Door Marc van Oostendorp
“Natuurlijk,” schrijft Jaap Goedegebuure op de laatste bladzijde van zijn recent verschenen Couperus Cahier, “je mag een schrijver nooit vereenzelvigen met zijn personage, zoals we braaf hebben geleerd toen we onze lessen in literatuur kregen”.
Het is een wat curieuze zin voor een emeritus hoogleraar in de literatuurwetenschap. Hoezo hebben we dat ‘braaf’ geleerd? Hadden we soms in opstand moeten komen toen het desbetreffende college aan ons werd gepresenteerd? Zit het soms eigenlijk anders? Maar waarom is het dan ‘natuurlijk’ toch wel het geval? En waarom komt er dan in de volgende zin een onherroepelijk ‘maar’ (‘Maar dat laat onverlet dat Couperus zelden iets heeft geschreven, zeker niet in de eerste persoon enkelvoud, dat zo rauw is, zo weinig gepolijst.”)? En hoezeer is dat rauwe en ongepolijste precies in tegenspraak met onze brave lessen?
Het door Goedegebuure geschreven essay heet Stille venijnen en gaat over ‘verderf en verdervers in het werk van Louis Couperus’. Het is misschien niet heel verrassend dat de schrijver een fascinatie had voor decadentie, maar Goedegebuure wijst er terecht op dat het verderf ook vrijwel altijd een gezicht heeft: er is in vrijwel ieder werk wel een personage aan te wijzen dat de rol van verderver op zich neemt.
En meestal doet hij dat door anderen ertoe te verleiden een grens over te steken die beter niet overgestoken zou kunnen worden, zoals de grens tussen ‘oost’ en ‘west’. Als er een oriëntalist was (in de betekenis die Edward Said aan dat woord gaf) was het Louis Couperus: gefascineerd door wat hij ervaarde als het sensuele en mystieke van ‘het oosten’ – dat zich uitstrekte van Marokko tot de gordel van Smaragd – en er tegelijkertijd doodsbenauwd voor. Het is niet per se antikoloniaal, zoals Goedegebuure zegt, maar de westerse mens werd wel gewaarschuwd om niet te menen dat hij ooit ook oosters kan worden. Je kon je als westerling dat oosten niet ’toe-eigenen’, want juist met die toe-eigening begon het verderf.
In die zin was Couperus dus een (blanke, geprivilegieerde) voorloper van het moderne politieke-correctheid, die tegelijkertijd altijd interessant is gebleven vanwege het enorme conflict dat hij vormgaf, als een strijd tussen personages (de verderver en de potentieel verdorvenen) en binnen personages.
Maar daarmee was dat conflict nog niet alleen maar een ‘innerlijk’ conflict. Het is niet “braaf” om een schrijver niet te vereenzelvigen met zijn personage, vooral bij een zo complexe schrijver met zulke veelkantige personages is het noodzaak. Couperus conflict was niet zomaar een privé-kwestie. Het was een worsteling die nog altijd wordt doorgezet.
Jaap Goedegebuure. Stille venijnen. Verderf en verdervers in het werk van Louis Couperus. Couperus Cahiers xvi. Den Haag: Louis Couperus Genootschap, 2018. Meer informatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter