
als op het glitterpak van sterren, showballet en
een tickertape van bankbiljetten op toneel.
Dit is een en al rijkdom, met dat stuntrijm (pailletten / showballet en), onmiddelijk gevolgd door binnenrijm (bankbiljetten), waarbij de rijmende lettergrepen ook nog (jetten, letten, ljetten) zijn, zodat het laatste rijm de vorige twee omsluit.
Honger
Een nog vernuftiger spel wordt er gespeeld met de beeldspraak. Als iemand het heeft over een ‘nacht vol pailletten’, dan zijn die pailletten natuurlijk een poëtische manier om naar de sterren aan de hemel te verwijzen. Maar in dit geval bevinden die pailletten zich op het glitterpak van sterren op toneel. De echte sterren in de nacht worden dus vergeleken met namaaksterren op het pak van toneelsterren. Het doel van zulke beeldspraak is niet om de lezer voor te toveren hoe de sterrenhemel eruit ziet, maar om de droomwereld voor te toveren waar de Malinees in gelooft, en die maakt dat hij bereid is geld neer te leggen:
Ik heb betaald voor water en voor autobanden,
die ik gekauwd heb zonder iets te drinken.
Ook dat zijn twee heel geslaagde regels, met het verborgen chiasme water – autobanden – kauwen (op autobanden) – drinken, en de impliciete boodschap dat tegenover het geld waardeloze waar staat (niets om de honger mee te stillen) of zelfs helemaal niets.
Zinloze dood
De dichter Ilja Leonard Pfeijffer laat zich dus in die eerste regels op zijn virtuoost zien, maar het is alsof hij aan het einde die virtuositeit niet vol kon houden. Je kunt niet meer laten zien hoe fraai je de dingen verwoorden kunt als je beschrijven moet hoe iemand, op de drempel van Europa, een zinloze dood sterft omdat hij een ‘neger’ is. Dan past slechts het rauwe protest. Dan kun je je alleen nog uitdrukken in de taal van een smartlap uit de jaren zestig.
De reis begint met fraaie dromen en eindigt in de naarste clichés. Die van de dood.
Jona Lendering zegt
Van dit soort stukjes, waarin wordt uitgelegd hoe de vorm de inhoud versterkt, houd ik dus verschrikkelijk.
HC zegt
Sowieso een heel boeiende reeks over ILP!
DirkJan zegt
In de verzamelbundel Gelukszoekers is dit als enige gedicht ook opgenomen, het hoofdstuk heeft daar ook de titel 18.
(In Brieven uit Genua haalt Pfeijffer een oud gebundeld gedicht aan dat Opus 186 is getiteld, dat wil zeggen dat ik het juiste getal niet heb onthouden, dat was een andere. Maar het heet zo omdat hij ooit zijn vroege gedichten nummerde in volgorde van schrijven, en steeds met daarvoor Opus, dus Opus 1, Opus 2, Opus enzovoorts. Maar een literatuurvorser dacht bij het lezen van het gedicht Opus186 dat het om een verwijzing ging naar een bestaand muziekstuk en is daar ijverig naar op zoek gegaan. Maar er zat verder geen verwijzing of bedoeling achter.)