Door Marc van Oostendorp
Ik heb nieuws over zitten!
Zoals jullie weten heeft het Nederlands zinnen zoals ‘hij zit zich vreselijk op te winden’ en ‘ik zit me al weken te vervelen op Vlieland’, die best waar kunnen zijn als hij of ik af en toe gaan staan. Het werkwoord drukt vooral uit dat de activiteit lang duurde. Lopen en staan hebben ook zo’n betekenis (‘die jongens lopen zich te vervelen’, ‘ik sta bloemen te verkopen’), al lijkt er toch nog iets meer over van de betekenis van staan (je kunt nog wel zeggen ‘ik loop me’, maar niet zo makkelijk ‘ik sta me al weken te vervelen op Vlieland’). Met andere werkwoorden van beweging is het helemaal niet mogelijk: ‘ik kruip me de hele dag te vervelen’ is geen goede zin.
Van zitten is de oorspronkelijke betekenis ook nog niet helemaal weg – daarom kun je niet zeggen ‘ik zit op de hoek te staan’ – maar hij is ernstig aan het vervagen. We hebben hier op Neerlandistiek al een paar keer gewezen op het humoristische effect dat je ermee kunt sorteren. Peter-Arno Coppen schreef in 2011 een column over lopen in het programma Neonletters, en ik besteedde nog maar onlangs een stukje aan de manier waarop Ilja Pfeijffer zitten gebruikte. Door de constructie net iets verder te rekken dan hij toch al is, krijg je een grappig effect. Tegelijkertijd is niet ondenkbaar dat ooit – niet morgen, misschien over een paar eeuwen – zal moeten worden uitgelegd waarom dat grappig is, omdat iedereen het dan zo zegt.
Het nieuws is dat de constructie bovendien al veel eerder werd opgerekt en ook toen een humoristisch effect beoogde. Ik dank het aan de journalist en historicus Ewoud Sanders. Hij wees me er onlangs op dat dit soort constructies lange tijd als kenmerkend werden beschouwd voor de taal van Joden. Tot diep in de negentiende-eeuw spraken deze overwegend en van huis uit Jiddisch, maar nog geruime tijd nadat de overheid ze had opgelegd dat ze Nederlands moesten spreken, hadden ze een eigen vorm van Nederlands, ongeveer zoals allochtone jongeren dat nu ook nog hebben. En daarin werd dus, in ieder geval volgens sommige auteurs, kwistig omgegaan met dit soort werkwoorden. Sanders noemt voorbeelden als “ergens (kunnen) staan blijven te zitten. Dan wel: komen staan te vertellen. En: mogen komen nodig te hebben”.
Humoristisch
Komen heeft een iets andere betekenis dan zitten, staan of lopen. Het benadrukt niet zozeer de duur alswel het begin van de handeling. Ik kom je dat vertellen benadrukt dat je dat vertellen begint of gaat beginnen. Wat dat betreft betekent komen staan te vertellen iets ingewikkelds: aan het begin zijn van aan een langere periode iets vertellen. (Ik zou vermoeden dat het omgekeerde, staan komen te vertellen, niet kan omdat je niet langdurig aan iets kunt beginnen.)
Maar los hiervan wordt uit dit soort constructies duidelijk dat de betekenis van staan en mogelijk komen in dit soort constructies kennelijk echt volkomen is verbleekt. Je kon in het Joodse Nederlands kennelijk staan te zitten zeggen – iets wat in Neonletters en Het grote baggerboek als humoristisch gold.
Herkenbaar
In de meeste naslagwerken – Koosjer Nederlands van Justus van de Kamp en de Geschiedenis van de Nederlandse syntaxis van Joop van der Horst – kan ik niets vinden over deze Joodse oorsprong. In Van der Horsts historisch overzicht zie je de zitten/staan/lopen-constructie in de loop van de geschiedenis wel langzaam opkomen, maar pas voor de twintigste eeuw noteert hij de verbleekte vorm. Grappig genoeg haalt hij er dan een column van Ewoud Sanders bij. Die:
beschrijft in NRC Handelsblad (februari 2006) hoe hij zijn zoontje en diens vrienden hoort spreken over ‘Ik zat net te lopen naar school, toen (…)’, ‘Ik zit het net aan het zoeken’, ‘Wat zit jij eigenlijk aan het doen?’, ‘Half tien al? Dan zou je eigenlijk aan het slapen zitten’, ‘Ja, ja, ik zit het net aan het doen’, enz., wat semantisch de voorbode kan zijn van een verdere grammaticalisatie: de letterlijke betekenis van zitten raakt op de achtergrond, ten gunste van de duratieve betekenis.
Sanders was toen hij mij tipte vergeten dat zijn kinderen ooit in de richting bewogen die het Joods Nederlands al veel eerder had ingeslagen, en dan nog een paar stappen verder: niet alleen zitten en lopen, maar ook staan is in de ‘Joodse’ voorbeelden immers van zijn betekenis ontdaan.
Trend
Mijn collega Frans Hinskens wees me wel op een artikel van Justus van de Kamp in Nicoline van der Sijs’ bundel Wereldnederlands. Van de Kamp citeert daarin een passage van de negentiende-eeuwse schrijver Jacob van Lennep, uit diens roman Ferdinand Huyck, waarin een Jood sprekend wordt opgevoerd:
Whom!’ zeide hij: Ye spot immers er mee: je zoudt gheen gheld ‘ebben: nha doch! ‘et dhoet er niet toe. Khijk, ep je gheen gheld, je ept krediet. Daar ep je een dhozijntje: je zelt me morghe of overmorghe wel bethalen, as je in de stad zult sthaan te zijn gekhomen, dat weet ik ommers best.’
Dat is precies het soort citaten die Sanders in zijn archief vond. Het bewijst, vertelde Hinskens me terecht, nog niet eens dat staan te zijn gekomen nu echt Joods was, maar eerder dat het iets was dat men graag aan Joden toeschreef. Ik vind het bijvoorbeeld opvallend hoe vaak kennelijk staan en komen samen in een zin worden gebruikt in dit soort voorbeelden. Dat moet zijn geweest voor het komische effect.
Herkenbaar
Zo herinner ik me dat tot in de jaren tachtig soms Surinaams Nederlands werd bespot om het gebruik van gaan voor de toekomende tijd. Dat gebeurde dan door dingen te zeggen als we gaan gaan (voor we zullen gaan). Terwijl ook niet-Surinaamse Nederlanders natuurlijk iedere dag dingen zeggen als we gaan de boel op stelten zetten en ik ga jou eens even wat vertellen. En Surinaamse Nederlanders dat misschien wat vaker zeggen, maar heus niet de hele dag roepen we gaan naar huis toe gaan.
Het is het soort ontwikkeling dat in het Nederlands al heel lang op de loer heeft gelegen. Lange tijd werd het vooral gebruikt door een etnische minderheid, de Joden, en werd die minderheid om die eigenaardigheid bespot. Maar nu die minderheid er niet meer is – er zijn natuurlijk nog wel Joden, maar zij spreken nauwelijks nog herkenbaar Joods Nederlands – zet diezelfde trend ook in het Nederlands voort.
Marcel Plaatsman zegt
Komen dergelijke constructies ook voor in de verschillende varianten van het Jiddisj, of in het Hebreeuws? Dan zou er werkelijk ’n Joodse oorsprong kunnen zijn.
Wat “gaan” betreft, herhalingen van “gaan” zijn zeker mogelijk in Zuid-Nederlandse tongvallen.
Marc van Oostendorp zegt
Nee, er zijn (volgens Vd Kamp in het in mijn stukje genoemde artikel) geen redenen om te denken aan een Jiddisje of Hebreeuwse oorsprong.
‘Gaan gaan’ lijkt mij het soort uitdrukking dat je toeschrijft aan anderen, net dus als ‘zitten te lopen’.
Marcel Plaatsman zegt
Waar een Nederlander “zal gaan” gebruikt, daar zal ’n Vlaming vaak “gaat gaan” zeggen, dat is vrij algemeen. M’n Belgische eega zegt dingen als “Ik ga gaan vertrekken”, waarmee ze bedoelt dat ze zich klaar gaat maken om te gaan vertrekken. Het kan buitenissiger, zo las ik ‘ns de volgende notatie voor ’n West-Vlaams dialect: z@ hOn dO. hO!. hO!. zw{m: – “ze gaan daar gaan gaan zwemmen.” Daarbij hebben de verschillende gaans natuurlijk wel telkens iets andere betekenissen.
Meneer D zegt
Meneer D drijft regelmatig de spot met een Vlaamse vriendin die steevast ‘ik ga gaan’ zegt. Gaan gaan is bij mijn weten een normale uitdrukking in Vlaamderen.
Joris zegt
Leuk stuk. Lijkt me eerder om een kenmerk van de volkstaal te gaan, dat aan Joden werd toegeschreven door latent antisemitisme en/of doordat er al zoveel jiddisje termen in de volkstaal waren opgenomen.
Mien, wat ik nou niet begrijp
Dat is waarom zo’n maffe leip
Op de televisie gaat staan protesteren
(Mien, Robert Long)
Danny Habets (@dannyhabets) zegt
Zinnen als “ik kruip (of nog beter: ren) me de hele dag te vervelen” zijn misschien geen goede zinnen, maar wel mooie zinnen met een poëtisch effect.