Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (161)
Het Nederlandse sonnet bestaat 452 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Door Marc van Oostendorp
Vreugde in Holland
Vreugd is het in de grote wei te staan,
– water en bloei en lucht zo ver men ziet –
het oog speurt hoe de vogels over gaan
en wet zijn scherpte aan een vrij gebied.Vreugd is het, om waar levend water vliet
te zwemmen, wijd de armen uit te slaan:
dan tint’len de gedachten – men geniet
hun sterke stroom zo vrij te voelen gaan.En vreugd is in de liefde, gaaf en frank,
voor wie het hart zich koos tot zijn gezel,
de bloei der verten in elkanders ogen –Maar schoonste vreugd, als dàn des harten dank
zó diep is, dat het op de zuiv’re wel
der eigen taal vanzelve wordt gebogen.(Ida Gerhardt, Het veerhuis)
Ida Gerhardt was bijzonder gesteld op het woord wel, in ieder geval in de tijd waarin ze Het veerhuis schreef (dat in 1945 verscheen), want daar komt het woord regelmatig in voor. Het betekent volgens het WNT “plaats waar water onder druk vanuit diepere grondlagen naar de oppervlakte opstijgt en uit den bodem opborrelt”. In het Nederlands wordt dat woord om de een of andere reden nauwelijks nog gebruikt; het Engelse well voelt veel vertrouwder.
Maar in Het veerhuis is er dus regelmatig sprake van allerlei wellen. Er is een gedicht dat De wel heet en zo eindigt: “Verrukkelijke wijsheid van het spel,/ hoezeer zijt gij ons beiden bijgebleven: / het water klaar, de lieve lust te leven / en ’t argeloos lachen om die kleine wel”. Ook verder is het in de bundel een en al water dat je klotsen, stromen en borrelen hoort – de titel zegt het natuurlijk al.
In het gedicht Vreugde in Holland wordt de wel in zekere zin al aangekondigd. Er zijn betrekkelijk veel woorden zie met een w beginnen, en in het eerste kwatrijn figureren zelfs de wei en het wetten.
En tegelijkertijd, als die wel dan eindelijk zelf aan de orde komt, in de laatste terzine, begrijp ik het beeld niet helemaal. De dank des harten is heel diep en daardoor wordt het op de wel gebogen? Die wel is dus, neem ik aan, ook diep, maar hoezo ‘buigt’ hij daar andere dingen die ook diep zijn?
Jos Houtsma zegt
Nee, niet de dank wordt gebogen, ‘het’ wordt gebogen, en dat kan lijkt mij alleen het hart zijn.
Marc van Oostendorp zegt
Dank. Ik heb dat verbeterd.
Gert de Jager zegt
Misschien begrijp ik je probleem niet helemaal, maar volgens mij beweert Gerhardt aan het slot dat het vooral heel erg mooi is dat, na al die dingen waar je moeite voor moet doen, het uiten van de vreugde daarover vanzelf gaat. Dankzij dat mooie Nederlands. De wel van de taal stroomt, de dank van het hart is diep en van dat alles word je nederig.
Het sleutelwoord is ‘vanzelf’. Het gedicht illustreert misschien niet direct zijn eigen boodschap.
Mient Adema zegt
Ik dacht precies hetzelfde. En dat hart wordt gebogen door de kennelijke trance waarin je verkeert. Je spreekt je dank op een eigen aangepaste wijze, dus heel mooi, uit.
Dat buigen had ook anders gekund, maar door de ogen uit de eerste terzine kwam dat er niet van.
Gert de Jager zegt
Dat ‘wel’ lees ik dus behoorlijk metonymisch. In het landschap waarin dit gedicht is gesitueerd, zijn wellen niet te vinden, maar ze vormen wel de oorsprong van wat je ziet. Om die ervaring van de oorsprong gaat het hier, lijkt me.
Marc van Oostendorp zegt
Ja, ik begrijp wel ongeveer wat jullie bedoelen, denk ik, maar zodra ik dan die terzine lees, raak ik toch weer in de war.
DirkJan zegt
Als amateur-exegeet en na tien keer lezen, dacht ik even dat ‘het’ in ‘het op de’ in de laatste onduidelijke strofe, ‘het’ toch om de dank van het hart gaat, en die dank is weliswaar heel diep, maar buigt, onderwerpt zich toch aan de wel van de eigen taal die het allerdiepste en mooiste is. Zoiets, want wat en hoe wordt er nu anders precies ‘gebogen’?
Mient Adema zegt
Twaalf keer lezen dan maar. 🙂
De natuur en het zwemwater (ruim en sensueel bezongen) vormen het aanloopje voor het hogere: eerst de liefde voor wie het hart op de goede plaats draagt en daarna, als climax de taal waarin je je dank uitdraagt voor wat je voelt als je elkaar gelukzalig in de ogen kijkt. Die wel van de eigen taal is niet de bron van wat we zeggen (met woorden), maar de oorsprong van wat de taal der liefde is. Op die toetssteen laat je je hart spreken en buig je als vanzelf voor de schoonheid ervan.