Door Marc van Oostendorp
Vandaag wordt in Utrecht een nieuwe hoogleraar taalkunde geïnstalleerd: Roberta D’Alessandro, volgens mij een van de interessantste taalwetenschappers die er momenteel in Nederland zijn. Om vier uur houdt ze haar oratie.
Ik bewonder haar om haar vermogen om bruggen te slaan. D’Alessandro is opgeleid in Stuttgart in het door de Amerikaan Noam Chomsky geïnitieerde zogeheten ‘generatieve’ paradigma in de taalkunde, maar waar aanhangers van Chomsky wel verweten wordt dat ze erg eenzijdig gericht zijn op hun eigen school en alleen met anderen communiceren om te polemiseren. D’Alessandro weet daarentegen juist vriendschappen te sluiten met sommige van de gezworenste vijanden van de Chomskyaanse visie. Ze nodigt ze uit voor discussies en symposia. Haar eigen standpunt verloochent ze daarbij nooit; de ander vervreemdt ze daarbij nooit.
Haar werk gaat ook over bruggen: ze heeft in veel werk laten zien dat dialecten (in haar geval Zuid-Italiaanse dialecten, waarop veel meer wordt neergekeken dan Noord-Italiaanse) minstens even interessant zijn als willekeurig welke standaardtaal. De laatste tijd is ze bezig met de taal van vaak ongeschoolde Italiaanse migranten en hun nakomelingen in Latijns Amerika. Ik ken weinig mensen met zoveel passie voor taalvormen die door anderen niet serieus worden genomen.
Ze draagt de kennis die ze heeft ook uit naar de mensen die het betreft: de sprekers van met name die dialecten, om hen te laten zien dat hun taal rijker en interessanter is dan hun soms wordt voorgespiegeld. Vol trots kan ze vertellen over de keer dat ze na een praatje waarbij ook wat kinderen waren, de moeder van een van die kinderen tegenkwam, die ’s avonds thuis had gezegd: “Roberta heeft gezegd dat we thuis dialect moeten praten!”
In het publieke debat treedt ze ook op om te vechten voor wat zij als sociaal rechtvaardig ziet; in Italië is ze een bekendheid als een gezicht van de Italiaanse braindrain: de vele intelligente en hoogopgeleide Italianen die zich gedwongen hebben gezien hun leven ergens anders op te bouwen. Met humor en zwier weet ze dan op de televisie te laten zien wat de verschillen zijn tussen ons, in het noorden, en haar thuisland, in het zuiden van Europa.
Tot slot komt ze door werk in allerlei internationale commissies ook op voor de mensen, geleerden, studenten, elders in de wereld, buiten ons continent die graag onderzoek willen doen, die graag willen studeren en daar door omstandigheden (een naar regime, armoe) niet toe komen. Niets maakt haar geloof ik zo gelukkig als iets voor die mensen te kunnen doen: om de mogelijkheden om kennis te verwerven voor zoveel mogelijk mensen te vergroten. Omdat kennis natuurlijk bruggen slaat.
Er zijn taalkundigen die graag afbreken en anderen die liever iets opbouwen. Dat zijn allemaal redenen waarom ik vanmiddag ongetwijfeld vol bewondering naar professor D’Alessandro zal luisteren. Dat ze ook nog eens mijn vrouw is, betekent dat ik ook trots mag zijn.
Rob Alberts zegt
Lang leve de dialecten.
Zonnige groet,
Berthold van Maris zegt
Pfffff