Door Marten van der Meulen
Mooi of lelijk? Dat onderscheid is een van de fundamenteelste die we hebben. Misschien wel iedere dag doen we uitspraken over of we iets mooi of lelijk vinden. We keuren van alles: boeken, films, gezichten, muziek, kleding, en ook taal. En we zijn het heel vaak niet met elkaar eens. Dat is prima: mooi en lelijk zijn geen absolute waarheden, het zijn meningen. Nu kun je het daarbij laten: ik vind iets mooi, jij iets lelijk, let’s agree to disagree. Maar dat is niet hoe wetenschap werkt. Zo’n verschil van mening, dat is pas waar het interessant wordt. Want waar komen die meningen eigenlijk vandaan? En waarom vinden we het een mooi maar het ander lelijk? Bij schoonheidsoordelen over taal zijn dat goede vragen, die laten zien hoe gelaagd een ogenschijnlijk oppervlakkige uitspraak als ‘Dit dialect vind ik lelijk’ eigenlijk is.
Het oor van de moedertaalspreker
Eerst even over het beoordelen van mooie taal. Vanaf de jaren ’60 wordt er onderzoek gedaan naar hoe taalgebruikers verschillende variëteiten van een taal evalueren. Vaak wordt in dat onderzoek standaardtaal afgezet tegen niet-standaardtalige variëteiten, zoals dialecten. Uit zulk onderzoek bleek in Engeland bijvoorbeeld dat mensen standaardtaal over het algemeen het best evalueren. Regionale accenten kunnen er ook nog wel mee door, terwijl stedelijke dialecten het negatiefst worden ervaren. Onderzoek in Nederland leidde tot vergelijkbare resultaten: ook hier kwam Standaardnederlands als beste uit de bus. Het gaat in dit soort onderzoek niet alleen om of iets mooi is. Een aantal verschillende parameters wordt bekeken, waaronder schoonheid, maar ook status en solidariteit.
Waarom is een variëteit mooi?
De bovenstaande resultaten zijn interessant, maar nog relatief oppervlakkig. Dat de ene variëteit mooier is dan de andere is een interessante observatie, maar het liefst verklaren we ook waarom die resultaten zijn zoals ze zijn. Al snel kwamen onderzoekers erachter dat verschillende variëteiten van een taal niet absoluut als mooier of lelijker konden worden bestempeld. Dat bleek toen verschillende fragmenten van een taal (bijvoorbeeld Engels) werden voorgelegd aan niet-sprekers van die taal. Hun oordelen stemden niet overeen met die van moedertaalsprekers. Conclusie: iets anders dan alleen de pure taal bepaalt welke variëteit je mooi of lelijk vindt.
Maar wat is dat dan? Dat is een vraag waarop nog geen definitief antwoord is gevonden. Wel zijn er sterke aanwijzingen dat verschillende factoren een rol spelen. Zo kunnen ideeën over mooi en lelijk deel van een opgedrongen norm zijn. In Nederland kan het bijvoorbeeld zo zijn dat we allemaal tegen elkaar zeggen dat we Haags zo lelijk vinden. Als je dan vraagt, wat we van Haags vinden, dan zeggen we dat het lelijk is. Je krijgt een zichzelf versterkend effect. Een andere hypothese is dat onze perceptie van de schoonheid van een taalvariëteit gekoppeld is aan sociale perceptie. Vinden we bijvoorbeeld mensen uit Utrecht slim en knap, dan vinden we hun taal ook mooi. Ten slotte speelt begrijpelijkheid een rol: een taalvariëteit die je beter begrijpt wordt positiever ervaren.
Wie bepaalt?
Nu stelden een aantal onderzoekers zich een nieuwe vraag: in hoeverre is de perceptie van schoonheid wat betreft accenten individueel bepaald? Bepalen we zelf wat we mooi vinden, of is dat een uitvloeisel van een groepsmening over een bepaalde accenten? Om hierachter te komen kregen deelnemers aan het experiment een aantal fragmenten gesproken taal voorgeschoteld. Die fragmenten waren ingesproken door sprekers uit verschillende delen van het land, met soms een sterk en soms een zwak accent. De deelnemers aan het experiment kwamen ook weer uit drie verschillende gebieden in Nederland. Zo zouden de onderzoekers kunnen zien of attitudes per gebied verschilden, of dat ze voor het hele land hetzelfde waren.
Dat laatste bleek het geval. Overal in Nederland hadden deelnemers een voorkeur voor zwakke accenten. Dit kan bewijs zijn voor het feit dat zulke voorkeuren op landelijk niveau worden ‘bepaald’. Bovendien bleek dat de schoonheidspercepties overeenkwamen met andere oordelen over bijvoorbeeld de status van sprekers (bijvoorbeeld of deelnemers dachten dat een spreker een goede baan had) en hun integriteit (bijvoorbeeld of deelnemers vonden dat de spreker vriendelijk was). Ten slotte bleek ook dat sprekers met een Randstedelijk accent gemiddeld een hogere status kregen toebedeeld dan sprekers met een Limburgs accent, maar dat die laatste groep wel hogere scoorde wat betreft attractiviteit.
De onderzoekers eindigen stellig: “Taalschoonheid is slechts in geringe mate individueel bepaald” (2012:259). En zo zijn we opnieuw allemaal helaas géén unieke sneeuwvlokjes…
Mogelijke opdrachten
1. Welke variëteiten van het Nederlands vind jij mooi of lelijk? Kun je uitleggen waarom?
2. Komen deze meningen overeen met die van je klasgenoten? Waarom denk je dat dat wel of niet zo is?
Literatuur
Latour, B. R. van Hout & S. Grondelaers (2012). “De schoonheid van taal Hoe wezenlijk is het oordeel mooi in taalattitudes?” Taal en Tongval 64: 2.
N.B. Dit stuk verschijnt in het kader van de Nieuwsbrief Neerlandistiek. Het bevat geen origineel onderzoek, maar is een vereenvoudigde weergave van recent onderzoek op het gebied van het Nederlands, speciaal bedoeld voor middelbare schoolleerlingen.
DirkJan zegt
Een zij-opmerking over het voorbeeld dat de waardering van gezichten ook een kwestie van een mening zou zijn. Ik heb begrepen dat mensen een genetisch bepaalde voorkeur hebben voor het positief waarderen van zo symmetrisch mogelijke gezichten en van grote en ronde vormen in het gezicht zoals ogen en lippen..Het zouden ook tekenen zijn van gezondheid. De evolutie zou volgens deze wetenschappelijke bevindingen ook nu doorgaan zodat door partnerselectie de gezichten van mensen ook steeds symmetrischer, dus ‘mooier’ worden.