Door Ad Foolen
Ik dacht dat het gebruik van de negatief evaluerende uitgang –o z’n beste tijd gehad had, maar in Neerlandistiek van 22 maart werd deze afleidingsvorm zowaar twee keer gebruikt, en wel in de bijdrage De finale dagen in de schemer van Marc Kregting: “Ik ga er maar even aan voorbij dat zulke waarnemingen elk vooroordeel over culturo’s bevestigen …”. En: “Opnieuw wordt elk cliché over culturo’s bevestigd”.
Toen ik culturo aan mijn verzameling o-woorden wilde toevoegen, viel me op dat ik de meeste gebruiksgevallen in het eerste decennium van deze eeuw heb opgetekend. In alfabetische volgorde: academico,alternativo, allo, aso, bejaardo, blijo, Brabo, debilo, deskundo, dombo, excellento, hotello, joego, kampo, klojo, lesbo, Limbo, lokalo, Nijmo, presto, provincio, sentimentalo, sippo, travo.
Licht negatief
Enkele opmerkingen bij het lijstje. Niet altijd zal meteen duidelijk zijn waar het woord van afgeleid is. Sippo is afgeleid van sip, iemand die (vaak) sip kijkt, met presto is iemand bedoeld die voortdurend prestaties moet leveren. Klojo is niet een directe afleiding van een ander woord, maar vanuit de betekenis ‘iemand die aan het kloten is, of die maar wat aankloot’ is de vorming wel te reconstrueren.
De betekenis van de o-afleidingen is niet altijd negatief, zie bv. de volgende zin over vegetariërs: “Emi schoof ook aan bij bezoekers van de kantines en interviewde er 29, met name studenten. Het viel haar op dat de groepen vrij gemengd zijn. ‘De vego’s zitten vreedzaam aan tafel met fervente vleeseters.” <bron> In een gesprek werd met hotello een student van de Hotelschool aangeduid, misschien licht negatief of ironisch bedoeld, maar op de actuele website <bron> wordt met trots vermeld: “Als afgestudeerde ‘hotello’ ligt de wereld aan je voeten.” Vgl. ook het commentaar bij lesbo in Wikipedia: “steeds vaker voorkomende afkorting voor lesbische vrouwen, met een wat stoerdere klank”. Interessant vond ik dat naast travo ook trava als aanduiding voor travestiet wordt gebruikt. Daar wordt in een werkstuk dan weer van gezegd dat “men [die] over het algemeen geen prettige benamingen [vindt]”.
Negatief gestemd
In mondeling taalgebruik hoorde ik een keer hemmo, waarmee gewoon ‘hij daar’ bedoeld werd. Of had ik er toch een bijklank in moeten beluisteren? Helaas heb ik het de spreker niet meteen gevraagd.
Dat mij de laatste tijd minder o-woorden opvallen, kan betekenen dat het procedé uit de (taalgebruiks)mode is. Of is het een teken dat we tegenwoordig minder negatief gestemd zijn, met name tegenover allerlei groepen die (voorheen?) zo nodig negatief weggezet moesten worden? Of, nog een mogelijkheid, we hebben die stemmingen nog wel, maar beseffen sterker dat het geen pas geeft om dat in het taalgebruik te laten blijken. Een andere mogelijkheid tot slot: o-woorden zijn verhuisd naar websites die mij niet onder ogen komen.
Wouter van der Land zegt
Het suffix -o is duidelijk uit de mode voor dit doel. Op taalvernieuwende websites als Geenstijl zie je eerder achtervoegsels als -ert en -iër voor dit doel. Maar dan wordt het denk ik eerder deskundigert dan deskundert. Verlenging dus in plaats van verkorting. Nijmegert is te vinden op Geenstijl als nieuwe vorm van Nijmo.
Ad Foolen zegt
Dank Wouter voor de aanvulling. Naar aanleiding van je ‘deskundigert’ heb ik nog op ‘deskundo’ gezocht, en gevonden, recentelijk op Twitter: “Voor de orde: mijn onderzoek was zowel historisch als neurologisch. Gefactcheckt bij deskundo’s.”
Bert Mostert zegt
Al veel ouder en neutraal zijn “hiero” en “daaro”; wellicht de oorsprong van latere -o uitgangen.
Wouter van der Land zegt
Op de DBNL is een artikel van MC van den Toorn te vinden over de ’trochee op -o’. Daarin herleidde hij de uitgang meen ik tot Amerikaans marktkoopliedenjargon van rond 1900, die zeep bijvoorbeeld verkochten als soap-o. Dat zou merknamen zoals Brillo en later Zippo en nog later Ziggo hebben geïnspireerd. In Nederland zijn ook talloze professionele namen in die vorm geperst: havo, Sligro, Venco, enzovoort.
Gevonden, het artikel staat hier:
http://www.dbnl.org/tekst/_taa008198701_01/_taa008198701_01_0012.php
Wat ik mij (vaag) kan herinneren is dat brillo in de jaren zeventig als neerbuigende naam voor mensen met een bril werd gebruikt. Maar of dat de oorsprong is weet ik niet en ook niet of er een relatie is met de zeeppads… ‘Deskundo’ is zeer kunstmatig en zal pas gevormd zijn toen taalgebruikers zich bewust werden van de vorm.
In o.a. Australië (en ook wel Nederland) worden er bij- en koosnamen mee geformeerd. Cricketer Michael Bevan stond bekend als ‘Bevo’.
Ad Foolen zegt
Dank voor de verwijzing naar het artikel van Van den Toorn, ik zie dat hij in zijn artikel op p. 109 een hele reeks voorbeelden geeft, zoals duffo, frustro, arbo, etc. Dus in de jaren ’80 was het procedé ook al populair.
Ad Foolen zegt
De deictische vorm ‘hemmo’ zou door ‘hiero’ en ‘daaro’ geïnspireerd kunnen zijn.
Gerard van der Leeuw zegt
Ik mis als musico in je lijstje het ‘dombo’, dat ik nog regelmatig gebruik… Ik mis trouwens ook de vele i-woorden de laatste tijd een beetje: ‘depri’ enzo.
Peter Altena zegt
eh … lullo? Zo populair dat het het einde van het suffix inluidde?
Anton zegt
“De klojo klooide ook maar wat aan” ?
Ad Foolen zegt
Dank, het is inderdaad beter om klojo met het werkwoord klooien in verband te brengen dan met ‘(aan)kloten’, zoals ik eerst voorstelde.
Erik Bouwknegt zegt
Er staan er wel wat tussen die zeker al ouder zijn dan de eeuwwisseling, in elk geval Limbo en Brabo (die al gebruikt werden toen ik begin jaren 90 studeerde, ik weet niet of het toen ook buiten studentenkringen werd gebruikt), alternativo meen ik me ook al langer te herinneren, en klojo zeker, al heb ik de indruk dat klojo in het Noorden al eerder gebruikt werd dan in de rest van het land. Verder is er ook nog positivo (van Koot en Bie) en het in Groningen en Noord-Drente gebruikelijke Tammo (een mannennaam gebruikt als aanspreekvorm ook voor mannen met een andere voornaam, met een licht negatieve bijklank).
Het achtervoegsel -o wordt trouwens in het Noorden ook gebruikt om roepnamen te vormen:
Fokko, Eppo, Eltjo, Benno, Sikko, Trienko, Wubbo.
Mient Adema zegt
Waarom zie ik nog nergens de mengeling van wat spot en waardering die in Japio! schuilgaat?
Ad Foolen zegt
Japio kende ik niet, maar ik begrijp dat het een type tent is? De tentenwereld ken ik niet zo, dus ik weet niet of de merknaam een zekere gevoelswaarde heeft. Maar dank voor de aanvulling, Mient!
Mient Adema zegt
Ben niet zo goed in linkjes maken, maar als je “Toen was geluk heel gewoon” zoekt, zal Gerard Cox (of was het die andere knakker?) je gauw uit de nood helpen. Hij begint soms met “Japio!” en vingerwuivend besluit hij vaak met de vraag “Weet je wat dit betekent?” Dan moet-ie opzouten.
Mient Adema zegt
Nee, het was Sjoerd Pleijsier, zie o.a. bij “De spijkerbroek” op 9.25. Maar hij zegt het ook uitbundiger, bij wijze van gekscherende groet.
Petra zegt
Zeer frequent voorkomend: pensionado. Hoort die niet in het rijtje?
Wouter van der Land zegt
Alles op een o hoort denk ik in het ‘rijtje’. We vinden die woorden om een bepaalde manieren leuk om te zeggen.Ik zou niet weten waarom dat precies is. Marc van Oostendorp noemt zo’n eindlettergreep meen ik ergens de ideale lettergreep.Veel Nederlandse woorden en namen hebben een futloos einde, dus misschien speelt dat ook mee? Een naam als Otto klinkt een stuk energieker dan Willem.
Ad Foolen zegt
Hoort er absoluut bij, dank Petra voor de aanvulling!
Marc Kregting zegt
Na maanden terug op Nederlandstalige bodem, overvalt me trots bij de ontdekking tekst te hebben verwekt. Ik haast me om daar wat mosterd na de maaltijd bij te serveren.
De diskwalificatie ‘culturo’ waarmee Ad Foolen zijn uitleg begon, lijkt in België nog steeds courant. Een databank leert dat alleen al vanaf de vakantiemaand juli tot vandaag ‘culturo’ voorkomt in vier De Morgen-artikelen en in twee De Standaard-artikelen. Misschien blijft het woord hier rondzingen omdat de invloedrijkste politieke partij van de afgelopen jaren, de N-VA, het inzet tegen een kosmopolitisch geacht deel van de culturele wereld dat als overmacht wordt voorgesteld. (Zo komt ‘culturo’ in een rij met ‘bakfietsouder’, waarmee partijleider Bart De Wever nog wat vermeende vijanden framede.)
Met behulp databanken en Google kan er bijvoorbeeld een inzichtelijke column worden geschreven over de combinatie ‘culturo’ & Tom Lanoye. Zijn collega Herman Brusselmans benoemt zelf dan weer mensen met wie hij zich niet kan identificeren als ‘pipo’s’.
Voor negatieve -o woorden ben ik te veel jaren uit Nederland weg om te weten hoe het gesteld is met de ‘bobo’, waarmee Ruud Gullit eind jaren tachtig bestuurders van de KNVB jende. En hoe is het met de ‘macho’? Bestaat de ‘pedo’ nog? Mij heeft het geleken dat deze net ietsje minder schuldig wordt bevonden dan een ‘pedofiel’!
Ook heb ik de indruk dat bij de uitgang -o het leukige voor mensaanduidingen verandert in het gemakkelijke bij niet-menselijke woorden. ‘Geef de mayo even door.’ In België verwijst magazinetaal eerder naar een ‘resto’ dan naar een ‘restaurant’.
Tot slot een greep uit een discours dat aan populariteit heeft gewonnen, om een bizarre stelling te lanceren. Is het stomtoevallig of het kan het zijn dat in ingewikkelder diskwalificaties, met veel meer lettergrepen, de uitgangs-o is verschoven naar het midden? Te denken valt aan: ‘eurocentrisch’, ‘fallocratisch’, ‘misogyn’, ‘homofoob’, ‘islamofoob’,…
Ad Welschen zegt
Nergens in bovenstaande opsomming en aanvullingen kom ik de term ‘homo’ tegen. Is dat niet eigenlijk een (het) prototype, dan wel een (het) archetype?
Ad Foolen zegt
Leuk dat deze constructieve uitwisseling na twee jaar opnieuw nog eens aandacht krijgt. Inmiddels beschikken we over het proefschrift van Camiel Hamans (2021) Borderline cases in morphology. A study in language change. Hij bespreekt voorbeelden uit het Nederlands en Duits. Homo noemt hij bij het Duits. Voor het Nederlands noemt hij o.a. nog pedo, alto, depro, brillo, lullo, zie p. 128-130. Hamans groepeert de gevallen in termen van ‘clipping’ en ‘suffixation’. Clipping heb je bij de inkorting van een woord, als pedofiel –> pedo. Clipping+suffixation als eerst een woord ingekort wordt en er vervolgens een -o aan toegevoegd wordt: alto, van alternatief –> alt- –> alto. En als er geen afkorting plaatsvindt maar alleen toevoeging van een -o, dan is het een geval van suffixation, bv. in lullo, brillo, jazzo. Het Zweeds kent -o-gebruik ook, zie p. 127 in het proefschrift. Hamans concentreert zich op de morfologische analyse, de eventuele connotaties van -o laat hij buiten beschouwing.
Ad Welschen zegt
Ik kwam dit gisteren toevallig voor het eerst tegen, Ad, en dit kwam meteen bij mij op. En mijn tweede associatie was met ‘bobo’, uit het Surinaams, als ik het wel heb. Goed dat je naar het proefschrift van Camiel hebt verwezen, dat had ik eigenlijk zelf ook moeten doen. Ik mocht vorig jaar on line via een groot scherm bij zijn promotie aanwezig zijn.