De taal van Ilja Leonard Pfeijffer (12)
Door Marc van Oostendorp
Wie een sonnet, een liefdessonnet, begint met de woorden ‘zal ik jou vergelijken’, doet de lezer onherroepelijk denken aan Shakespeare. Zeker als dat sonnet nummer 18 heeft in een cyclus, want het sonnet dat dit nummer heeft in het werk van de Zwaan van Avon begint met de regel ‘Shall I compare thee to a summer’s day?’
Welnu, gedicht 18 in Ilja Leonard Pfeijffers bundel Dolores begint als volgt:
zal ik jou vergelijken
met zenuwgasaanval op doordrekte loopgraven
van mijn rillend wachten en uitgesteld sterven?
verkrampter stuipstaar ik met starre ogen willoos
in de wolk van jouw slopende schoonheid
De retorische structuur van het gedicht volgt losjes die van Shakespeare’s sonnet: de vergelijking met een zomerdag voldoet niet, zij het dat de mislukking in Engeland veroorzaakt wordt doordat die dag niet mooi genoeg is, terwijl hij voor Pfeijffer juist nog niet voldoende gruwelen kent om echt op de vrouw te kunnen lijken.
Ongecompliceerd
Pfeijffer heeft zelf een aantal keer gewezen op de parallellen tussen de twee sonnetten. In een interviewtje met de journaliste Ellen de Jong zegt hij bijvoorbeeld:
De reden waarom ik zijn structuur volg is niet om het mijn lezers lastig te maken maar omdat ik denk dat als je dat sonnet in je hoofd hebt, er een contrast speelt tussen de zenuwgasaanval en the summer’s day, terwijl hetzelfde soort thematiek aan de orde is.
Het grappige is dat het gedicht van Shakespeare zelf al gebaseerd is op een contrast met andere gedichten, namelijk die waarin de dichter juist wel ongecompliceerd de geliefde net zo mooi als een zomerdag noemt. En dat in de poëzie over de oorlog het contrast met het mooie weer óók weer een topos is.
Het wachten is daarom op de dag dat een dichter opstaat en in een sonnet 18 de vergelijkbaarheid van de geliefde met een zenuwgasaanval ter discussie stelt.
Ontploft
Maar met de vorm van dit gedicht is nog meer aan de hand. Het is bijvoorbeeld een ontploft sonnet. Het eerste ‘kwatrijn’ heeft ietsje meer dan 4 regels, de tweede 5, de derde 6. Het afsluitende distichon telt niet twee regels, maar 3. De terreur van de geliefde is te groot voor de gebruikelijke 14 regels. Er zijn er (ongeveer) 18 nodig.
Maar wacht eens even! De zenuwgasaanval is er ook niet zomaar een. Hij is er duidelijk een van de eerste wereldoorlog. Behalve naar sonnet 18 van Shakespeare, verwijst gedicht 18 in Dolores duidelijk ook naar In Flanders fields van John McCrae, een van die gedichten die de zomerse klaprozen en het bloederige slagveld contrasteren:
In Flanders fields the poppies blow
Between the crosses, row on row
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below
Getallen
Die klaprozen werden zoals bekend een poëtisch symbool voor de eerste wereldoorlog: de bizarre schoonheid die er temidden van die gruwelen nog kon groeien.
Maar die oorlog heeft natuurlijk ook voor altijd een bijzondere betekenis gegeven aan het getal 14 (de lengte van een sonnet) en het getal 18 (het nummer van dit gedicht in Pfeijffers reeks én de feitelijke lengte van het gedicht) als het begin en het einde van die vreselijke oorlog. Uiteindelijk is niets meer onschuldig.
Of toch wel? Ik vermoed dat de gemiddelde lezer mijn verklaring van het getal 18 minder overtuigend vindt dan de verwijzing naar het 18e sonnet van Shakespeare. Een aardigheidje, maar niet iets om de rest van je levensdagen mee te slepen. Misschien vind ik dat zelf ook wel.
De vraag is nu waarom dat zo is. Natuurlijk heeft de vergelijking met Shakespeare de zegen van Pfeijffer zelf, blijkens dat interview met De Jong. Maar waarom voelt het vergezochter om een gedicht dat 18 heet en over de Eerste Wereldoorlog gaat met die oorlog te associëren? Daarover zou ik wel eens een goede literatuurwetenschappelijke studie willen lezen.
Jona Lendering zegt
“Ik vermoed dat de gemiddelde lezer mijn verklaring van het getal 18 minder overtuigend vindt dan de verwijzing naar het 18e sonnet van Shakespeare.”
Misschien omdat we er enerzijds aan gewend zijn dat dichters naar dichters verwijzen, en dat we anderzijds jaartallen zelden rekenen tot het bereik van de getalsymboliek? Met dat laatste bedoel ik dat auteurs weleens cijfers gebruiken in symbolische betekenissen, maar dat die symboliek eigenlijk vrij beperkt is en zelden iets doet met jaartallen.
Ik kan me althans geen parallel voor dit 14-18 voor de geest halen.
Marc van Oostendorp zegt
Er is een soort brug tussen jaartallen en andere getallen die je taalkundig kennelijk niet gemakkelijk over gaat. Ik heb daar eerder al over geschreven.
Arie Sonneveld zegt
De brug ontbreekt, niet omdat jaartallen zich daar slecht voor lenen, maar omdat die brug er simpelweg niet is. Er zijn duizenden verwijzingen denkbaar, waaronder veelal loze verwijzingen, zoals die naar WO-I. De openingsregel verwijst naar Shakespeare’s 18e sonnet, zonder dat daar ook maar enige twijfel over kan bestaan. Het feit dat het gedicht in de cyclus ook het nummer 18 draagt bevestigt die verwijzing alleen maar. De brug bestaat en is reëel. Dat geldt niet voor de verwijzing naar ’14-’18.
Marc van Oostendorp zegt
Het gedicht verwijst nochtans ontegenzeggelijk naar de Eerste Wereldoorlog. Op Facebook reageerde Pfeijffer zelf op dit artikel door te melden: “Ik kan me herinneren, uit de tijd dat ik nog naar schaatswedstrijden keek op de televisie, dat er een Duitse schaatser was die op de vijfhonderd meter de tijd 40’45” liet noteren. Dat ik me dat herinner, wil iets zeggen.”
Dat kan ironisch zijn, maar ik vermoed dat het dan niet alléén ironie is.