Door Marc van Oostendorp
Wonderlijk woord: want. Het is een woord dat deel uitmaakt van de basisstructuur van de taal, zonder dat woord zou het Nederlands het Nederlands niet zijn, maar het is niet onmiddellijk duidelijk waar het vandaan komt. Het Engels en het Duits, onze naaste zustertalen, hebben geen equivalent (het Fries en het Afrikaans overigens wél). Waar je nog kunt zien dat of iets te maken heeft met if of ob, en en met und en end, valt want nergens mee te vergelijken. Wat doet het daar, in het hart van het Nederlands?
Het is een woord met heel oude wortels, zegt de Duitse taalkundige Olav Hackstein in een artikel in het nieuwste nummer van Indo-European Linguistics. Hij denkt dat het een woord is dat we hebben geërfd uit Indo-Europese tijden, dat wil zeggen van de taal waaruit duizenden jaren geleden het Latijn, het Proto-Slavisch, het Grieks en het Proto-Germaans zijn ontstaan – waarbij de laatste taal dan weer de moeder is van het Nederlands, het Engels, het Duits, de Scandinavische talen en nog een handjevol.
Hij denkt dat er in die oeroude taal – we hebben er geen snipper van over, want die mensen schreven niet, maar we hebben door geduldige reconstructie een aardig beeld hoe ze in elkaar heeft gezeten – een woord hwandē heeft bestaan, en laat zien dat dit woord zelf behoorlijk ingewikkeld in elkaar heeft gezeten, met zowel een uitgang die beweging uitdrukte (de n) als een uitgang die een plaats aanduidde (de). Het was waarschijnlijk een vraagwoord, dat zoiets als waarom? betekende.
Dat een vraagwoord uiteindelijk het antwoord kan inluiden, is niet zo vreemd. Waarom en daarom lijken in het Nederlands ook op elkaar en in modern Nederlands kan want trouwens inmiddels ook weer ‘waarom’ betekenen. (“Ik ben boos op je!” “Want?”) Ook dat de vraag naar een reden betekenisaspecten heeft van richting en/of plaats is niet zo vreemd? In het inmiddels wat plechtstatige naar een reden vragende vanwaar? zit ook zo’n richtingselement besloten, en in het Duits heb je zelfs von woher, waar ook nog de plaatsbepaling her in zit. Hwandē zat dus op dezelfde manier in elkaar.
Het woord is bij nadere beschouwing ook niet echt alleen maar in het Nederlands overgeleverd. Tot in de negentiende eeuw had ook de uitloper van de Oostenrijkse dialecten die nu in Italië gesproken worden een woord bant met dezelfde betekenis, en Hackstein vermoedt ook voor het Latijnse unde (vanwaar?) dezelfde oorsprong, net als voor een woord in het Tochaars, een al lang geleden uitgestorven Indo-Europese taal die ooit in China gesproken werd.
Als dit alles klopt, zijn wij Nederlandstaligen dus nog de laatsten die dit hele oude woord gebruiken! Je zou zeggen ‘laten we er zuinig op zijn’, als het woord niet nog zo springlevend was in onze mond.
Gerrit van Uitert zegt
Ook taalkundig erfgoed verdient, zo goed als al het andere, onderhoud en bescherming. Een van de mooie woorden waarop we in het Nederlands ook zuinig moeten zijn, is het woord “zuinig” zelf. Dit woord, onlangs door M. de Vaan behandeld in zijn rubriek, is tegenwoordig ook alleen in het Nederlands bekend. Hoe gebruikelijk deze woorden misschien nu nog zijn, er hoeft maar één rapper of voetbaltrainer te komen die het anders gaat zeggen, en de hele spraakverzakende gemeente die hen volgt is die woorden morgen of overmorgen vergeten.
Marcel Plaatsman zegt
Is een verband met Latijn “quando” niet aannemelijker? Uit een betekenis “tegelijkertijd” kan zich dan de huidige betekenis ontwikkeld hebben. Het Latijnse “unde” kun je dan met het Gotische verbinden, dat in het Onzevader ook op de plek van ons “want” komt (want van u is – ).
Aardig aan “want” is verder dat het al heel lang succesvol is in het Fries, het komt ook in Oudfriese teksten voor. Tegenwoordig is het gebruik beperkt tot het Nederlandse Fries, de varianten in Duitsland gebruiken letterlijke vertalingen van “denn”.
Marcel Plaatsman zegt
Tiens, Gotisch schrift lukt hier niet. Wel spijtig voor ’n taalsite.
Ik schreef dus:
Is een verband met Latijn “quando” niet aannemelijker? Uit een betekenis “tegelijkertijd” kan zich dan de huidige betekenis ontwikkeld hebben. Het Latijnse “unde” kun je dan met het Gotische “unte” verbinden, dat in het Onzevader ook op de plek van ons “want” komt (want van u is – “unte theina ist”).
Henk zegt
Ook het Fries heeft ‘want’ bewaard. In het Oudfries komt het voor als ‘hwanda’, ‘hwenda’, ‘hwante’ en ‘hwente’.
J. Eissink zegt
Een relatie met ‘wanneer’ en ‘wenden’ lijkt mij ook niet vergezocht.
Ton van Erp zegt
‘en met und en end’
Volgens mij ligt en dichter bij and dan bij end.
Klaas zegt
“Dat een vraagwoord uiteindelijk het antwoord kan inluiden, is niet zo vreemd.” Daarna komen wat voorbeelden. Ook goede voorbeelden zijn titels van verhalen e.d. waarin iets wordt uitgelegd. Zo’n titel is bijvoorbeeld die van het (niet zo bekende) sprookje “Waarom honden bij mensen leven”.