door Pjotr Bos
Toen afgelopen maart de hernieuwde kennisbasis voor tweedegraadsdocenten Nederlands werd gepubliceerd, was er al snel sprake van commotie. Voor velen was het ‘verdwijnen’ van literatuur van voor 1880 reden tot zorgen. Coen Peppelenbos, hoofdredacteur van Tzum, constateerde terecht dat een tweedegraadsdocent nu minder van literatuur hoeft te weten dan een vwo-leerling. Ook Marc van Oostendorp ‒ hoogleraar Nederlandse Taal en Cultuur aan de Radboud Universiteit ‒ schrok: “Er zijn te veel cynici bezig alles af te breken.”Een leraar Nederlands voor de klas die niet weet wie Multatuli is, of Piet Paaltjens, of Sara Burgerhart: dat voelt verkeerd. Was ik zelf schooldirecteur, dan zou ik zo’n docent nooit aannemen. Maar waarom staat het dan niet in de kennisbasis? Mariëtte van Dam-Helmig, voorzitter van het Landelijk Vakoverleg Nederlands en docent aan FLOT, stelt terecht dat ook in de vorige kennisbasis nooit letterlijk de literatuur van voor 1880 werd genoemd. In de nieuwe versie staat overigens: ‘[De student] kan aan de hand van dominante, literaire stromingen, begrippen, bewegingen en genres, literaire fragmenten in historisch perspectief plaatsen.’ Dat lijkt me onmogelijk zonder op zijn minst globale kennis van de letterkunde van voor 1880. De rest van haar verweer baart me meer zorgen.
In een persbericht van het Hoger Onderwijs Persbureau (HOP) legt ze uit dat literatuur voor 1880 niet in de kennisbasis staat, omdat het geen stof is die tweedegraders behandelen: “Op het vmbo lezen kinderen geen Multatuli en ook in de onderbouw van havo en vwo komt hij niet aan de orde.” Maar waarom zou je in de onderbouw geen begin maken met de literatuurgeschiedenis? Een goede docent, die de literatuurgeschiedenis met passie brengt en hierbij de relatie met zowel de geschiedenis als de actualiteit laat zien, kan een bijzondere bijdrage leveren aan het begrip dat leerlingen hebben van taal, literatuur en de werkelijkheid. Het pijnlijkst vind ik trouwens dat gesteld wordt dat historische letterkunde geen plaats op het vmbo zou hebben. Daarmee onderschat Van Dam-Helmig zowel docenten en vmbo’ers, als de waarde van klassieke literatuur.
Het is een streven naar gelijkheid en meetbaarheid dat leidt tot de idee dat het opstellen en toetsen van een gezamenlijke kennisbasis de professionaliteit van leraren ten goede komt. Wie geïnteresseerd is in dat performativiteitsdiscours en de gevolgen voor de professionaliteit van leraren doet er goed aan De leraar als (on)eigentijdse professional van Geert Kelchtermans te lezen, waarin de auteur terecht waarschuwt voor het risico dat leraren alleen nog maar uitvoerders van door anderen opgestelde doelen worden.
De kennisbasis is niet bindend. Gelukkig is er ruimte voor opleidingen om een eigen karakter aan het curriculum te geven, maar dat neemt niet weg dat de kennisbasis een grote invloed heeft op de inrichting van de opleidingen en bovendien iets zegt over de inhoud van het schoolvak. Het geeft aan: dit is de essentiële kennis van dit vak, want dit moeten de docenten ook weten.
Van Dam-Helmig beroept zich erop dat de discussie ‘al heeft plaatsgevonden’ en dat de Kennisbasis vorig jaar september al is vastgesteld. Het is jammer dat kritiek vaker als aanval dan als kans wordt gezien. Wees blij dat er docenten rondlopen die deze literatuur niet zullen vergeten, docenten die erin geloven dat historische literatuur zeker in deze tijd een noodzakelijk ander perspectief biedt. Moedig debat over de kennisbasis aan, want het vergroot de legitimiteit ervan. Angst voor kritiek, remt elke ontwikkeling.
Hetzelfde zie ik in mijn eigen lespraktijk. Het is makkelijker om leerlingen te bevestigen in een mening die ze al hebben, dan hen zich open te laten stellen voor de argumenten van een ander. En dat terwijl kritiek iets is om dankbaar voor te zijn en niet om zo naast je neer te leggen. Ik kan dus alleen maar hopen dat zo veel mogelijk mensen het pertinent oneens zijn met wat ik hier schrijf.
Dit stuk verscheen eerder op Bron van de Fontys Hogeschool.
Gerard van der Leeuw zegt
Ik kreeg al op de lagers school over Multatuli te horen. En smulde van de Japanse steenhouwer…… En dat nog wel op een Christelijke school (die uiteraard verder niet zoveel van Multatuli moest hebben….) midden in de Amsterdamse Watergraafsmeer. O tempora, o sores, om met Joris Goedbloed te spreken. Nederland wordt nog eens een bananenkoninkrijk……..