Door Marijke De Belder
In een groots feministisch gebaar zei Gatz deze week op het laatste nippertje zijn deelname aan een studentendebat met een all male panel af. Toen hij daarover in het actualiteitenprogramma De Afspraak geïnterviewd werd, zei hij terloops de volgende zin: “In Brussel en Vlaanderen is het nu zo dat we met geritste lijsten zitten.” (13’58’’)
Zelf zit ik soms ook wel met iets; soms zit ik met een vraag of een probleem, met de vodden of de gebakken peren. Soms zit ik met de handen in het haar. Soms zit ik met iets dat op het eerste gezicht nog leuk lijkt, zoals een kind waarvoor ik zorgen moet, maar goed, ik zit er toch maar mee. Als ik de string “we zitten met” google, is de eerste hit: “We zitten met een bospoeper in de familie.” Het punt is daarmee wel gemaakt, denk ik: als we met iets zitten, is dat hinderlijk. En Sven Gatz zit dus met geritste lijsten.
Als we met iets zitten, dan is het meestal ook de bedoeling dat we er niet al te lang mee zullen zitten. De zin ‘Ze zit met blauwe ogen’ betekent niet dat ze met blauwe irissen geboren is. Als het al iets betekent, dan is het dat ze bont en blauw geslagen werd. Maar ook dat geneest wel weer. Kortom, als we met iets zitten, dan hebben we daar last van, maar er is allicht beterschap op komst. Sven Gatz zit dus met geritste lijsten, maar deep down gelooft hij dat er hoop rijst aan de horizon. Wat leuk voor hem.
Die Nederlandse zitten met-constructie is geen spreekwoordachtig iets; het is een Germaanse bezitsconstructie. In het IJslands, bijvoorbeeld, zeg je letterlijk Ik ben met vijf boeken wanneer je Ik heb vijf boeken bij me bedoelt. In het IJslands is dat bezit niet per se hinderlijk; de hinderlijkheid in het Nederlands zit allicht ergens in dat zitten dat in de IJslandse constructie ontbreekt. Wel bedoel je ook in het IJslands dat het bezit van voorbijgaande aard is.
In de stylometrie, dat is de computationele stilistiek, weet men al langer dat je je grammatica niet in de hand hebt. Onze woorden kiezen we zorgvuldig en we denken twee keer na over de onderwerpen die we aansnijden. Maar een zinsconstructie, die heb je gevormd voor je het in de gaten hebt. Als je dus wil weten wat iemands houding aangaande een bepaald onderwerp is, let je beter op zijn grammatica dan op zijn woorden. Woorden stuurt de spreker bewust, zinsconstructies niet.
Laat ons even teruggaan naar dat studentendebat waarvoor Gatz zijn kat stuurde. De moderator van dat debat, de studente Nora Sleiderink, verweet Gatz in De Morgen dat hij daarmee politiek wilde scoren. Ik kan me voorstellen wat ze met dat standpunt bedoelt; in de deining van de metoobeweging is het electoraal lekker drijven op de golven van het feminisme, zelfs als je nooit eerder verdacht werd van enig feminisme.
Wou Gatz politiek scoren? Had Gatz plots enig feministisch licht gezien dat hij echter nog niet helemaal verinnerlijkt had? Ach, ik ga me niet wagen aan een psycho-analyse van de man. Maar wie zich afvraagt hoe feministisch Sven Gatz al dan niet is in het diepst van zijn gedachten, kan ik dus wel de volgende bedenking meegeven: uitgerekend in een interview waarin hij het hoe en wat van zijn plotse feministische actie uit de doeken deed, verraadde zijn grammatica ergernis over geritste lijsten.
Laat een reactie achter