zavel zn. ‘zand, zandige grondsoort’
Oudnederlands Sauelberga ‘Zavelberg’ (1198), Middelnederlands Thomas de Zavle (Calais, 1282), savel m. ‘zand’ (1324), saveligh ‘zandig’ (1464), Savel ‘plein’ (1450–1470; waarschijnlijk als vertaling van Frans Sablon in dezelfde functie). Nieuwnl. sauel ‘zandige grond’ (1502), ‘grof zand’ (1552), zavel (1602); van de samenstelling sauelkuyl ‘zandgroeve’ (1562). Met –r zaverig ‘zandig’ (ca. 1670), zaver ‘zavel’ (1719). Gewoonlijk mannelijk in het Zuidnederlands, als stofnaam onzijdig in de standaardtaal. Verwante vormen: Moezelfrankisch sāwel.
Het woord komt voor in het Zuidnederlands en in Middenduitse dialecten die direct aan het Frans grenzen. Ontleend aan een Vroegnoordfranse vorm *savlu die zich uit Latijn sabulum ‘zand’ had ontwikkeld, waaruit ook Frans sable ‘zand’ en diens afleiding sablon ‘fijn zand’ stammen. Terwijl in de Franse standaardtaal de Latijnse b in deze woorden bewaard werd, vertonen de noordelijke dialecten, zoals die van Pikardië, Henegouwen, Luik en Lotharingen, een v in sav(e)lon ‘zand’ en saveler ‘met zand bestrooien’. Het tijdstip van ontlening ligt dus na de Noordfranse ontwikkeling b > v in deze woorden.
Gezien de Middeleeuwse toepassing van savel bij de bestrating en in de productie van cement ligt voor de hand om te denken dat deze specifieke technische toepassingen de culturele reden voor de ontlening vormden, waardoor tussen sant en savel gedifferentieerd kon worden.
Literatuur:
Französisches Etymologisches Wörterbuch onder sabulum en sabulo
Dictionnaire Étymologique de l’Ancien Français onder sable2
Marcel Plaatsman zegt
Ik zocht het woord toevallig vorige week nog op omdat ik het tegenkwam in het aardige boekje “Het zuiderzeeprojekt in zakformaat”. Daar werd het als voorkomende grondsoort in de nieuwe polders genoemd, naast zand en klei. Het wordt in die context dus wel duidelijk van zand onderscheiden. Als grondsoort is het vergelijkbaar met geestgrond.
Erik Bouwknegt zegt
Ik ken het woord eigenlijk alleen uit het Gronings, het komt voor in een songtekst van Ede Staal, ook daar als een derde grondsoort naast klei en zand.
Doar liggen de baauwten en de boerderijen
Doar bluit mien eerappellaand
Doar woar het vrouger kraben en knooien was
Want alles ging nog mit haand
Doar roazen nou nijmoodse rudermesienen
Op klaai, op zoavel en zaand
Doar baauwen de boeren al generoaties laang
Op Drents en t Grunninger laand.
[refrein van Doar bluit mien eerappellaand]
Klaas Jac. Eigenhuis zegt
interessant
KJE