Door Roland de Bonth
Leerlingen staan meestal niet te juichen als ik aankondig dat in de komende lessen literatuurgeschiedenis centraal zal staan. Sterker nog, opmerkingen als ‘’Nederlands is toch geen geschiedenis’’, ‘’Ik heb expres geen geschiedenis gekozen’’ en de onvermijdelijke waarom-moeten-we-die-oude-boeken-lezen-vraag zijn niet van de lucht. Omdat vreemde ogen dwingen en een autoriteitsargument effectief kan zijn, laat ik sinds kort als reactie dit twee minuten durende filmpje zien waarin emeritus-hoogleraar Marita Mathijsen voor de vuist weg op gloedvolle wijze betoogt waarom iedereen (historische) Nederlandse literatuur zou moeten lezen. Voorafgaand daaraan geef ik mijn leerlingen de kijk- en luisteropdracht om de argumenten van Mathijsen te noteren.
In gezamenlijkheid weet een klas vrijwel altijd de redenen ter tafel te brengen die worden genoemd (en die te lezen zijn door de transcriptie die Marc van Oostendorp aan de video heeft toegevoegd):
- er is waanzinnig goed geschreven in het Nederlands;
- literatuur gaat over de basis van het leven;
- het laat zien hoe in een bepaalde tijd met algemene problematiek wordt omgegaan;
- goede literatuur gaat altijd over de hoofdzaken van het leven;
- je hebt zulke mooie vormgevingen in de Nederlandse literatuur.
Het verbaast dan ook niet dat ze haar pleidooi besluit met de woorden: “Lees die Nederlandse literatuur! Er zitten zoveel schatten in”.
Het is bemoedigend voor een docent Nederlands om te constateren dat de meeste leerlingen zich op basis van Mathijsens argumentatie laten overtuigen, of op zijn minst hun aversie minder duidelijk laten blijken. Het wil echter niet zeggen dat zij zich en masse naar de mediatheek begeven om de wereld van de historische letterkunde te betreden. Naar welke schrijvers moeten ze trouwens op zoek? Veel namen zeggen hun niets. Dat het Vondelpark en de P.C. Hooftstraat vernoemd zijn naar de zeventiende-eeuwse schrijvers Joost van den Vondel respectievelijk Pieter Corneliszoon Hooft, blijkt lang niet bij iedereen bekend te zijn. En anders dan Griet Op de Beeck, Maarten ’t Hart of Özcan Akyol kan een auteur uit de Gouden Eeuw niet aanschuiven als tafelheer of –dame bij De Wereld Draait Door.
In neerlandistische kringen vaak in één adem genoemd met Hooft en Vondel is Gerbrand Adriaenszoon Bredero. Het is op 23 augustus 2018 precies 400 jaar geleden dat hij overleed en om herdenkingsactiviteiten te initiëren, te stimuleren en te coördineren is er een Stichting Bredero 2018 opgericht. Op Bredero’s geboortedag – vrijdag 16 maart 2018 – is de bijbehorende website beschikbaar gekomen. De Amsterdamse hoogleraar Lia van Gemert vestigde er hier onlangs de aandacht op.
Op deze website is onder de allitererende titel Big Bredero Battle een Bredero-wedstrijd te vinden. De makers ervan zijn erin geslaagd te differentiëren naar verschillende opleidingsniveaus. Zo zijn er opdrachten voor leerlingen uit voortgezet of secundair onderwijs, voor studenten NT2 en voor studenten (Nederlandse Taal en Cultuur) aan universiteiten en hogescholen. Ik beperk me hier tot de eerste groep.
Voor leerlingen uit voortgezet of secundair onderwijs is er een keuzelijst van liedjes, gedichten en toneelstukken samengesteld, al wordt ook de mogelijkheid geboden zelf een andere tekst te kiezen. De tien liedjes die als suggestie worden aangedragen, handelen over aansprekende en universele thema’s als liefde, liefdesverdriet, zonde en onmatigheid. Bij elk lied kan er doorgeklikt worden naar de tekst ervan; enkele liedjes zijn daarnaast te beluisteren in een uitvoering van het muziekgezelschap Camerata Trajectina. Daarachter volgt een overzicht met zes gedichten, voor het merendeel sonnetten. Op de doorklikpagina staat bij elk gedicht een toepasselijke titel en ondertitel die aangeven waar het vers over gaat. Zo blijkt dat achter Amsterdam, die grote stad. De machtigste van de wereld! het eerste sonnet uit het Boertigh Liedt-boek (1622) schuilgaat. Tot slot volgen de toneelstukken. Hier komt een leerling met een muisklik terecht bij de tekst van De klucht van de koe, De klucht van de molenaar, Symen zonder zoetigheid, Spaanse Brabander.
Op welke wijze een leerling het uitverkoren lied, gedicht of toneelstuk vervolgens bewerkt, staat volledig vrij, mits het eindresultaat in het Nederlands of in een Nederlands of Vlaams dialect is opgesteld. Er kan worden gedacht aan het zingen/rappen van een lied, het voordragen van een gedicht, het opvoeren van een toneelscène of het maken van een schilderij. Uitdrukkelijk wordt er op gewezen dat Iets anders ook toegestaan is.
Een bijzonder uitdagende opdracht, zeker voor leerlingen uit het voortgezet onderwijs, is het insturen van een hertaling van een liedje, een gedicht of toneelscène. Spelling, woordkeus en zinsbouw zullen het de hertaler namelijk beslist niet eenvoudig maken. Wat de onbekende woorden aangaat, als deze niet toegelicht worden in de edities van Bredero’s teksten die op de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letterkunde (dbnl.org) staan, dan zou een begeleidend docent zijn leerlingen kunnen wijzen op de Geïntegreerde TaalBank van het Instituut voor de Nederlandse Taal. Na het intikken van gtb.inl.nl in de browser verschijnt een openingsscherm waarop de vijf beschikbare historische woordenboeken van het Nederlands staan die van die TaalBank deel uitmaken: het Oudnederlands Woordenboek (ONW), het Vroegmiddelnederlands Woordenboek (VMNW), het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW), het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) en het Woordenboek der Friese Taal (WFT).
Nadat op de knop ‘Start de applicatie’ is gedrukt, opent het scherm ‘Basiszoeken’ (zie hieronder). Voor de Bredero hertalende leerlingen is vooral het WNT van belang, dat de Nederlandse woordenschat van circa 1500 tot 1976 beschrijft. De vinkjes bij de andere woordenboeken kunnen dan ook beter uitgeschakeld worden bij ‘Zoek in de woordenboeken:’
Als een leerling bijvoorbeeld van plan is een hertaling te maken van Bredero’s bekende lied Boeren–gezelschap en geen flauw benul heeft wat de betekenis is van het woord kuin in de tweede strofe – “z’n hoed met bloemfluwiel die zat hem vrij wat kuin’’ – komt hij of zij er door het intikken van kuin bij ‘Origineel trefwoord’ (en overigens ook bij ‘Mod. Ned. trefwoord’) achter dat het woord ‘knap’, ‘parmantig’ of ‘netjes’ betekent. Ook weet een leerling nu dat kuin van Friese oorsprong is, tegenwoordig alleen in Noord-Holland benoorden het IJ wordt gebruikt en dat het in de zeventiende eeuw – de tijd waarin Bredero schreef – ook gangbaar was in Amsterdam.
Het valt te hopen dat Bredero tijdens zijn 400e sterfjaar de aandacht krijgt, die hem toekomt. Hij was – zo typeert Lia van Gemert hem – “De man van de onbehouwen volkse typetjes en de hilarische tafereeltjes, maar ook van de bedroefde liefdesliedjes en de verstilde overdenkingen. De man ook van de thema’s van vandaag: immigratie, geld en hypocrisie’’. We herkennen in deze woorden de hierboven genoemde argumenten van Mathijsen (de basis van het leven, het omgaan met algemene problematiek, de mooie vormgevingen). Reden genoeg om Bredero te lezen of te herlezen, want zijn werk kan – om met de woorden van Mathijsen te spreken – beslist geschaard worden onder de schatten van de Nederlandse literatuur.
Laat een reactie achter