Koen Jaspaert kende ik enkel van naam toen ik zitting nam in de driekoppig personeelsafvaardiging die in 1998 de beoogde nieuwe algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie moest ‘keuren’. Daar zat hij dan: een imposante man met priemende ogen, zware wenkbrauwen, kort stekelig haar maar wonderlijk zachte stem. ‘En?’ vroegen de collega’s na het gesprek. ‘We krijgen een geweldige nieuwe algemeen secretaris’, antwoordden we met volle overtuiging.
En dat bleek de waarheid.
Koen werd algemeen secretaris vanuit een diep verlangen zijn visie op taalbeleid in werkelijkheid te kunnen omzetten. Hij was daarvoor goed toegerust: visie, kennis, expertise, doorzettingsvermogen en het charisma om een team te bezielen. Als taalkundige en onderwijsexpert wist hij waarover hij sprak, via zijn vrouw, de auteur Els Beerten, kende hij het letterenveld en als directeur van het Vlaamse Steunpunt Nederlands als Tweede Taal beheerste hij de fijne kneepjes van het politieke schaakspel. Door zijn jaren aan de Universiteit van Tilburg wist hij dat Nederland en Vlaanderen twee landen zijn ‘gescheiden door dezelfde taal’.
De eerste actie van Koen als nieuwe algemeen secretaris was eenvoudig: een tweede stropdas kopen. (Het tweede kostuum volgde te laat voor onze reis naar de VS zodat hij op de bloedhete campus van Austin, Texas, rondbanjerde in een wollen pak). Voor zijn tweede actie, een nieuw, concreter antwoord formuleren op het ‘waarom’ van de Taalunie, waren er geen dure coaches, team enablers of gele plakbriefjes nodig. Dat antwoord was kort: ‘de gebruiker centraal’. Duurder gezegd: een focus op instrumenteel taalbeleid in plaats van op monumentaal taalbeleid. Geen hekje rond het monument ‘Nederlands’ met een bordje ‘niet aanraken’ erbij maar ervoor zorgen dat de gebruikers van het Nederlands – waar ook ter wereld – in alle situaties gebruik kunnen maken van de eigen taal, het Nederlands.
Dat ‘de gebruiker centraal’ werd de toetssteen voor de Taalunie. Het leidde tot een toen (?) nog controversieel variatiebeleid dat de bandbreedte van de Nederlandse standaardtaal verruimde en naast het Nederlands in Nederland ook het Nederlands in Vlaanderen en Suriname omvat. Het betekende ook aandacht voor taalregisters, want “Taal past zich als het ware als een kameleon aan aan de verscheidenheid van de relaties die we aangaan.’ ‘Dus laten we van taal genieten in plaats van erop te vitten’. Mensen moeten kunnen beschikken over een breed taalpalet: informele taal in het café of de voetbalkantine en standaardtaal in formele situaties.
De ‘taalgebruiker’ was/is geen platonisch idee maar een verzamelnaam voor concrete groepen met concrete noden: zoals studenten en docenten neerlandistiek in het buitenland (NEM), sprekers van het Nederlands in het Caribisch gebied, nieuwkomers en taalarme gezinnen in Nederland en Vlaanderen, taalgebruikers in de digitale wereld. Dus werd het NEM-beleid verder geprofessionaliseerd, een groot Nederlands-Vlaams programma op poten gezet om het Nederlands in taal- en spraaktechnologie te stimuleren, gewerkt aan een sociaal taalbeleid, een Steunpunt Literair Vertalen ingesteld enz.
Onder Koen werkte het algemeen secretariaat van de Taalunie als een geolied team. Koen had zoveel natuurlijk overwicht dat hij vrijwel nooit zijn autoriteit moest laten gelden. Hij was een ‘Mensch’ die het welbevinden van zijn medewerkers belangrijker vond dan het werk. Met als gevolg dat die medewerkers overuren maakten en voor hem door het vuur gingen.
Toen Koen in 2002 na zijn eerste termijn herbenoemd werd, ontvingen we hem in de koffiekamer gekleed in T-shirts met de tekst: ‘hun hebben d’r mik vol bolletjes’ – een cartoon van Jos Collignon die twee ‘trending topics’ van dat moment uitbeeldde: de controversiële uitspraak van Koen in de Volkskrant dat ‘hun hebben’ perfect aanvaardbaar is als de meerderheid van de taalgebruikers dat vindt en de cocaïnenebolletjesslikkers op Schiphol.
Koen kon schaken op verschillende borden en was de ander steeds een paar stappen voor. Hij was een excellente buikspreker: hij rapporteerde bijvoorbeeld enthousiast over die of die belangrijke persoon die hem iets over sociaal taalbeleid had gezegd dat wonder bij wonder aansloot bij zijn eigen visie – terwijl de persoon in kwestie voordien waarschijnlijk nooit enige gedachte aan dat onderwerp had gewijd. Koen had zijn fysionomie mee: hij kon zijn gesprekspartner – ook een minister – aankijken met een blik van ‘ik kan niet geloven dat iemand zoiets doms kan zeggen’ zodat die ander niet wist hoe gauw hij zijn ‘domme’ woorden weer kon inslikken.
Niet iedereen ging mee met de visie van Koen, zijn ‘instrumenteel variatiebeleid’ schoot bij sommigen in het verkeerde keelgat. Ook sommige ministers vonden dat de Taalunie niet te voortvarend te werk moest gaan, het Comité van Ministers gaf de volgende algemeen secretarissen de opdracht mee een toontje lager te zingen. Jammer voor de Taalunie maar vooral jammer voor het Nederlands.
Koen heeft zijn queeste na zijn Taaluniejaren daadkrachtig vervolgd aan de Leuvense universiteit. Deze week is aan zijn grote project een abrupt einde gekomen. De ziekte ALS heeft de man met de indrukwekkende gestalte beetje bij beetje gesloopt. Zijn stem, zijn instrument om met vuur te discussiëren en te doceren, was hem al enige tijd ontnomen. Maar het belette hem niet om samen met Carolien Frijns te schrijven aan het boek Taal leren. Van kleuters tot volwassenen dat volgende maand postuum zal verschijnen.
Tijdens zijn studie Germaanse aan de Leuvense Universiteit las Koen in het college van professor Herman Servotte ongetwijfeld het gedicht Death be not proud van John Donne:
Death, be not proud, though some have called thee
Mighty and dreadful, for thou art not so; […]
And soonest our best men with thee do go,
Rest of their bones, and soul’s delivery.
Het moegestreden lichaam van Koen rust nu maar zijn intellectuele erfenis leeft verder en zijn ziel is vrij …
Lezing van Koen Jaspaert over taalonderwijs in 2013
Johan Van Hoorde zegt
Dank voor je mooie, oprechte woorden Elisabeth. Het was inderdaad een voorrecht om met Koen te hebben kunnen werken. We zullen blijvend aan hem denken en hem herinneren als een warme, meelevende leermeester. Eentje zoals ze tegenwoordig nog maar zelden worden gemaakt.
Veerle Boyens zegt
Je was onze coach en mentor, bedankt Koen, we zullen je missen!
NT2 groep leekrachten Secundair Onderwijs