Door Marc van Oostendorp
Hoe hoor je je te gedragen tijdens een congres? Ik ben net terug uit Londen, waar een van de grootste congressen op mijn eigen vakgebied werd gehouden, de Old World Conference of Phonology, en ineens viel me op hoe beleefd iedereen was.
Dat is in de loop van de tijd wel veranderd. Toen ik student was. was de sfeer op congressen, achteraf, echt agressief. Ik was student en het cliché is waar: ik wist niet beter. Ik nam aan dat het kennelijk zo hoorde. Je wist dat er bepaalde senior-taalkundigen tijdens vragenrondes tegen studenten konden schreeuwen. Een collega van mij had meegemaakt dat iemand na afloop van een lezing naar hem toe was gekomen om hem toe te bijten: “als je dit publiceert, vervolg ik je de rest van je leven!”Bij mij is ooit, toen ik promovendus was, zo’n beetje de beroemdste fonoloog ter wereld na 5 minuten opgestaan om te roepen: “If you were a student of mine, you would get an F for this!” (als jij mijn student was, gaf ik je een 1) Diezelfde beroemdheid had tijdens hetzelfde congres bij een andere promovendus demonstratief een krant gepakt toen ze aan haar lezing begon, om deze met veel geritsel te lezen.
Dat soort dingen maak ik niet meer mee. Het is in de taalwetenschap het gedrag dat hoorde bij een vorige generatie, die zich niet meer op congressen vertoont. De organisatie van taalkundigen in Amerika, de LSA, hield vorige week tijdens haar jaarlijkse megacongres een sessie over gedrag tijdens congressen en heeft een gedragscode uitgevaardigd. Ik zit nu in een andere positie en zal vast het een en ander missen, maar in zekere zin komt die code als mosterd na de maaltijd.
Het lastige daarbij is dat de wetenschap alleen vooruit komt bij snijdende kritiek. Voor mijn gevoel zijn we op onze fonologiecomgressen nu soms te constructief, alsof ieder idee per se serieus genomen moet worden en moet worden doordacht. Alsof dat geen tijdverspilling oplevert omdat doodgeboren ideeën zo ook serieus genomen worden, en doordacht. Er is geen echt gevaar meer aan het geven van een lezing, en dan dreigt een zekere luiheid. Hoe naar ik het indertijd ook vond dat die beroemdheid zo tekeer ging tegen me, tegelijkertijd wist ik; niets is zo belangrijk voor hem als ideeën, als de fonologie. Dat is nu weg.
Tegelijkertijd blijft de agressie toch wel bestaan – in de anonieme beoordelingen die óók jonge onderzoekers krijgen voor hun artikelen. Naar mijn gevoel is de toon daar juist bijtender geworden. En die is veel indringender omdat je niet weet van wie hij komt. Als ik iets te zeggen had, zou ik geen gedragscode willen voor congressen, maar voor zulke anonieme beoordelingen.
Toevallig verscheen vandaag dit interview met de historicus James Kennedy, die pleit voor een ’thetischer’ debatcultuur in de Nederlandse geschiedenis.
Lucas zegt
Het valt mij ook al tijdens mijn gehele promotie op dat een kritische blik vaak ontbreekt. Misschien zijn lezingen nu standaard ‘af’, maar ik heb nooit op een conferentie een van mijn ideeën echt zien worden bekritiseerd, en bij ideeën van anderen was dat ook uitzonderlijk. Daardoor heb ik nooit het idee gehad dat ik echt wat leer op een congres.
Mijn favoriete lezing gaf ik vorig jaar toen ik twee weken bezig was met een project en iedereen alles nog onderuit kon en ging halen. En ik heb zelden zo veel geleerd als toen een Amerikaanse prof een van mijn manuscripten zorgvuldig had ontleed en me even haarfijn uitlegde wat er allemaal mis mee was. Niet alleen kon ik mijn artikel veel beter maken, maar in zijn geheel heb ik daardoor geleerd over hoe te schrijven.
Zonder hindernissen blijf je hangen in de middelmatigheid. Participatietrofeeën: iedereen is een winnaar.
msvandermeulen zegt
Ik vind de tegenstelling agressief : constructief nogal merkwaardig. Je kunt volgens mij ook wel agressief constructief zijn, en beleefd destructief. Agressie lijkt me altijd onwenselijk, en ik vind de voorbeelden die je daarvan noemt echt niet kunnen. Of ik daarmee een product van mijn tijd ben weet ik niet, maar ik geloof sterk in fatsoen (je kunt je voorstellen wat een lol ik op het interweb heb).
Dat er minder kritisch zou worden gekeken, dat lijkt me een ander punt. Het zou kwalijk zijn als dat zo is, de link (in ieder geval in Nederland) met de promotiefabriek en de suprematie van de kwantiteit dringt zich op. Maar dan nog: kritisch is prima, agressief-kritisch wat mij betreft niet.
Marc van Oostendorp zegt
Voor mij zijn ‘constructief’ en ‘agressief’ inderdaad tegenovergesteld (en staat agressief dus niet tegenover beleefd), maar dat lijkt me een kwestie van semantische microvariatie.
De kern van de kwestie zal wel zijn dat op de persoon gerichte kritiek niet kan, maar op de zaak gerichte wel. (De beroemdheid die ik hierboven aanhaal, kwam zich later excuseren, maar maakte het eigenlijk alleen maar erger toen hij zei dat ‘jullie Nederlanders nu eenmaal gevoelig zijn voor sektarische stromingen’, in de kern een racistische opmerking).
Het probleem is dan dat je je als onderzoeker vaak heel erg identificeert met je werk en dat dus het soort vernietigend commentaar dat Lucas hierboven beschrijft makkelijk kan aanvoelen als een persoonlijke aanval. Je moet beiden – degene die kritiek ontvangt maar eigenlijk ook degene die kritiek geeft – sterk in je schoenen staan.
Dit alles speelt zich naar mijn waarneming vooral af bij zogenoemde scholenstrijd. Het is niet goed als dit tot allerlei animositeit leidt, maar uiteindelijk zijn wel allemaal ook wel op zoek naar de waarheid (als ik de wetenschapsfilosofie zo even mag samenvatten) en als scholen daarover incompatibele meningen hebben, moet dat worden uitgesproken. Dat gebeurt geloof ik nu te weinig. ‘Laat duizend bloemen bloeien’ kan ook betekenen dat onkruid mag doorwoekeren omdat het zo onaardig is om het te wieden.
Marc van Oostendorp zegt
Zie ook dit interview met James Kennedy, die pleit voor een ’thetischer’ debatcultuur in de Nederlandse geschiedenis.