Door Marc van Oostendorp
Ongeveer 450 jaar geleden verscheen het eerste Nederlandstalige sonnet. Ik ben dat al een paar jaar aan het vieren met een overzicht van die geschiedenis in 14×14=196 sonnetten.
Die reeks zal in het najaar van 2018 voltooid worden. Wat zou een mooiere manier zijn om om deze reeks af te sluiten dan door 14 hedendaagse dichters uit Nederland en Vlaanderen te vragen om een nieuw sonnet te schrijven.
Die dichters heb ik gevonden! Van Ester Naomi Perquin tot en met Elly de Waard – allen hebben toegezegd dat ze een nieuw sonnet willen schrijven. Maar daarvoor moeten ze natuurlijk wel in de gelegenheid worden gesteld – door ze te betalen.
De donkere dagen komen er aan! Wat een tijd om de geschiedenis van het Nederlandstalige sonnet te vieren! Vooral als je af en toe of regelmatig Neerlandistiek, leest, of de Coster-lijst (waarmee we in dit geval samenwerken). Je doet dat altijd gratis. We willen dat graag zo houden, maar ik zou jullie nu deze keer – voor het eerst en we hebben geen andere plannen – willen vragen om een keer een bijdrage te storten om ervoor te zorgen dat we zo de geschiedenis van het Nederlandse sonnet volgend jaar op een mooie manier kunnen afsluiten. Iets om naar uit te kijken voor mij en voor Neerlandistiek en daarmee hopelijk ook voor jullie!
Dat kan op de website van Voor de kunst. Ieder bedrag is er welkom, je kunt anoniem geven of een boodschap achterlaten. Wanneer we ons doel niet halen, krijg je gegarandeerd je geld terug. Je vindt op de site ook meer informatie over dit project!
De eerste paar honderd euro zijn al binnen!
eggels zegt
Maatschappijvernieuwing? L’histoire se repete….Over het ambacht van de dichter:
Aan het eind van 1950 bespeuren oudere literatoren geen tekenen van vernieuwing. De protesten van jongeren vinden nauwelijks weerklank in de officiele letterkundige kringen.
Zie hiervoor als illustratie de sonnettenprijsvraag van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, die de conventionele totaal-indruk die de Maatschappij zich vormt van de heersende mentaliteit illustreert. Dit in ogenschouw nemend is het niet verwonderlijk dat de nieuwe dichters aanvankelijk moeite hebben door te dringen in de officiele literaire wereld, laat staan in brede lezerskringen. Te constateren valt dat tijdschriftredacteuren afwijzend staan tegenover de nieuwe poëzie. Vele voorbeelden van vergeefse moeite van o.a. Kouwenaar, Rodenko, Claus, Vinkenoog bij tijdschriften als Kroniek van Kunst en Kultuur, Podium, De Gids vinden we bij Fokkema terug.
Mijn allereerste gedicht was een sonnet, voor een neerlandica natuurlijk een proeve van bekwaamheid, en ‘Diepe gronden’ is ook in het Italiaans en Russisch gepubliceerd.
Dat je je pas dichter mag noemen als je een sonnet schrijven kan, is vanzelfsprekend, maar daarna….Is er dan niets veranderd sinds de jaren 50?