Door Henk Bloemhoff
Gedurende zo’n zeventien jaar hebben de Stellingwarver Schrieversronte (Stellingwerfs streektaalinstituut) en de Historische Verening van Oosterwolde gestaag doorgewerkt om te komen tot een uitvoerig boek over de veldnamen van Oosterwolde, het hoofddorp van de gemeente Oost-Stellingwerf in Zuidoost-Friesland. Op 20 oktober jl. werd het resultaat gepresenteerd, aan het eind van een symposium met twee veldnaamkundige en twee landschapshistorische lezingen. Emeritus-hoogleraar historische geografie dr. Guus Borgers karakteriseerde in zijn bijdrage deze jongste uitgave in de reeks Veldnaemen van Stellingwarf als goed, mooi en vernieuwend. Dat laatste was met name vanwege de intensieve samenwerking van twee auteurs uit verschillende disciplines, nl. landschapsgeschiedenis en taalkunde.
Oosterwolde hoort bij de twaalf dorpen die zich tegen 1328 van Drenthe afscheidden en zich voegden bij de oude landsgemeente Stellingwerf. Het is vanouds Stellingwerfstalig en kent een rijk en gevarieerd veldnamenpatroon. Dat heeft te maken met een lange bewoningsgeschiedenis, met het vooral agrarische gebruik van relatief hoge terreinen met bouwakkers afgewisseld met lagere gedeelten – met ‘maden’ langs de rivieren en met ‘vennen’ als overgang naar hoger gebied, oorspronkelijk meestal door veen bedekt. De maden zijn vooral gelegen langs de drie bovenlopen van de rivier De Tsjonger of De Kuunder. Die omarmen het grondgebied om Oosterwolde (Et Kleindiep en De Kuunder) of doorsnijden het (Et Grootdiep). Oosterwolde kenmerkt zich bovendien door zo’n 20 sterk verspreid liggende buurtschappen. De meeste, zoals Jardinge, De Knölle en Venekoten, worden al vermeld in bronnen uit de eerste helft van de 16de eeuw.
De veldnamen van Oosterwoolde werden verzameld door een groot aantal vrijwilligers. Dat gebeurde in veldwerk bij ouderen en door onderzoek van schriftelijke bronnen uit de laatste vier eeuwen. Dankzij dat werk bevat het boek meer dan 1600 veldnamen, met daarbij nog eens 100 vormvarianten. Ze zijn alfabetisch geordend en worden in Hoofdstuk VI artikelsgewijs behandeld. Vorm en verwijzing naar één of meer kaarten worden gevolgd door informatie over het perceel, terrein, pad, water of ander landschappelijk element waar de naam betrekking op heeft. Daarna komt de etymologische en landschapshistorische informatie waar dat van belang is. Dan volgen één of meer bronvermeldingen. Niet zelden is extra historische informatie toegevoegd aan het eind van het artikel.
In hoofdstuk V worden de voornaamste toponymische elementen van Stellingwerf opgesomd en kort besproken. De ontstaansgeschiedenis en de middeleeuwse dorpsgeschiedenis zijn beschreven in de hoofdstukken III en IV, vooral in relatie tot de naamstypen. Taal- en naamkundige basisinformatie is vervat in Hoofdstuk II. Het eerste hoofdstuk schetst gebied, opzet en werkwijze, en het duidt de oorspronkelijke taal van het gebied, het Stellingwerfs. Verreweg de meeste namen zijn niet alleen behandeld in het boek zelf maar kregen ook hun plek op een van de veertien los bijgevoegde 19de-eeuwse kadasterkaarten. Het boek zelf bevat 72 afbeeldingen en nog eens veertig kaarten.
Bibliografische gegevens:
Veldnaemen van Stellingwarf diel VII, Oosterwoolde. Naemelieste mit uutleg; laandschopshistorische en naemkundige heufdstokken
samenstelling: Minke Dijkstra, Geert van der Meulen, Tonie Spijkman, Lieuwe Tiesinga en anderen [data], Albert Oost [losse kaarten], Henk Bloemhoff en Dennis Worst [teksten]
Uitgegeven door de Stichting Stellingwarver Schrieversronte, Berkoop/Oldeberkoop 2017, ISBN 978-90-6466-191-4 [in het Stellingwerfs geschreven; A4-formaat, 173 pp., €27,50]
Laat een reactie achter