Door Marc van Oostendorp
Ineens kwam van verschillende kanten dezelfde observatie: de jongeren kennen geen gezegden en uitdrukkingen meer! Ze staan met hun tanden te klapperen wanneer je tegen zegt dat je met je handen in het haar zit. Ik hoorde dat docenten aan de universiteiten er over klagen, maar dat ook leraren op middelbare scholen merkten dat het vermogen om uitdrukkingen te gebruiken afnam. Er zaten mensen bij met echt taalgevoel, dus het leek me een serieus te nemen observatie.
Ik had er nog niet eerder over gehoord, die klacht. Je hoort natuurlijk wel van alles over d’s en t’s, over hunnen en hennen, over logische alineaindelingen en waar de jeugd van tegenwoordig nog meer allemaal tenenkrommend slecht in kan zijn. Maar dat ze kennelijk allerlei spreekwoorden en utidrukkingen niet meer kennen, daar hoor ik van op.
Het eerste wat ik dacht was: wat zou Joop van der Horst hier van denken? Een paar jaar geleden publiceerde hij het boek Taal op drift, waarin hij juist beweerde dat talen – en met name het Nederlands – juist steeds meer ‘vaste verbindingen’ krijgen, groepjes woorden die aan elkaar klonteren. Ik wees er in mijn bespreking op dat ik dat moeilijk te rijmen vond dat we uit de middeleeuwen (toen de taal nog niet klonterde) juist allerlei spreekwoorden en gezegden kregen overgeleverd, de grootste taalklonten van allemaal.
En nu blijken die spreekwoorden en gezegden dus juist op te lossen!
Incoherent?
Je kunt ook niet zeggen dat het komt door het gebrekkige onderwijs. Ik kan me niet herinneren dat men mij in het verleden wél de betekenis van spreekwoorden en gezegden uit de doeken heeft gedaan, en ik behoor toch eerder tot de generatie van de klagers dan tot die van de aangeklaagden. Bovendien worden die spreekwoorden traditioneel gerekend tot een soort volkswijsheden, die dan juist tegenover op school geleerde wijsheden staan.
Er is dus iets anders aan de hand, maar wat? Misschien heeft het te maken met migratie – niet alleen van mensen naar ons taalgebied, maar ook van het ene dialectgebied van de andere. Misschien hebben juist de grotere brokken taal die we spreekwoorden en gezegden noemen een betrekkelijk stabiele samenleving nodig, waarin mensen dus de hele tijd allemaal ongeveer dezelfde dingen tegen elkaar zeggen. Maar ja, hoe incoherent is onze samenleving eigenlijk?
Lucas Seuren zegt
Ik moest op de basisschool nog de betekenis leren van spreekwoorden. Dan moest ik mijn schrift inleveren met daarin wat ik dacht dat sommige spreekwoorden berekenden. Dit zal groep 4 of 5 geweest zijn. (Dit staat me levendig bij, omdat ik niet wist wat ‘de hond in de pot vinden’ betekende, en dus een leuk verhaaltje verzon over een vermiste hond.)
Maar wellicht nog belangrijker, wie gebruikt er nog spreekwoorden? Het is niet anders dan met andere woorden, als ze in je omgeving niet gebruikt worden, leer je ze niet.
Liesbeth Lemmens zegt
Wij hebben op de basisschool in de jaren negentig ook nog regelmatig les gehad over spreekwoorden en uitdrukkingen. Misschien houdt het “verdwijnen” ook verband met het feit dat veel volwassenen ze ondertussen als te clichématig beschouwen, en bijgevolg vaak dingen zeggen als “tja, het vel van de beer” of “pot, ketel” , “de spreekwoordelijke hond”, etc. in plaats van het volledige spreekwoord te gebruiken. Een observatie die ik in elk geval al een paar keer heb horen maken en die me zelf ook regelmatig opvalt, ook in kranten enzo.
André Klaver zegt
Dit lijkt mj een heel plausibele verklaring, hoewel het waarschijnlijk niet de enige is.
jannietr zegt
Spreekwoorden en gezegden komen nauwelijks meer voor in de literatuur. In boeken voor volwassenen worden ze gemeden vanwege het dreigende cliché effect. En in kinderboeken omdat ze zonder uitleg erbij niet te snappen zijn. En waar leer je als kind, maar ook als volwassene een taal beter kennen en je woordenschat uitbreiden? Via boeken. Misschien eens onderzoeken bij mensen als Kader Abdohla, die de taal via boeken leerde, hoe het met zijn spreekwoordenkennis is?
Marcel Plaatsman zegt
Ook ik heb er inderdaad les over gehad op de basisschool (jaren negentig); ook toen al was het een veelgehoorde klacht dat de kennis van spreekwoorden en gezegden achteruitging. Volgens mij is ’t, zoals wel bij meer van dat soort klachten, eerder ’n opgemerkte verándering, dan echte achterúitgang: er gaan oude uitdrukkingen verloren, maar er komen andere voor in de plaats (niet in de laatste plaats in de jongerentaal), en veel andere uitdrukkingen blijven vitaal.
Spreekwoorden en gezegden zijn vaak ook culturele verwijzingen, dus ze zullen ook wel met de cultuur veranderen. Ernstige Bijbelse dreunen doen het nu minder goed, andere uitdrukkingen verwijzen wel al te zeer naar ’n wereld van haardvuren en tikkende klokjes en garen dat gesponnen wordt en weet ik al niet meer – dat wordt ’n keer oubollig. Dat lijkt me verder niet erg.
Tegelijk is het wel zo dat we, hoewel de ontlezing door het internet een halt toe is geroepen (zelfs is gekeerd), flink aan het “ontkranten” zijn, en juist de krant was altijd het domein van allerhande uitdrukkingen en stoplappen. In de literatuur worden ze immers juist vermeden, zoals hierboven al opgemerkt.
Borger zegt
Omdat steeds meer mensen in een stad wonen hebben heel veel gezegden en spreekwoorden hun relatie met de belevingswereld van de huidige generatie verloren. Wie in een betonnen stad woont heeft niets met boeren en maritieme wijsheden. De vraag is dan wel waarom er geen nieuwe stedelijke spreekwoorden komen.
Henkjan van Vliet zegt
Dat weet ik zo net niet. Ik ben een typische (Rand)stedeling (Hilversum, 1947), opgegroeid in suburbia, en sinds meer dan een halve eeuw woonachtig in Amsterdam, maar ken *alle* spreekwoorden en gezegdes. Ook de stadse dertigers in mijn omgeving weten nog van de hoed en de rand.
Klaas Jac. Eigenhuis zegt
Ik ken de literatuur door Aagje Deken en Betje Wolff te slecht om te weten of daar veel spreekwoorden, gezegden en vaste uitdrukkingen in voorkomen. Maar misschien is al het genoemde te schikken onder het begrip oubollig, en zo dit dan zo is, is het verdwijnen van de populariteit in onze moderne tijd waarin de begrippen apenstaartje @ en hashtag # wel dagelijks gebruikt worden, te begrijpen. Je kunt nu eenmaal NIET ALLES in je opvoeding, onderwijs en cultuur meenemen.
Wie oprecht in spreekwoorden geïnteresserd is raad ik ëën der vele uitgaven van het boek van (prof.?) Stoett aan. Ik kwam daarmee pas vrij recent in aanraking. Op school heb ik de spreekwoorden “niet gehad”, herinner mij “La poule de la Bresse” even goed als “Oost West thuis best”. (Nog een spreekwoord zonder gezegde 😉
Klaas Jac. Eigenhuis
Wouter van der Land zegt
Gevalletje confirmation bias. Het is altijd zo geweest dat leraren meer uitdrukingen beheersen dan leerlingen, maar nu is het opeens een teken voor cultuurverschraling.
Evengoed: mogelijk gebruiken leraren die voor de huidge klassen met meertalige-achtergrondkinderen minder gauw uitdrukkingen als ‘haantje de voorste’, ‘vork in de steel en ‘hamvraag’ en nemen dat soort standaardfrases vervolgens af in gebruik, waardoor een generatietaalkloofje ontstaat. Maar in plaats van te klagen zouden die universitair docenten dit ook kunnen zien als een wake-up-call om hun taalgebruik iets te ontroesten. Wat is het alternatief? Dat Sybrand Buma naast het galmen van het Wilhelmus en het bezichtigen van de nationale placemat ook tweeduizend standaarduitdrukkingen van vijftig jaar geleden verplichte lesstof maakt?
Van het bekende spreekwoordenschilderij van Brueghel is een groot deel van de afgebeelde spreekwoorden niet achterhaald, want blijkbaar direct na zijn tijd al uitgestorven. Zoek bij het Rijksmuseum naar spreekwoordenprenten uit de negentiende eeuw en je zult de helft niet kennen. Zo gaan die dingen.
André Klaver zegt
Zo ziet men maar: op elke vuilnisbelt is nog wel een roosje te ontdekken (Zelf bedacht. )
Robert Chamalaun zegt
In veel lesmethodes zitten gelukkig nog wel uitdrukkingen en spreekwoorden, maar zoals sommigen terecht aangeven, zijn de meeste gezegden erg oubollig. Misschien aardig om hier te noemen is het initiatief Paarse Krokodillentranen (naar de reclame van OHRA enkele jaren terug). Enkele taalliefhebbers hebben een paar jaar geleden het initiatief hebben genomen om nieuwe spreekwoorden te verzinnen. Het winnende voorbeeld in 2013 was: ‘Zelfs Dries Roelvink heeft het tot BN-er geschopt’. Dit was een alternatief voor ‘De gestage drup holt de steen uit’.
Je kunt je overigens afvragen hoe lang zo’n alternatief meegaat. Wie weet kennen we over tien jaar Dries Roelvink niet meer.
Jona Lendering zegt
Voor wat betreft migratie: in mijn (niet zó brede) ervaring vinden mensen die Nederlands als tweede taal leren, het juist verschrikkelijk leuk dat het Nederlands zoveel zegswijzen heeft en vinden ze het leuk die toe te passen.
Marc van Oostendorp zegt
Dat heel veel migranten uitdrukkingen ‘verschrikkelijk leuk’ vinden, zou mij verbazen. De meeste mensen interesseren zich vermoedelijk niet zo voor dat soort dingen, zeker niet in een vreemde taal; en dat verandert niet ineens door migratie. Als dit verschijnsel juist is, is de verklaring statistisch / sociologisch. De klachten gaan zelf overigens ook niet per se over migranten; maar als mensen uit verschillende gebieden – voor de duidelijkheid: dit gaat waarschijnlijk minstens evenveel over mensen uit verschillende dialectgebieden – zich mengen in steden, gaan dit soort zaken nu eenmaal verloren.
Wouter van der Land zegt
Fonolog schreef: ‘als mensen uit verschillende gebieden (…) zich mengen in steden, gaan dit soort zaken nu eenmaal verloren’
Vermenging is toch evengoed een bron voor taalverrijking? Mensen kennen elkaar minder goed en hebben dus behoefte aan allerlei taalnuances en dan is iets als ‘de kat op het spek binden’ of ‘van het kastje naar de muur gestuurd’ prettig om achter de hand te hebben, ook al weet je niet de precieze letterlijke betekenis meer.
Is er op het Meertens Instituurt mogelijk te vinden hoeveel één persoon uit een gehucht honderd jaar geleden zo ongeveer aan niet-Bijbelse zegswijzen beheerste? Ik zou gokken dat stadse middelbareschoolkinderen van nu een uitgebreider repertoire hebben.
Marc van Oostendorp zegt
Vermenging heeft heel verschillende gevolgen, maar een algemene factor is wel dat het resultaat eenvoudiger wordt in de zin van: makkelijker te leren als tweede taal. En dat om voor de hand liggende redenen.
Helaas weten we niet alleen niet hoeveel gezegden een persoon uit een gehucht honderd jaar geleden kenden, maar ook niet hoeveel zo iemand nu kent. We weten dus ook absoluut niet of het wel klopt dat mensen minder uitdrukkingen kenden.
Taaldokter zegt
Onderzoek naar de huidige kennis van uitdrukkingen zou al bere-interessant zijn. Intussen denk ik dat die kennis afneemt, en dat dat samenhangt met andere tendensen: http://www.taaldokter.nl/?p=2465
DirkJan zegt
Mijn tweeëneenhalve cent. Het was mij al opgevallen dat spreekwoorden en gezegden de laatste decennia steeds minder werden gebruikt, maar de mensen kenden de betekenis nog wel. We zijn mogelijk steeds meer gaan communiceren en willen dat steeds efficiënter doen. Waarom nog omslachtig zeggen, ‘Hij is van Lotje getik’, in plaats van gewoon, ‘Hij is gek’. ‘Dat slaat als een tang op een varken’ kun je ook simpel in één woord afdoen met ‘onzin’. En nu weten kinderen ook al niet meer wat de uitdrukkingen betekenen. Jammer en ook wel opvallend als ik bedenk dat voor mij en veel anderen het leren van spreekwoorden en gezegden een van de leukste taalonderdelen was op de lagere school.
Anton zegt
‘Dat slaat als een tang op een varken’ < ‘Dat sluit als een tang op een varken’
‘Dat slaat als een tang op een varken’ is heel meta-waar.
Anton zegt
Spreekwoorden en gezegden lijken vooral in zwang te zijn geweest omdat het voortreffelijk gevonden parallellen waren van datgene wat men wilde bespreken.
Ook bewijzen de zei-spreuken (die overigens ook in rap tempo verdwijnen) dat de geest van Seth veel ouder is dan wij wel eens denken.
Johan Schipper zegt
Ik pretendeer hier niet een bijdrage aan de discussie te leveren, maar ik geniet van de verhaspelingen waaruit ook blijkt dat kennis van spreekwoorden en gezegden verdwijnt (of verandert: het worden gewoon nieuwe uitdrukkingen).
Ik noteer alles wat ik hoor of lees. Een paar voorbeelden:
Ik sta mijn eigen mannetje wel (Roxeanne Hazes)
Op het vinkenslag zitten
Je hoeft niet van de hoge toren te blazen
Wij gaan geen koren op de molen van een diplomatiek conflict gooien (Kuzu)
Het zijn niet alleen koks die lange messen dragen
Linea rectum (Gerard Reve, Reviaans grapje natuurlijk)
Ik hink op twee benen
Ze stierven als sneeuw voor de zon
Een papyrusoverwinning
Zijn arrogante reactie hielp hem verder in de drup
Heetgeblakerd
Vettel kiest heel veel geld voor zijn eieren (Jan Lammers)
Een praatje voor de vaart (Hansje Bunschoten)
Hij haalt het onderste uit de kast
Het topje van de beerput
De kalmoesproef
Huishoudelijk geweld
Persona non gratia
Het brengt geld op de plank (Eva Jinek)
We leggen de lat aan de verkeerde kant (Yvon Jaspers)
Een president scheppen
Het Rusland van nu vertoont nog altijd de makken van de socialistische heilstaat
Op het scherpst van de snede (al aardig ingeburgerd)
Wat schetst mijn verbazing (al behoorlijk ingeburgerd)
DirkJan zegt
Spreekmoorden en verzegden. 🙂
Johan Schipper zegt
In mijn tijd werden ze er nog met de paplepel in geslagen 😉
Lucas Seuren zegt
Vraag 100 mensen op straat en als er 1 de “correcte” versie van de laatste twee kan noemen, zou dat me al enorm verbazen; ik moest ze googelen en kan eerlijk zeggen dat ik ze nog nooit gehoord heb. Ach, zolang we maar snappen wat er bedoeld wordt.
Melchior van Velzen zegt
ik verbaas me er allerminst over dat de ’traditionele’ spreekwoorden en uitdrukkingen verdwijnen. Ik geef op het hbo onder andere schrijfonderwijs en bijna dagelijks krijg ik fantastisch nieuwe vindingen met voor menigeen zelfs nieuwe woorden of samenstellingen. Hulde aan de ontklontering en nog meer hulde aan de creativiteit van een nieuwe generatie schrijvende studenten.
Bert Wiechers zegt
Spreekwoorden en gezegden zie ik niet als stoffige ballast maar als verrijking van de taal (en dus de cultuur). Waar leer je taal? Thuis, op school, op straat, via literatuur, de media … .. Ik heb heel wat spreekwoorden en gezegden leren kennen op de lagere school (1958 – 1964). Maar dat je ze ook elders oppikt mag blijken uit het feit dat ik de meester van de zesde klas (het ‘hoofd der school’) moest verbeteren: het is niet ‘in het ooitje nemen’, maar ‘in het ootje’. Na het raadplegen van het woordenboek moest hij me gelijk geven. Overigens weet ik nog steeds niet wat een ootje is. Ik ga het nu opzoeken, weer een heel klein beetje culturele bagage meer!!
Johan Schipper zegt
Zie hier: https://onzetaal.nl/taaladvies/in-het-ootje-nemen
Jan Vranken zegt
Ik vind het gewoon luiheid.
Theo Bremer zegt
Ze staan niet met hun tanden te klapperen, maar met hun oren.
Rien Schraagen zegt
Mijn moeder gebruikte heel veel spreekwoorden en gezegden. Zij was mijn belangrijkste bron. Tegenwoordig zien ouders en kinderen elkaar nog maar weinig (dubbele baan, kinderen naar de opvang).