Door Romy Roumans
Een regionaal accent, anders dan het randstedelijk accent, wordt vaak als iets negatiefs en afwijkends beschouwd. Onderzoek van Grondelaers, van Hout en Steegs (2010) naar de attitude tegenover het Limburgse accent toont aan dat mensen uit heel Nederland het Limburgs accent beoordelen als monotoon, koud en het zien als een minderwaardig accent. Ouders in Limburg lijken daarom bang te zijn voor een mogelijk negatief effect en het stigma dat rondom het Limburgse accent hangt, zoals uit de volgende advertentie blijkt in De Limburger:
Per februari 2004 zoeken wij voor onze baby en incidenteel voor onze zoontjes van 4 en 7 jaar een lieve OPPAS aan huis. Wij vragen om gemiddeld 20 uur/week een helpende hand maar gezien onze werkzaamheden zal dat soms om wat minder en soms om wat meer uren per week gaan. Onze voorkeur gaat uit naar een oppas die geen dialect spreekt
(Kroon & Vallen, 2004).
Kinderen zouden volgens veel mensen de standaardtaal, het Nederlands, moeten leren zonder regionale accenten. Limburgse ouders denken vaak dat wanneer ze hun kinderen uitsluitend in het Nederlands opvoeden een regionaal accent voorkomen kan worden. Maar kun je dit accent wel voorkomen wanneer je zelf ook Nederlands spreekt met een Limburgs accent (al dan niet naast het Limburgs)? Voorgaande literatuur hierover zegt namelijk dat de sprekers in je omgeving een accent bepalen, dus vroeg ik mij af in hoeverre het hebben van een Limburgs accent van ouders de uitspraak van het Nederlands van hun kind beïnvloedt en in hoeverre ouders een accent kunnen voorkomen? Vanwege de literatuur verwacht ik dat het opvoeden van een Limburgs kind in enkel en alleen het Nederlands toch zal leiden tot het hebben van een regionaal accent in het Nederlands.
Om mijn vraag te beantwoorden analyseerde ik spraakopnames van 104 Limburgse kinderen uit een eerdere studie van Cornips, van den Heuij, Francot en Blom (2015). In die studie voerden zij een woordtaak uit waarbinnen de 104 kinderen woorden moesten uitspreken aan de hand van plaatjes. 56 opnames zijn van tweetalige kinderen, die Limburgs of Limburgs en Nederlands spreken en 41 opnames zijn van eentalige kinderen, die alleen het Nederlands spreken (gemiddeld 6 jaar en 7 maanden oud).
Binnen de analyse onderzocht ik de ‘g’ klank, omdat juist deze klank typerend is voor het Nederlands met Limburgs accent en met het standaard Nederlands verschilt. De Limburgse dialecten kennen een ‘zachte g’ [ɣ] (stemhebbende velare fricatief), terwijl het standaard Nederlands zich typeert door een ‘harde g’ [χ] (stemloze uvulare fricatief). Ik onderzocht welke van deze twee varianten van de ‘g’ de kinderen uitspraken binnen een vijftal woorden met een ‘g-klank’ aan het begin van een woord of lettergreep in de woorden ‘vogeltje, glijbaan, handschoen, regenboog en kruiwagen’. De positie van de ‘g’ in deze woorden maakt het mogelijk dat de ‘g-klank’ op bovenstaande twee manieren uitgesproken kan worden, namelijk als de ‘harde g’ of de ‘zachte ‘g’.
Akoestische analyses met het programma Praat wijzen uit dat slechts drie van de 104 kinderen alle woorden met een ‘harde g’ uitspreken, terwijl de overigen de ‘zachte g’ lieten horen. De drie kinderen met een ‘harde g’ hebben allen ouders uit de Randstad die naar Limburg voor hun werk zijn verhuisd en worden opgevoed in enkel het Nederlands. De overige 45 eentalige kinderen hebben Limburgse ouders en worden ook in het Nederlands opgevoed, maar gebruiken allemaal een ‘zachte g’. Ook alle 54 tweetalige kinderen gebruiken de ‘zachte g’.
Vervolgens toonde een statistische analyse (Pearson Chi-Square test) aan dat twee- en eentaligen de twee ‘g-klanken’ in dezelfde verhouding gebruiken (Tabel 1). Dit betekent dat de eentalige Limburgse kinderen, enkel en alleen opgevoed met het Nederlands, niet vaker de ‘harde g’ gebruiken dan hun tweetalige leeftijdsgenoten.
Klank | Totaal | |||||||||
zachte g [ɣ] | harde g [χ] | |||||||||
Eentalige kinderen | Exacte aantal |
44 |
4 |
48 |
||||||
Percentage |
91,7% |
8,3% |
100,0% |
|||||||
Tweetalige kinderen | Exacte aantal |
54 |
2 |
56 |
||||||
Percentage |
96,4% |
3,6% |
100,0% |
|||||||
Totaal | Exacte aantal |
98 |
6 |
104 |
||||||
Percentage |
94,2% |
5,8% |
100,0% |
Tabel: Gebruik van de twee g-klanken binnen eentalige en tweetalige kinderen uitgedrukt in exacte aantallen en percentages.
Mijn conclusie luidt daarom dat het niet uitmaakt of je als Limburgse ouder je kind met alleen het Nederlands opvoedt of met het Limburgs (en het Nederlands), want de kans is zeer hoog dat je kind je eigen regionale Limburgse accent als ouder en het accent van zijn/haar omgeving overneemt en dus alsnog Nederlands met een Limburgs accent zal spreken.
Rob Alberts zegt
Het accent van iemand of de taal die iemand spreekt zegt niets over de intelligentie van de spreker
Mocht die indruk er wel zijn bij de luisteraar dan is dat niet zo slim van die luisteraar!
Vriendelijke groet,
DirkJan zegt
Er hangt volgens de onderzoekster een negatief stigma rond een regionaal accent en illustreert dat met een advertentie die eindigt met:
“Onze voorkeur gaat uit naar een oppas die geen dialect spreekt.”
Een dialect is wat anders dan een accent en vind ik het geen valide voorbeeld.
Over vooroordelen gesproken. Er zou eens onderzocht moeten worden of al die Ollanders die de Standaardtaal spreken een zachte g ook daadwerkelijk negatief en dom vinden. De uitkomst zou best eens mee kunnen vallen.
Frans zegt
Een linkje of iets vollediger verwijzing zou wel zo makkelijk zijn maar volgens mij staat dat in de introductie? 🙂
DirkJan zegt
Das waar, ik had die passage kennelijk gelijk verdrongen omdat het resultaat geheel indruist tegen mijn eigen positieve oordeel van een Limburgs accent. Maar ik zou dat onderzoek best willen bekijken en kan het zelf niet 1 2 3 via Google vinden.
Frans zegt
Ik neem aan dat het deze is:
Grondelaers, S., R. Van Hout & M. Steegs (2010). Evaluating Regional Accent Variation in Standard Dutch. In: Journal of Language and Social Psychology 29, 101-116.
https://www.researchgate.net/profile/Stefan_Grondelaers/publication/254878923_Evaluating_Regional_Accent_Variation_in_Standard_Dutch/links/54d4b02f0cf2970e4e6375a6/Evaluating-Regional-Accent-Variation-in-Standard-Dutch.pdf
DirkJan zegt
Thank You!
Frans Daems zegt
De uitspraak “terwijl het standaard Nederlands zich typeert door een ‘harde g’ [χ] (stemloze uvulare fricatief)” vind ik weinig genuanceerd. Ik zou liever zeggen dat die harde g karakteristiek is voor een deel van Nederland. Ik zie niet in waarom een minder harde g, zoals in het zuiden van Nederland en in Vlaanderen, geen Standaardnederlands zou zijn.
Jos Van Hecke zegt
Helemaal mee eens. Een ‘standaard’ uitspraak van standaard Nederlands (en dus geldend voor het hele Nederlandstalige gebied) bestaat blijkbaar niet terwijl dit wél het geval is voor de meeste andere Europese talen. De Nederlandse Taalunie acht het blijkbaar ook niet nodig of nuttig om daar een gemeenschappelijke lijn in te trekken en dus leven we maar verder met 2 soorten gesproken ‘standaard Nederlands’, een Hollandse ‘standaard’ en een Vlaamse ‘standaard’. Een beetje (arm)zielig toch, vanuit de schone gemeenschappelijke (papieren) missie van de Nederlandse Taalunie? Maar goed, uniek is die tweeslachtige situatie niet want ook voor het Portugees zijn er 2 soorten gesproken ‘standaarden’: een voor Portugal (en Angola, Mozambique en nog enkele Portugees sprekende Afrikaanse landen) en een voor Brazilië. Het verschil is dat de wereldwijde Portugese taalgemeenschap géén ‘Portugese Taalunie ‘ heeft en dus ook veel konsekwenter is en handelt dan de dubbelzinnig opererende ‘Nederlandse Taalunie’ die dus op papier wél maar in de feiten alles behalve een ‘Taalunie’ is. Alleen daarom al vind ik dat die vermolmde en aan zijn (papieren) opdracht compleet voorbijgaande gemeenschappelijke taal instelling mag worden opgedoekt. Bovendien lijkt het er sterk op dat de huidige taalpolitiek van de Nederlandse Taalunie er thans enkel nog in bestaat om geen gemeenschappelijke taalpolitiek en zelfs gewoon géén taalpolitiek meer te voeren: alles is goed, alles mag, alles is ‘standaard’ en niets moet nog worden genormeerd. De huidige taalkundige woordvoerders van de Nederlandse Taalunie durven zich met moeite nog uitspreken over een ‘norm’ voor de Nederlandse standaardtaal en sommigen willen zich zelfs niet meer uitspreken; ze zwijgen. In plaats van te wachten tot ze zich zelf dood gezwegen hebben ware het mijns inziens beter om ze ineens maar het zwijgen op te leggen en dus deze zwijgende, vermolmde en aan zijn (papieren) opdracht compleet voorbijgaande gemeenschappelijke taal instelling – die in de feiten helemaal niet als een gemeenschappelijke instelling opereert – zo vlug mogelijk op te doeken.
DirkJan zegt
Het kenmerk van een levende taal is dat het veel variatie kent, in woordgebruik, grammatica en uitspraak, ook al is er ook sprake van een standaardtaal. De standaardtaal is niet meer dan de algemeen bruikbare taal voor een gangbaar gebruik..Leest u eens wat de Taalunie daar zelf over heeft geschreven.
http://taaladvies.net/taal/advies/tekst/85/wat_is_standaardtaal_algemeen/