Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (182)
Het Nederlandse sonnet bestaat 453 jaar. Hoe is het de taal in die tijd vergaan?
Door Marc van Oostendorp
Bij de uitvaart van het boek
De schrijver met zijn ongeschoren woede,
de dichter van drie doodgeboren boeken:
daar staan ze met hun doos vol slome woorden.
Sterk spul of niet: de uitvaart van het boek,
we naderen de uitvaart van het boek.Vannacht, ik was nog op, stond de literatuur
dronken aan mijn deur. Rot op, riep ik, rot op,
je hebt je kans gehad. Toen droop ze af
en keek ik weer wat grand old Google bracht.We lezen om te leren hoe te leven.
En ik, mijn boeken moe, ging stil naar bed.
Wat ging er mis? Wat moet ik schrijven? Schrijf,schrijf het, schrijf het op, smeer je wijsheid uit,
kom brallen op mijn stoep. Ik ga naar bed.(Menno Wigman, Mijn naam is legioen)
Zoals de aartsvader Jakob vocht met God, zo vocht Menno Wigman met de poëzie. Probeer maar eens uit te schrijven of de ik in dit gedicht nu blij is dat ‘de uitvaart van het boek’ nabij is. Een van de sterkste formuleringen ooit van een cliché-gedachte over het nut van boeken – we lezen om te leren hoe te leven – wordt gevolgd door de mededeling dat de auteur zijn boeken moe is en naar bed gaat. Waarna hij toch, toch weer, gaat schrijven als een bezetene, en de literatuur oproept om op zijn stoepje te komen brallen. En dan alsnog gaat slapen.
Wigman was daar een meester in: een meester in laten zien hoe weinig afgesleten die oude, ranzige, dronken literatuur nog was. Hoe je er hard tegen kon vechten. Hoe heel oude wijsheden in heel eenvoudige woorden toch ineens een verrassende regel konden opleveren. Hoe zelfs de vorm van het Nederlandse sonnet – 450 jaar na introductie – nog heel vitaal kon zijn, bijvoorbeeld als je de veertien regels opdeelde in 5+4+3+2 regels.
Een interessant aspect van dit gedicht: dat de dichter zich presenteert als een kalme man, die eigenlijk niets liever wil dan slapen, terwijl alle anderen (de schrijver met zijn ‘ongeschoren woede’, de dichter, de literatuur zelf) staan de razen en te tieren. Maar: wat deed hij dan zo laat nog op? Hoezo was de literatuur dronken en niet hijzelf? En in hoeverre kwam die enorme drang om tóch weer te schrijven uit iets of iemand anders voort dan uit zijn eigen gemoed?
De poëzie over de liefde voor poëzie vormt een genre apart – misschien het onderwerp van een aparte reeks met blogposts, ooit, als de huidige, reeks ten einde is: we zijn nu bij aflevering 182, de geschiedenis is voltooid. (Vanaf volgende week sluiten we deze reeks met 14 voor de gelegenheid geschreven sonnetten. De eerste is van Lieke Marsman.)
Wigman voegde de haat-liefde aan toe aan dat genre van liefdesverklaringen aan de poëzie, het soort relatie dat je kunt hebben met de poëzie als ze je eigenlijk is begonnen tegen te staan, als ze je is tegengevalllen, als ze je lang niet zoveel over het leven had geleerd als je had gehoopt toen je besloot je leven aan haar te wijden. Als je het met haar moet doen in een tijd die plotseling in de greep is geraakt van grand old Google.
Wouter Steenbeek zegt
Jammer dat er nu een eind aan komt, maar mooi om te lezen dat het u gelukt is veertien levendige dichters zo ver te krijgen om voor uw rubriek te schrijven!
Persoonlijk maakte ik kennis met Menno Wigman toen hij begin dit jaar overleed. Ik kocht meteen zijn bundeltje Slordig met geluk. Eigenlijk schaam ik me daar wel voor: ik voel me nu net als die mensen uit Wiplala, die massaal de boekjes van de straatarme dichter Arthur Hollidee kopen als deze in steen is veranderd. Wigman zal wel niet meer levend getinkeld worden…
Marc van Oostendorp zegt
De nieuwe gedichten zijn op één na allemaal binnen. Het wordt een heel mooie, interessante reeks! Koop van ieder van de gekozen dichters onmiddellijk een bundel ter voorkoming van het Wiplala-effect.
DirkJan zegt
Neerlandistiek wil meer vrouwen aan het woord laten en via de crowdfundingsactie voor de 14 nieuwe gedichten weet ik dat Marc van Oostendorp voor de finale van zijn sonnettenrubriek alleen maar vrouwelijke dichters heeft uitgenodigd.
Wouter Steenbeek zegt
Veertien bundels binnen drie maanden? Dat kan mijn beurs niet aan, ik ben niet wezenlijk rijker dan een dichter zonder baan ernaast. Maar ik sta nog steeds achter het idee dat ik aan het begin van de reeks al opperde: als deze 196 gedichten, met uw commentaar erbij, nou eens gebundeld werden? Daar wil ik wel voor sparen.