Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (173)
Het Nederlandse sonnet bestaat 453 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Door Marc van Oostendorp
Over Vlaamse reuzen (twintigste eeuw)
Fortissimi sunt Belgae
Car Flanders, Frans C. Ridwit, Hendrik Prijs,
Dirk Desmadryl, Irina van Goeree,
Bert Verm, Karel Vertommen, Georges Adé,
Maria Vlamijnck, Luc Deleu, Raf Seys.Daisy Ver Boven, Hector J. Loreis,
Geert Grub, Marc Bruynseraede, Paul De Vree,
Ludwig Allene, Marc Verreckt, Roobjee,
Rik Lanckrock, Lode Conte, Ignaas Veys.Eriek Verpale, René Swartenbroeckx,
Fernand Handtpoorter, Omar Robinon,
John Bultinck, Jozef Smet, Pierre Dyserinck.Yves Slabbinck, Jozef Droogmans, Paula Loeckx,
Adriaan Magerman, Renaat Ramon,
Emiel Van Hemeldonck, Jaak Stervelynck.(Jan Kal, Amsterdam, 12 november 1979)
Je kunt Vlaamse reuzen, een opsomming van 36 namen van Vlaamse letterkundigen die allemaal in 1979 actief waren, op verschillende manieren lezen.
Er is bijvoorbeeld een ironische lezing, die vooral wordt opgeroepen door de titel ‘Vlaamse reuzen’. Ik ken uit de lijst alleen (Pjeroo) Robjee en Eriek Verpale, en ik wil niet beweren dat ik nu zo’n enorme kenner ben dat mensen die door mij niet gekend zijn geen aanspraak kunnen maken op de titel ‘reus’, maar als je de cv’s bestudeert van sommige van de genoemde auteurs, krijg je de indruk dat ze ook door de échte kenners niet worden beschouwd als onmisbaar op iedere leeslijst. Ook het Latijnse motto – ‘de Belgen zijn het sterkst’, uit De Bello Gallico van Julius Caesar –is natuurlijk grappig.
Op een niet helemaal verklaarbare manier draagt de sonnetvorm bij aan de ironie. Zomaar een willekeurige lijst van Vlaamse schrijversnamen zou, zelfs voorafgegaan door ‘Vlaamse reuzen’ en/of ‘Fortissimi sunt Belgae’ niet grappig zijn. Het feit dat iemand de moeite heeft genomen die namen in metrisch welgevormde en (min of meer) rijmende regels te plaatsen, draagt bij aan het effect. Waarom? Misschien omdat je weet dat je nog veel en veel meer namen bij elkaar moet schrapen om er de juiste uit te kunnen vissen – de namen die passen in het metrum en het rijmschema. Het effect dat dit er 36 zijn uit talloos veel miljoenen wordt zo versterkt.
Er is ook een esthetische lezing. Bij Nederlandse auteurs gaan ironie en esthetiek vaak samen, zeker als het over Vlamingen gaat, of over het Belgisch Nederlands: de taal en de cultuur worden enerzijds heel mooi gevonden en aan de andere kant niet helemaal serieus genomen. De overgrote meerderheid van namen in de lijst klinkt overduidelijk Vlaams of is overduidelijk Vlaams gespeld, vrijwel geen enkele naam zou zomaar Nederlands kunnen zijn – de belangrijkste uitzonderingen zijn denk ik Hendrik Prijs en Jozef Smet, twee namen die ook wel in een lijst met ‘Nederlandse reuzen’ hadden kunnen staan.
Dat de sonnetvorm bijdraagt aan die esthetiek is duidelijk. Belangrijker lijkt me eigenlijk nog de lijstvorm: de namen blijven daardoor in de ruimte hangen. De meeste hebben geen duidelijke associatie en dus krijgt de vorm alle aandacht. En die vorm is voor Kals Nederlandse publiek net exotisch genoeg om mooi te kunnen zijn.
Maar het sonnet heeft daarnaast in de 21e eeuw nog een derde, door Kal in 1979 niet voorziene, betekenis gekregen: het is een lofzang geworden op de DBNL. Bijna alle zo duistere namen blijken een pagina in die onvolprezen bibliotheek van de Nederlandse letteren te hebben gekregen. (De DBNL helpt ons zelfs een typefout op te sporen: Ludwig Allene heet in werkelijkheid Ludwig Alene; omgekeerd spelt de DBNL waarschijnlijk ten onrechte John Bultynck.) De enige niet opgenomen schrijver, Marc A. Verreckt, wordt wel ergens en ergens in dit 21e-eeuwse monument van onze cultuur genoemd.
Ik vermoed dat Kal heeft gedacht dat de namen die hij noemde in meerderheid wel snel vergeten zouden zijn, dat hij niet zou hebben voorzien dat een lezer in 2018 ze nog allemaal vrij gemakkelijk kon achterhalen. Maar dankzij de DBNL worden ze voorlopig niet meer vergeten.
Frank Willaert zegt
Op de lagere school leerden wij in Vlaanderen altijd dat de Belgen de dappersten van de galliërs waren, niet de sterksten. Dat uit de mogelijke vertalingen van “fortissimi” juist de meest vleiende werd gekozen, was vermoedelijk niet toevallig en vervulde ons in ieder geval met grote fierheid.Tot we enkele jaren later leerden dat die Belgen niet onze voorvaderen waren en dat hun/onze sterkte-dapperheid vooral hiermee te maken had dat ze/we het verst van de beschaving verwijderd waren…
Marc van Oostendorp zegt
Reactie van Jan Kal op Facebook:
“Marc, verrekt, je hebt gelijk. Ludwig Allene is inderdaad een typfout, waar jij liever typefout spelt, voor Ludwig Alene, die in werkelijkheid Walter Strobbe heette (Sint-Kruis, 6 maart 1935 – Gent, 8 augustus 2007). In Waarom ik geen Neerlandistiek studeer (Amsterdam, C.J. Aarts, 1980), p. 29 had ik zijn naam nog goed gespeld, en in de tweede, uitgebreide druk (Amsterdam, C.J. Aarts, 1984), p. 48 eveneens. Die tweede l is pas erin geslopen bij het overtypen voor Het Schrijvershuis (Amsterdam / Antwerpen (ai), De Arbeiderspers, 1995), p. 50, en van daaruit met fout ingetypt voor 1000 sonnetten (Amsterdam, Nijgh & Van Ditmar, 1997), p. 1115, en dus ook p. 1215 (1000 namen uit 1000 sonnetten). Tegenwoordig kun je lekker kopiëren en plakken en elektronisch aanleveren. Weliswaar heeft Ludwig Alene een pagina in de Bibliotheek voor de Nederlandse letteren, maar dat wil nog niet zeggen dat je die vijf primaire teksten in de DBNL ook kunt lezen. Ik heb ze aangeklikt om een toepasselijk citaat te zoeken, maar alle leveren de tekst op: ‘Dit werk kan om auteursrechtelijke redenen niet getoond worden. Bent u de rechthebbende? Dan kunt u toestemming geven voor publicatie via dbnl.auteursrecht@kb.nl.’ Zelfs zijn rechthebbende is hem als dichter vergeten.”
Erik Dams zegt
John Bultinck had indertijd de grootste naamsbekendheid, want hij was de eerste tv-kok op de toenmalige BRT: https://www.nullammicrowaveum.com/john-bultinck/
Jan Uyttendaele zegt
Sic transit gloria mundi.
DirkJan zegt
Het moet dus in 1997 zijn geweest dat ik ’s avonds laat Jan Kal tegenkwam in dag- en nachtcafé P96 aan de Prinsengracht en naast hem aanschoof aan de bar. Hij had die dag het eerste exemplaar van zijn vuistdikke verzamelbundel 1000 Sonnetten van zijn uitgever Nijgh en van Ditmar ontvangen, omdat hij als de productiefste sonnettenschrijver van de Lage Landen 50 jaar was geworden. Hij was – terecht – zo trots als een aap met zeven lullen. We dronken er een paar borreltjes op en het werd laat. Ik zei, Mooier dan de uitgave van het verzameld werk van Gerrit Achterberg. Ja, beaamde hij, Mooier dan Achterberg.