door Jan Stroop
Gedurende ’t jaar 1971 werkte Jo (thuis!) intussen ook aan haar uitgave van de kluchten van Bredero die deel zou gaan uitmaken van de complete Bredero, die bij Tjeenk Willink aan ’t verschijnen was. Ze had al naam gemaakt met haar uitgave van de Klucht van de Koe. Daar had ik haar ook een paar tips bij gegeven. Die uitgave van ‘de Koe’ maakte Jo de aangewezen persoon voor ’t deel met kluchten. Jo vroeg me of ik genegen was de teksten van de verschillende drukken van de kluchten te vergelijken, te ‘collationeren’. ’t Zou betaald worden. Ik zei ja. En zo ging ik in deze periode na ’t werk naar de UB om Bredero te doen. In de uitgave vergat ze mijn aandeel te vermelden. Wel kreeg ik deze mooie, veelzeggende opdracht in mijn exemplaar:
Omdat ik speciaal belast was met ’t ontwerpen en tekenen van taalkaarten, gaf Jo me de bijnaam ‘Jan kaart’, ter onderscheiding van collega Jan Berns. Als ik de lijst van mijn kaarten bekijk, mag ik concluderen, dat ik die naam wel waargemaakt heb.
De kaart die ’t bekendst geworden is, ik mag wel zeggen ‘populair’, is die van patates frites. De oorspronkelijke kaart, die bij dit stukje staat, is gepubliceerd in de Mededelingen van 1972. Voor de symbolen gebruikte ik toen nog de afwrijf-plaktekens van ’t merk Letraset. Ik denk niet dat daar tegenwoordig nog mee gewerkt wordt.
De gegevens voor de kaart zijn de binnengekomen antwoorden, in totaal 903, op de volgende vraag: ‘Hoe noemt men in uw dialekt de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden?’ (Vragenlijst 46, 1971, vraag 1). Zulk soort formuleringen gebruikten we altijd, zonder namen te noemen: dat laatste zou de respondenten maar beïnvloeden. In ’t artikel bij de kaart geef ik ook al een verklaring voor de tweedeling friet/patat: in ’t zuiden betekent patat ‘aardappel’. Daar moest de patates frites vanzelf wel een andere naam krijgen.
In 2004 heb ik met ’t computerprogramma CARTO van Jan van Bakel een nieuwe versie gemaakt. Dit keer heb ik ook de scheidslijn patat/aardappel ingetekend heb. Die kaart staat in mijn artikel ‘Weet wat u eet’. Naar deze versie is weer de kaart ontworpen voor de Dialectatlas van het Nederlands. Alle overige kaarten die er tegenwoordig van patat/friet verschijnen zijn door anderen van deze kaart nagetekend. Dat u ’t weet.
“Vanaf 1 april 1972 [werd] het Dialectenbureau versterkt met drs. H. J. T. Brok als wetenschappelijk ambtenaar voor de historische dialectologie.” Harry Brok kwam ook van de universiteit van Nijmegen (leerling van Weijnen!), net als de meesten van ons.
In datzelfde jaar 1972 stelde Jo (Daan, dus) voor om met zijn allen Fries te gaan leren. Dat Fries was dan wel geen dialect maar ’t was een belangrijke omgangstaal in een gebied dat ook tot ’t werkterrein van ’t Dialectenbureau behoorde. Vandaar. Ze had ook al een docent gevonden, een jonge vrouw, ik noem haar nu Baukje. En zo kwam ’t dat wij, zes mannen, en Jo, dinsdagmiddag om de veertien dagen les kregen van Baukje en wel in de vergaderzaal.
We moesten ons eigen lesmateriaal aanschaffen: Fries voor niet-Friezen, van A. Bosma-Banning: Les I: 1.Hoe let is it? 2. It is acht ûre. 3. Hwa rint dêr oer de brêge? , enz.. En we zouden gaan lezen in de verhalenbundel De koarte kriem (‘de korte bocht’), Forhalen fan nei ’45, sammele troch J.J. Bylsma en Dr. Y. Poortinga.
Aan ’t eind van elke les gaf Baukje ons ook huiswerk op, maar de enige die dat ook werkelijk maakte was Jo. Mijn exemplaren van de lesboeken zijn dus nog ‘als nieuw’. We namen de lessen niet erg serieus, waardoor er vaak een lacherige sfeer ontstond. De gedachte aan een klas kinderachtige pubers was niet ver weg. Op zeker moment en al gauw besloot Jo dat ’t maar afgelopen moest zijn. Baukje bood te weinig taalhistorische onderbouwing, vond ze. ’t Vertrek van Baukje betekende ook ’t einde van de lessen Fries. Er kwam geen opvolgster. Niemand protesteerde.
Rob Alberts zegt
Omdat ik teveel door Nederland heb gezworven kan ik nu zo snel niet bedenken hoe ik oorspronkelijk een “Patatje oorlog bestel.
Vredelievende groet,