Door Jorik van Engeland
Op het DRONGO talenfestival probeerden wij er als project Language Dynamics achter te komen of het Nederlands van vierhonderd jaar geleden echt zo anders is dan het moderne Nederlands. Het antwoord laat zich natuurlijk al raden en wordt in deel 1 van dit blog zelfs al door mijn collega Cora van de Poppe verklapt.
Op het talenfestival komt een gevarieerd publiek, met als verbindende factor passie voor taal, hoe kan het ook anders. Verschillende onderzoekers laten de bezoekers op een laagdrempelige manier kennismaken met hun werk. Zo heb ik bij Anne-France Pinget accenten geraden, bij Andrea van Leerdam een afdruk gemaakt van een eigengemaakte houtsnede met daarop een helse walvis die boten met zich naar de bodem van de zee trekt en bij Gerrit Bloothooft gezichten en voornamen aan elkaar gekoppeld.
Hoe vroegmodern is jouw taalgebruik?
Als taalkundig onderzoeker heb ik samen met mijn collega’s onderzocht hoe natuurlijk bepaalde zinnen nu nog zijn, zinnen die ongeveer vierhonderd jaar geleden volkomen gangbaar waren. De bezoekers konden in een quizje achterhalen hoe vroegmodern hun Nederlands is, en konden op verschillende posters hun intuïtie opschrijven over zinnen, zoals:
- Hij heeft gerookt gehad
- Zij heeft het haar gekruld gehad
- Ik heb de kip het konijn gegeven
- Ik stuur de duif de koningin toe
Met de quiz en de postertjes wilden we achterhalen of de bezoekers de voorgelegde zinnen goed vonden en welke betekenis ze aan deze zinnen zouden geven. In deel 1 heeft Cora van de Poppe gesproken over de werkwoordverdubbeling, ik zal hier ingaan op de woordvolgorde in de zinnen met twee objecten.
Dubbelobjectconstructies toen
De zinnen 3 en 4 hierboven zijn voorbeelden van zinnen met twee objecten, oftewel dubbelobjectconstructies. Logischerwijs bestaan er twee mogelijke volgordes van de objecten: het meewerkend voorwerp kan het lijdend voorwerp voorafgaan of juist volgen. In het vroegmodern Nederlands komen beide volgordes naast elkaar voor, al hangt het van het werkwoord af welke volgorde mogelijk is. In mijn onderzoek heb ik gevonden dat er twee groepen werkwoorden verantwoordelijk zijn voor de variatie: werkwoorden met een partikel, en werkwoorden zonder partikel. Als het werkwoord een partikel heeft, zoals in meedelen en toesturen, kunnen de twee objecten in beide volgordes voorkomen. In werkwoorden zonder partikel, zoals leveren en gunnen, kan maar één volgorde voorkomen, namelijk de volgorde waarin het meewerkend voorwerp voor het lijdend voorwerp staat. Het werkwoord geven heeft een speciale status: beide volgordes komen voor, al is volgorde waarin het lijdend voorwerp aan het meewerkend voorwerp voorafgaat minder gangbaar dan bij partikelwerkwoorden.
- Ik deel de man het bericht mee
- Ik deel het bericht de man mee
- Ik lever de vrouw het cadeau
- *Ik lever het cadeau de vrouw
De asterisk in zin 4 geeft aan dat deze zin ongrammaticaal is, wat betekent dat de zin niet kan of fout klinkt in het vroegmoderne Nederlands. Zin 2 is wel mogelijk, vanwege het partikelwerkwoord, en een dergelijke zin vinden we dan ook terug in verschillende werken, zoals in de Zedekunst (1586) van Dirck Volkertszoon Coornhert. In het onderstaande tekstfragment legt Coornhert uit dat een goede moeder een hap eten aan haar eigen maag onttrekt om het aan haar geliefde kindje te geven voor diens welszijn.
Zo lieft een ghoede moeder haar kindeken. Honghert dat, zy ontreckt den gheknouden smakelyken bete huer hongherighe maghe ende gheeft die tgheliefde kindeken, niet op dat haar, maar op dat den kindeken wel zoude zyn.
Dat er verschillen bestaan tussen deze twee soorten werkwoorden is niet verrassend, zo bestaan er ook in het moderne Duits dergelijke verschillen tussen de twee groepen werkwoorden. Het partikel verandert namelijk de structuur van een werkwoord: werkwoorden met één object worden door de toevoeging van een partikel werkwoorden met twee objecten; het partikel introduceert als het ware een extra object. Het werkwoord delen komt bijvoorbeeld alleen voor met een lijdend voorwerp, terwijl het werkwoord meedelen met een lijdend voorwerp én een meewerkend voorwerp voorkomt.
Dubbelobjectconstructies nu
Er is veel geschreven over dubbelobjectconstructies in het moderne Nederlands. Volgens sommigen bestaat alleen nog de volgorde meewerkend voorwerp – lijdend voorwerp, volgens anderen zijn beide volgordes nog mogelijk. Op DRONGO wilde ik erachter komen hoe onze bezoekers daar precies over dachten en ik legde ze daarom de volgende zinnen voor:
- Ik heb de kip het konijn gegeven
- Ik stuur de duif de koningin toe
In zin 1 laat de context in het midden welk dier het lijdend voorwerp is en welk dier het meewerkend voorwerp. Er zijn twee mogelijke betekenissen, of het konijn is aan de kip gegeven, of de kip aan het konijn. Ik wilde van onze bezoekers weten of de zin goed is, en of de zin een of twee betekenissen heeft. In totaal hebben twintig bezoekers hieraan meegewerkt. Volgens negentien van hen was de zin goed, en van die negentien vonden er dertien de zin niet ambigu; zes gaven aan dat de zin allebei de betekenissen heeft. Voor de negentien mensen die de zin goed vonden, was in ieder geval de betekenis waarin het konijn aan de kip wordt gegeven mogelijk. Hieruit kunnen we afleiden dat het voor iedereen goed is als het meewerkend voorwerp voor het lijdend voorwerp staat. In zin 3 dwingt de context juist de tegengestelde lezing af. De zin waarin de duif aan de koningin werd gestuurd is in onze wereld logischer dan dat de koningin aan de duif werd gestuurd. Deze zin, met de ‘logische’ betekenis, vond helft van de mensen goed, terwijl slechts een derde van de mensen die volgorde in zin 2 juist vonden. Hieruit kunnen we afleiden dat de context de grenzen van de taal een beetje kan oprekken.
Enkele bezoekers herkenden dus nog steeds de vroegmoderne woordvolgordes in dubbelobjectconstructies. In de quiz moesten onze bezoekers echter zowel zinnen met partikelwerkwoorden als met ‘kale’ werkwoorden beoordelen. Afgaand op deze resultaten, lijkt de woordvolgorde voor de meesten niet samen te hangen met het type werkwoord, zoals dat in het vroegmodern Nederlands wel het geval was. De geraden conclusie is dan ook dat het Nederlands van nu toch echt anders is dan het Nederlands van vierhonderd jaar geleden.
Laat een reactie achter