Door Marc van Oostendorp
Waarom is het belangrijk om duidelijk te schrijven? Ja, dat is een enorm raadsel, en over dat onderwerp wil iedereen natuurlijk wel een boek lezen, vooral als dat geschreven is door een vooraanstaand eindredacteur van The Times en Do I Make Myself Clear? Why WritingWell Matters heet. Want waarom zou je de dingen eigenlijk duidelijk zeggen als het ook onduidelijk kan?
Groot is dan ook de teleurstelling als blijkt dat die vraag helemaal niet beantwoord wordt. Hoe kan iemand beweren dat duidelijk schrijven belangrijk is en dan een vraag in de ondertitel opnemen die vervolgens niet beantwoord wordt? Over de vraag in de titel hebben we het dan niet eens.
Nu is Evans zelf een goed schrijver, en hij geeft ook wel tips die ik in ieder geval niet kende – maar ik ben dan ook geen groot kenner van het Britse taaladvies. Een daarvan is het verschil tussen een periodic en een loose sentence. In het loose type schrijf je eerst de hoofdmededeling van de zin op en daarna allerlei eventuele toevoegingen:
Je valt voorover wanneer je skilatten elkaar kruisen.
De periodic type doet het andersom, en plaatst het belangrijkste woord achteraan, als een climax:
Wanneer je skilatten elkaar kruisen, val je voorover.
Die zinnen zijn natuurlijk allebei volkomen grammaticaal, maar ze maken een stilistisch verschil waardoor ze verschillend effect hebben.
Vreemd is op het gezicht dan weer de afkeer die de schrijver heeft van bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden. Gebruik die zo min mogelijk! Wat zou er toch ten grondslag liggen aan dat afvies? Het strekt zich trouwens ook uit tot voorzetsels, die niet te lang mogen zijn (dus liever niet in verband met of dergelijke voorzetseluitdrukkingen.
Uitbreiding
Als jet het een beetje doortrekt, is het advies dus om vooral zelfstandig naamwoorden en werkwoorden te gebruiken. Dat zijn, zou je kunnen zeggen, de basale inhoudswoorden die de meeste talen hebben. Functiewoorden en de rest vormen in de ogen van de stijladviseur ruis, die je zoveel mogelijk moet schrappen. Dat verklaart ook waarom Evans en zijn collega’s een afkeer hebben van één soort zelfstandig naamwoorden – die van werkwoorden zijn afgeleid. Dat is een standaardadvies; ook bijvoorbeeld op Taaladvies.net van de Taalunie, waar op zijn minst wordt gesuggereerd dat de eerste zin kan worden vervangen door de tweede:
Volgend jaar zal er een uitbreiding van de fabriek plaatsvinden.
Volgend jaar wordt de fabriek uitgebreid.
Telegramstijl
Het probleem van de eerste zin is dan dat het een grammaticaal element bevat: het achtervoegsel –ing. De tweede zin is natuurlijk volgens deze redenering nog steeds niet perfect, omdat hij wordt en ge- bevat. Ook aan het advies niet teveel passieve zinnen te gebruiken ligt dus een afkeer van grammaticale elementen ten grondslag. Nog beter is volgens die redenering:
Volgend jaar breiden we de fabriek uit.
Het argument om het percentage zelfstandig naamwoorden en werkwoorden in je teksten uit te breiden is natuurlijk ingegeven door een idee van levendigheid: hoe meer woorden een eigen betekenis hebben, des te duidelijker ziet de lezer een en ander voor zich.
Als we even aannemen dat dit een goed advies is, rijst de vraag waarom dit eigenlijk zo is. Het is eigenlijk een manier om grammaticale structuur zo veel mogelijk uit te bannen. De beste stijl is als je het tot in het extreme doortrekt een telegramstijl. Zou zichtbare grammatica echt zo belastend zijn?
Jona Lendering zegt
Ik proef al wat ironie in “Want waarom zou je de dingen eigenlijk duidelijk zeggen als het ook onduidelijk kan?” en ik wil de bal wel inkoppen. Ik denk dat onduidelijkheid een belangrijk deel van ons taalgebruik is.
Soms is onduidelijkheid gewoon leuk. Deze tekst is in elk geval beter geworden door niet al te duidelijk te zijn. http://babylonbee.com/news/work-no-play-makes-trump-dull-boy-repeatedly-scrawled-across-oval-office-stationery/
Ander voorbeeld: onduidelijkheid kan helpen reële tegenstellingen te overbruggen. De term “paars” is nooit door de PvdA, D66 en VVD gedefinieerd, en door die onduidelijkheid slaagden ze er een jaar of zeven, acht in samen te werken. Een vergelijkbaar geval was het “personalistisch socialisme” dat na de Tweede Wereldoorlog diende om iedereen iets van zijn gading te laten herkennen. Dat maakte samenwerking én de wederopbouw mogelijk.
En tot slot: ironie is een fijne vorm van onduidelijkheid, die mensen dwingt tot nadenken. Een voorbeeld is “Want waarom zou je de dingen eigenlijk duidelijk zeggen als het ook onduidelijk kan?” Zo’n retorische vraag prikkelt en verleidt tot het schrijven van een antwoord.
Marc van Oostendorp zegt
Evans staat duidelijk in de traditie van de angelsaksische dagbladjournalistiek, waarin onpartijdigheid en duidelijkheid strijden om de ereplaatsen in de aandacht van de schrijver. Het soort voorbeelden die jij geeft zijn natuurlijk ook allemaal niet geschikt voor verslaggeving. Aan de andere kant hebben stijlgidsen vaak de neiging één bepaalde stijl als zaligmakend te beschouwen, en Evans doet ook niet erg zijn best om duidelijk te maken dat het hem om journalistieke verslaggeving te doen is.
Drabkikker zegt
Afvies, ha! Was die met opzet? Desongeachts stel ik voor ‘m erin te houden, met betekenis “afrading, tegenovergestelde van advies”. 🙂
Maggy R zegt
Die steun ik, van harte!
Wouter van der Land zegt
Het boek “How to write a sentence” van Stanley Fish geeft doeltreffende kritiek op de hier genoemde standaard-stijladviezen. Ze helpen je om sommige fouten te vermijden, maar niet om een goede zin te schrijven.
‘Volgend jaar breiden we de fabriek uit.’ is normaal gesproken de beste oplossing omdat het beter is om de actie aan de verantwoordelijken te koppelen PLUS dat het de kortste zin is. Maar in een aankondiging op een personeelsbijeenkomt kan een zin met vijf subzinnen en een handvol bijvoeglijk naamwoorden het meeste effect opleveren.
Een journaallezer zou als volg een enquête-uitslag kunnen aankondigen:
(1) Hoe denken de Nederlanders hierover?
(2) Hoe wordt daarover in het land gedacht?
(3) We hielden een peiling onder het Nederlandse publiek.
Volgens mijn gevoel is er weinig kwaliteitsverschil.