Door Lucas Seuren
Momenteel vermaak (verveel?) ik samen met een paar collega’s een flinke groep studenten Communicatie en Nederlands met Pragmatiek; een vak waarin we ingaan op hoe mensen taal gebruiken om betekenis over te dragen, of anders gezegd, hoe mensen betekenis geven aan taal. Daarbij komen veel, en veelal inmiddels overleden, filosofen aan bod: van Betrand Russell tot (de onlangs in ongenade geraakte) John Searle. Een van de theorieën die we daarbij ter discussie stellen is het idee van Ludwig Wittgenstein dat taal geen inherente betekenis heeft: “meaning is use.” Net zoals de exacte betekenis van God grotendeels afhankelijk is van de context—hebben we het over de God als handelend “persoon”, of een entiteit wiens aanwezigheid we simpelweg kunnen ervaren, of iets anders?—zo kunnen we tegen allerlei aspecten van taal kijken.
Context
Betekenis als gebruik is een lastig concept om echt te begrijpen. Intuïtief snappen we allemaal wel dat betekenis gebonden is aan de context: wanneer we iets zeggen, in welke omgeving, en tegen wie we het zeggen zijn van belang bij hoe onze gesprekspartners ons begrijpen.
Zo zei mijn promotor laatst vlak voor aanvang van een bijeenkomst tegen een binnenkomende collega: “We zaten niet op jou te wachten.” Die uitspraak kan begrepen worden als een verwijt: de implicatie is dat we die collega er niet bij wilden hebben. Maar in dit geval bedoelde hij dat we op een specifiek persoon aan het wachten waren, een studente die documenten bij zich had die we nodig hadden om de bijeenkomst te kunnen beginnen. De collega die binnenkwam was kortom niet de persoon op wie we zaten te wachten. De implicatie was dan ook volstrekt niet dat ze moest vertrekken. Dezelfde woorden in dezelfde samenstelling kregen door de context een geheel andere betekenis.
Maar Wittgensteins punt was veel breder dan dit: je zou kunnen zeggen dat woorden (en zinnen) geen letterlijke betekenis hebben, en dat alles begrepen wordt in een context. Het probleem met zo’n filosofische overweging is dat hij nogal tegennatuurlijk is: hoe kan ik een zin ooit begrijpen als ik niet weet wat de woorden betekenen? Als lezer snap je mijn tekst deels omdat je de betekenis van de woorden ooit geleerd hebt. En die betekenis is veelal vastgelegd in woordenboeken. Dus wat nou geen letterlijke betekenis?
Subscribe
Nu wil het toeval dat ik laatst een (al enkele maanden oude) Tweet zag die perfect het punt illustreerde dat Wittgenstein probeerde te maken. Een ouder vertelde dat zijn peuter bij het slapengaan tegen hem had gezegd: “Don’t forget to subscribe!” (“Vergeet niet je te abonneren”). De peuter zou dit gezegd hebben omdat het zoveel YouTube video’s had gezien, dat het dacht dat deze uitspraak gebruikt werd om iets als doei te zeggen; het komt immers altijd aan het einde van een video als de presentator afsluit. Het kind keek naar de context, afsluiting, en concludeerde dat de uitspraak in die context dus betekende dat er afscheid genomen werd: meaning is use.
Ik sluit volstrekt niet uit dat de ouder een grap maakte, maar tegelijkertijd klinkt het natuurlijk best aannemelijk. Het is een vrij absurde variant van een probleem waar taalkundig antropologen nog wel eens mee worstelen: als je wilt weten wat het woord is voor een bepaald object, en je wijst ernaar, hoe weet je dan dat het woord dat ervoor gebruikt wordt verwijst naar het object, en niet het materiaal, of de kleur? Je gebruikt de context voor de betekenis, en dat is een van de manieren waarop ook kinderen leren hoe ze taal moeten gebruiken. En zowel bij kinderen als antropologen gaat dat soms mis.
Tekens zijn dood
Het gaat wat ver om hieruit te concluderen dat we helemaal geen letterlijke betekenis onthouden, maar even goed kunnen we wel zeggen dat de betekenis niet in het teken, het woord, zit. Zoals we onze studenten ook proberen aan te leren: tekens hebben van zichzelf geen betekenis, die krijgen ze van de gebruikers. En zo blijven we bij Wittgenstein: “Jedes Zeichen scheint allein tot. Was gibt ihm Leben? – Im Gebrauch lebt es.”
johanna5577 zegt
Met plezier gelezen. Het doet me denken aan de keer, nu alweer een heel aantal jaren geleden, dat mijn man aan het robbedoezen was met mijn zoontje, toen een jaar of drie. De kleine was onvermoeibaar. Na een tijdje ging mijn man even rechtop zitten om uit te puffen en hij zei: “Even pauze, hoor”, waarop mijn zoontje reageerde met: “Nou’s klame” (= nu is er reclame).