Door Marc van Oostendorp
Onlangs werden we er weer eens mee geconfronteerd. We hadden niet zo maar iemand op bezoek, maar een top-intellectueel (ja, zulke mensen bezoeken onze nederige stulp, we hebben geen geld en geen aanzien, maar dat hebben we dan toch maar bereikt). Een jonge hoogleraar die regelmatig in de krant schrijft en een aantal boeken op zijn naam heeft, zelfs een paar voor een algemeen publiek. Hij is weliswaar een bèta, maar heeft een brede belangstelling en zegt tegen ons altijd dat hij de taalwetenschap zo interessant vindt, als wij erover vertellen.
Maar deze keer begonnen we over het Indo-Europees. En bleek hij daar nog nooit over te hebben gehoord.
De consternatie was groot. Ik dacht dat onze gast een grapje maakte, maar zelfs dat bleek niet het geval.
Ik beschouw de ontdekking van het Proto-Indo-Europees als de grootste taalwetenschappelijke bevinding aller tijden, en ik denk dat dit ook het resultaat zou zijn als je verkiezingen zou organiseren onder taalkundigen over de hele wereld. Dat iemand die gymnasium heeft gedaan, daar nog nooit van heeft gehoord, is een schande. Niet voor die iemand. Een beetje voor het gymnasium. Maar vooral ook voor ons, voor de taalwetenschappers.
Arachnologie
Natuurlijk, het zit ons niet mee. Mensen vonden taal vooral leuk om over te klagen, maar niet om zich te verdiepen en dat wortelt stevig in onze cultuur. Niets van onze bevindingen hoort wél tot het curriculum van enig schoolvak. Maar inmiddels hebben we toch wel eeuwen de tijd gehad om een en ander uit te leggen.
Er zijn genoeg redenen waarom iedereen ooit gehoord zou moeten hebben over het Indo-Europees. Omdat het een verbluffende intellectuele prestatie is: uit een van de meest vluchtige eigenschappen van de mens – zijn taalgebruik – zijn we in staat een geschiedenis van duizenden jaren te reconstrueren. Maar daarnaast is die geschiedenis natuurlijk ook de prehistorie van minstens twee continenten: Europa en Azië. En zitten veel van de individuele redeneringen, vooral over de details, van die vergelijkende taalwetenschappers heel vernuftig in elkaar. De ontdekking staat als een huis; aan de details wordt nog steeds gewerkt, maar de kern van de ontdekking staat inmiddels al eeuwenlang, en is ook eigenlijk onomstreden.
“De taalkunde”, zei onze gast, “is waarschijnlijk de onbekendste wetenschap.” Hij zei het met spijt. Ik weet niet of hij daarmee de arachnologie geen onrecht deed, maar het was hoe dan ook een hard oordeel. We hebben nog veel werk te doen.
Lucas Seuren zegt
Ik had er tot ik taalkunde ging studeren ook nog nooit van gehoord, en zelfs toen duurde het nog wel even. Het werd ook daar niet uitgelegd namelijk. Pas toen het als voorkennis werd verondersteld bij mijn eerste conferentie kwam ik het voor het eerst tegen.
Dus zelfs taalkundigen vinden het lang niet altijd interessant genoeg om het te onderwijzen aan andere taalkundigen.
Nico Spilt zegt
Indo-Europees? Wetenschappelijk nepnieuws! Jaren geleden bewees Willem Hietbrink al dat alle talen van het Nederlands afstammen. https://youtu.be/D7S75Wq3syw
Marcel Plaatsman zegt
Ik meen dat hij tegenwoordig het Tessels voor oertaal houdt. Maar goede kans dat zijn theorieën bekender zijn dan die over het Indo-Europees. Dat is toch wel tragisch. Wat mensen over taalkunde menen te weten is bedroevend vaak pseudo-wetenschap (aangevuld met wat normatief geleuter over d’tjes en t’tjes en “dat Belgen meer Nederlandse woorden gebruiken”).
Overigens heb ik de taalfamilies op de middelbare school wel gezien bij aardrijkskunde. Ze staan ook in de Bosatlas. ’n Beetje “intellectueel” had hun bestaan dus prima zelf uit kunnen vissen.
Frans zegt
Als je gewoon een beetje de krant leest (of althans de NRC) of een blad (zoals bv. als jongere tiener de Kijk) kom je het concept ook heus wel tegen. Het zal m.i. eerder zo zijn dat de naam voor het concept je ontvallen is dan dat je er nog nooit van hebt gehoord.
Marcel Plaatsman zegt
Ik lees natuurlijk alleen de Tesselaar, maar zelfs die boekstaafde de term, in 1936: https://kranten.archiefalkmaar.nl/issue/TC/1936-12-12/edition/0/page/5?query=indo-europees&sort=relevance&f_periodicalcode%5B0%5D=TC
DirkJan zegt
Daar ligt dan een mooie, educatieve taak voor de Nederlandse Taalunie en/of het Meertens Instituut om dit soort taalwetenschappelijke begrippen, in relatie tot het Nederlands, op internet voor een breed publiek uit te leggen. Tegenwoordig heet dat ‘wetenschapscommunicatie’, maar dat zal wel niet tot hun kerntaken behoren.
Marc van Oostendorp zegt
Het hoort niet tot de taken van de Taalunie, want die gaat niet over taalwetenschap, maar over de Nederlandse taal. Ik geloof dat wij op het Meertens Instituut (met mensen als Nicoline van der Sijs en Leonie Cornips) doen wat we kunnen; maar we kunnen niet alles. Ik denk dan ook dat u het voorbeeld van het Meertens Instituut gebruikt omdat wij wél redelijk actief zijn op dit gebied. Ik vind dat dan ook niet terecht. Op de gemiddelde Nederlandse universiteit werken veel meer taalkundigen.
DirkJan zegt
Ik heb op de website van het Meertens Instituut ‘indo Europees’ ingetoetst om te zoeken en er kwam geen relevante informatie naar boven. En zeker ook universiteiten zouden veel meer kunnen doen aan wetenschapscommunicatie voor een breed publiek, maar daar loop je de kans dat veel kennis versnippert. Nu is er Wikipedia, Kennislink en een beetje het Meertens Instituut waar je in het veelal Engelstalige bos van de site goed moet zoeken naar wat wetenschappelijke taalkennis. Eén centraal punt voor Nederlandstalige online-taaleducatie lijkt me het beste. Over wetenschap, maar tegelijk ook over spelling en grammatica. Alles bij elkaar.
Marc van Oostendorp zegt
Het Indo-Europees hoort dan ook niet tot het terrein van het Meertens Instituut. Eén centraal punt lijkt altijd een goed idee, maar is uiteindelijk moeilijk te bereiken. De vraag is namelijk: een centraal punt voor wat? ‘Neerlandistiek’ wil bijdragen aan een centraal punt voor ‘neerlandistiek’; daar valt Vondel onder en eventueel ook spelling, maar studie naar bijv. Albaans of Swahili niet. Een centraal punt voor de taalwetenschap zou die verdeling weer anders maken, en trouwens ook ruimte bieden aan hersenonderzoek over taal. Een centraal punt hersenonderzoek zou dan weer… enz. Het enige centrale punt dat je dan uiteindelijk hebt is Wikipedia, overigens vaak inderdaad een aan te raden beginpunt.
DirkJan zegt
Bij Indo-Europees gaat het ook om de context, om de geschiedenis van de Nederlandse taal. En daar zijn boeken over, maar ik vind dat dit soort kennis gratis online zou moeten staan bij voorkeur op een overkoepelend taalportaal.
En ja, een centraal punt mag heel breed zijn met steeds actuele updates en linkjes, om steeds terug te komen. Nadeel van Wikipedia is dat je iets opzoekt, bijvoorbeeld Indo-Europees, als je het kennelijk ergens bent tegengekomen. Ik wil graag ook taalonderwerpen tegenkomen waar ik nog geen enkele weet van heb.
Anton zegt
Welk Proto Indo-Europees?
De variant met drie laryngalen (Beekes) of ééntje (Szemerény, @PIE Linguistics)?
Anton zegt
Ik heb €1000 over voor een googlemap met alle studeerkamerontploffingen na het noemen van @PIE Linguistics.
Denkt u nu niet dat we dat moeten willen! Mischien is er zelfs een compromis mogelijk. 1,1 Laryngaal bijvoorbeeld….
Iris van Erve zegt
Je moet het weten te brengen, kijk hoe RTL het doet (2012): https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/binnenland/nederlandse-taal-komt-uit-turkije
Barbara Snel zegt
Mede naar aanleiding van dit stukje heb ik al mijn leerlingen (klas 1 t/m 5) een spoedcursus Indo-Europees en taalfamilies in Europa gegeven. Dat zijn weer 180 onwetenden minder.