Door Marc van Oostendorp
Vijf jaar houd ik me nu bezig met het centraal eindexamen Nederlands. Voor de leraren die dat moeten nakijken heb ik in die tijd almaar meer waardering gekregen: binnen korte tijd moeten ze grote stapels examens nakijken. De verleiding zou kunnen bestaan om er met de pet naar te gooien, maar voor zover ik kan zien lezen de meeste leraren heel nauwkeurig ieder antwoord: in hoeverre staat daar nu wat het officiële ‘correctiemodel’ van het College voor Toetsen en Examens (CvTE) verwacht?
In schril contrast hiermee staat de houding van het CvTE, die er permanent een is van arrogantie – bijvoorbeeld naar die leraren. Als zo’n leraar een fout ontdekt in de correctievoorschriften, wordt hij afgepoeierd. Als je eenmaal voor dat College mag werken, weet je kennelijk alles beter en hoef je niet meer naar die leraren te luisteren.
Ook dit jaar dreigt er weer een goed antwoord fout te worden gerekend.
Academische hokjes
Wat is er aan de hand? De vwo-scholieren moesten dit jaar onder meer een tekst lezen waarin de columniste Rosanne Hertzberger een warm pleidooi houdt voor de opleidingen die je kunt volgen aan de technische universiteiten. Een van de vragen is om een alinea samen te vatten die als volgt begint:
Maar de wereld werkt zo niet. Ingenieurs, heel vreemd, denken zelf ook na. Scheikundigen beginnen zelf bedrijfjes. Wiskundigen starten zelf YouTube-kanalen, biochemici nemen zelf regelmatig beslissingen of iets ethisch verantwoord is of niet. En natuurkundigen bedenken zelf wat hun bevindingen over de relativiteit van energie, tijd en materie betekenen voor de fundamentele vragen over het bestaan. En die robot? Terwijl de filosofen op hun eiland in Rotterdam gedachte-experimenten uitvoeren over de mogelijkheid dat robots ooit autonoom kunnen functioneren, sleutelen ingenieurs vijftien kilometer verderop daadwerkelijk zo’n revolutionaire robot in elkaar.
Volgens het officiële ‘correctievoorschrift’ van het CvTE moet in de samenvatting in ieder geval het volgende staan:
- Bètawetenschappers denken zelf ook na / kijken allang over de grenzen van de eigen studie heen / denken niet meer in academische hokjes.
Groep of beroep
Het gaat nu om het woord bètawetenschappers. Sommige leerlingen hadden in plaats daarvan het woord ingenieurs staan, wat waar het gaat om technische universiteiten ook gerechtvaardigd lijkt (zoals zelfs een blik in de gratis online editie van Van Dale bevestigt). Maar volgens het CvTE moet dat worden fout gerekend! Er mag alleen bètawetenschappers staan.
Een van de leraren die deze fout opmerkte was Ben Salemans – leraar in Maastricht, iedere lezer van Neerlandistiek kent hem natuurlijk. Op het online-forum van Levende Talen, de vakvereniging, vertelt hij wat hem overkwam. Hij kreeg een afwijzend antwoord (natuurlijk) van het CvTE:
Bij vraag 20 wordt gevraagd om alinea 5 samen te vatten. In die alinea gaat het nadrukkelijk niet alleen over ingenieurs, maar ook over scheikundigen, wiskundigen, biochemici en natuurkundigen. Het is meer dan passend in een samenvatting om gebruik te maken van samenvattende en overkoepelende woorden en het is niet voldoende om één groep of beroep te noemen als er zes aan de orde komen. In zo’n geval mag worden geëist dat de overkoepelende term wordt gebruikt.
Door de beugel
Wat een onnozel antwoord! Niet alleen hoef je kennelijk niet te kunnen tellen bij het CvTE (zes groepen?), maar iemand die verantwoordelijk is voor een vwo-eindexamen Nederlands zou om te beginnen misschien zelf een beetje kunnen leren lezen. Het is volkomen duidelijk dat Hertzberger zelf eerst een algemene uitspraak doet over ingenieurs, en daar vervolgens vier voorbeelden geeft. Dat voor de schrijfster zelf scheikundigen, wiskundigen, biochemici en natuurkundigen voorbeelden zijn van ‘ingenieurs’.
Wat later meldt Salemans elders op dat forum dat hij nog een brief aan het CvTE heeft gestuurd – een heel beleefde brief, hij zegt niet eens dat hun antwoord onnozel is, maar wel dat hij heus niet wil beweren dat de interpretatie van het CvTE fout is, maar dat de zijne en die van tal van leerlingen (wie weet wel toekomstige ingenieurs of bèta-wetenschappers) toch ook heus door de beugel kan.
Slecht lezen
Dat was maandag. Het CvTE heeft zich niet meer verwaardigd te antwoorden. Salemans, met wie ik gisterenavond even sprak, zegt dat dit zelfs tot op dit moment niet gebeurd is, hoewel hij nog een paar herinneringsmailtjes heeft gestuurd. Ondertussen tikt natuurlijk de tijd: inmiddels worden de teksten naar zogeheten ’tweede correctoren’ gestuurd en binnenkort is er helaas niets meer aan te doen.
Hoe is dit mogelijk? Hoe kunnen de examenmakers hun eigen teksten zo slecht lezen? En waarom zijn ze niet bereid hun fouten toe te geven?
Janna Duisman zegt
Het is nogal een interpretatie om te zeggen dat het een opsomming is, zoals het CvTE lijkt te stellen. Veel ingenieurs zijn trouwens wiskundige, scheikundige, natuurkundige of biochemicus. Ik zie nog steeds niet waruit zou blijken dat ze in deze context gern scheikundigen met een ir of ing titel bedoelen.
(Een probleem is denk ik dat “ingenieur” niet op één opleidingsrichting slaat en die andere dingen wel)
Mient Adema zegt
Zou in het stuk zelf de term “bètawetenschapper” niet moeten voorkomen om de visie van het CvTE enigszins acceptabel te maken? Een ingenieur is voor mij een bètawetenschapper, en omgekeerd kan je erover twisten. Wat zegt de schrijfster er zelf van? En is het essentieel voor het tekstbegrip?
En misschien bedoelden ze met die 6 groepen wel een algemeen feit, er had ook 24 of 13 kunnen staan.
Benieuwd hoe dit gaat aflopen.
DirkJan zegt
Op het einde van de passage noemt Hertzberger nogmaals de ingenieur ter onderscheid van de daarvoor genoemde wiskundigen, scheikundigen en natuurkundigen, die doen al het denkwerk, maar het is de (technische) ingenieur die tenslotte /daadwerkelijk/ de robot in elkaar sleutelt. En in het gangbare taalgebruik noem je een wiskundige, scheikundige en natuurkundige geen ingenieur. Of zou Hertzberger dat niet weten?
DirkJan zegt
En ook worden nog filosofen genoemd in de opsomming naast de ingenieur en de andere bètawetenschappers. De filosoof is natuurlijk /ook/ niet bedoeld als voorbeeld van een ingenieur. Nee, Salemans en Van Oostendorp jullie zitten ernaast.
DirkJan zegt
Verduidelijking en herstel. De passage begint met dat ingenieurs ook zelf nadenken en zal dat tegenover het denkwerk van de later genoemde filosofen staan Een ingenieur is niet iemand die alleen een robot bouwt, maar ook verder (filosofisch) nadenkt over robots, Hij denkt na, net als andere bètawetenschappers over de grenzen van hun vak heen kijken, maar dat maakt de wiskundigen, scheikundigen, biochemici en natuurkundigen nog geen ingenieurs.
DirkJan zegt
Hoewel ik bij mijn interpretatie blijf en een antwoord met bètawetenschappers verkies, vind ik bij nader inzien dat het antwoord ‘ingenieurs’ toch ook niet fout kan worden gerekend.
Lucas zegt
Voor beide lezingen valt m.i. wel wat te zeggen, en interpunctie had hier een hoor problemen kunnen voorkomen. Een punt-komma om aan te geven welke onderdelen deel zijn van een lijstje en een dubbele punt om aan te geven waar het lijstje begint.
Bovendien, lang niet alle natuurkundigen, scheikundigen, wiskundigen, en biochemici zijn ingenieurs en het lijkt me raar als Hertzberger de theoretici, experimenteel onderzoekers, etc. buiten beschouwing wil laten.
Maar, laten we wel wezen, met begrijpend lezen kun je bijna niet anders concluderen dan dat ingenieurs de overkoepelende term is. Ten eerste, omdat Hertzberger zelf ook ingenieurs gebruikt als afsluitende categorie, waarmee wordt geïmpliceerd dat dat de parapluterm is. Daarnaast is het een anders wel een raar lijstje; zelf nadenken doet iedereen in elk vakgebied en legt de lat voor ingenieurs wel heel laag, zeker als de rest daadwerkelijk iets onderneemt. Tenzij Hertzberger natuurlijk als een soort Sheldon enorm neerkijkt op ingenieurs, maar dat lijkt me een beetje tegenstrijdig met de rest van het stuk.
Maar goed, beide antwoorden zouden gewoon goed gerekend moeten worden, aangezien er afdoende argumenten zijn voor beide lezingen.
Manfred zegt
Oneens. De bedoelde ingenieurs zijn hier geen theoretici maar handarbeiders, knutselaars die opeens ook blijken te kunnen denken. Het is geen verzamelbegrip voor de echte denkers die daarna worden genoemd. En het zijn inderdaad 6 groepen omdat de filosofen die zich specifiek met AI bezig houden ook tot de beta’s worden gerekend.
Rogier zegt
Beste Manfred, er vallen maar heel weinig ingenieurs onder de noemer handarbeiders. Ik ben zelf civiel ingenieur en zou een ingenieur eerder een denker noemen die ook iets met zijn handen kan/doet. Als hij dat al doet, want de meeste ingenieurs denken verrreweg de meeste werkzame tijd. En de ingenieur wordt volgens mij aan het eind genoemd als tegenhanger van de filosofen, niet als tegenhanger van hemzelf, de wiskundige, scheikundige, etc.
Manfred zegt
De ingenieur wordt inderdaad meer als tegenhanger van de filosoof genoemd dan als tegenhanger van de wis/natuur/schei/bio-kundige. Maar ook weer niet als gelijksoortig. Misschien speelde het klassieke onderscheid HBO – universiteit een rol?
Johan zegt
Ik zie allerlei volwassenen discussieren over een tekst voor een 18-jarige.
Het gaat er om of een leerling het onderscheid tussen een betawetenschapper en een ingenieur heeft geleerd (bij het vak Nederlands) en dat betwijfel ik.
Of denk ik -als leraar wiskunde- nu te simpel?
Carlo Barnster zegt
Ik denk dat je het probleem misschien oversimplifiëert hoewel ik het wel eens ben met het algemene punt. Het lijkt me heel lastig de eindtermen te vatten in welke woorden men wel en niet zou moeten kunnen onderscheiden.
Bovendien vind ik persoonlijk de samenvatting uit het correctievoorschrift een totaal ander verhaal vertellen dan het stuk zelf wat ik toch opvallend vind.
Sonja zegt
Vanaf regel 80 gaat de tekst expliciet over ingenieurs. En daar heb je allerlei smaken van: natuurkundige, scheikundige, wiskundige, … Zeker omdat ze in de tekst expliciet refereert aan Delft, Twente, en Eindhoven, doelt de schrijfster m.i. op mensen die zijn opgeleid aan een technische universiteit. Als natuurkundig ingenieur noem ik mezelf ingenieur, of natuurkundige. Iemand die chemische technologie studeerde is ingenieur of scheikundige. En veel van mijn technische opgeleide vrienden zijn ingenieur of wiskundige. Werkelijk niemand van ons noemt zichzelf ‘bètawetenschapper’…
Anita zegt
En waar het om gaat……..
Onze kinderen (onze dochter in dit geval) zijn weer de dupe.
Maria zegt
De leerlingen moeten het hele examen in drie uur maken. Dit is een van de 35 vragen. Voor hele verhandelingen hebben ze echt geen tijd. En dan moeten ze ook nog onder tijdsdruk spontaan bedenken dat er een ander woord gebruikt moet worden dan in de tekst staat …
Jeroen Geerts zegt
Hertzberger gebruikt de term ingenieur, noemt wat voorbeelden en sluit samenvattend af met de term ingenieur.
Ingenieur is de overkoepelende term; in elk geval in de ogen van de auteur. Dus die term kan onmogelijk worden afgekeurd. Zo simpel ligt het, mijns inziens.
Sophie zegt
Beetje muggenzifterig verhaal. Maar volgens mij klopt het woord “gedachte-experiment” niet. (Achter “..op hun eiland in Rotterdam..”.) Volgens mijn blonde hersentjes zou dit in de meest recente spelling “gedachtenexperiment” moeten zijn. Net als “pannenkoek” en zo. Ik weet alleen niet zeker of de rwee woorden wel aan elkaar vast moeten worden geschreven of dat er een verbindingsstreepje tussen hoort.
DirkJan zegt
Er is een spellingsregel die voorschrijft dat als een zelfstandig naamwoord in het meervoud zowel op een n als op een s kan eindigen, het in een samenstelling zonder tussen-n wordt geschreven. En je hebt gedachten en gedachtes, dus is gedachte-experiment correct gespeld. Daarom schrijven we ook groentesoep. En er hoort een streepje tussen vanwege klinkerbotsing als je het aan elkaar schrijft.
( gelukkig heb ik van spelling meer verstand! 🙂 )
Seger Weehuizen zegt
Je zou b.v. moeten weten of een ingenieur ook een Biochemicus zou kunnen zijn. Een onredelijke eis.
DirkJan zegt
Dat hoef je volgens het examen juist niet te weten, als je dat wel weet, dan wordt dat fout gerekend. Dat is het punt.
Yke Schotanus zegt
Ook ik heb het CvTE over deze kwestie een email geschreven. Ook ik kreeg in eerste instantie de reactie dat het duidelijk is dat hier een reeks voorbeelden wordt genoemd en dat je daar dan een parapluterm voor moet zoeken. Ook ik nam hier geen genoegen mee, en anders dan voornoemde collega, kreeg ik wel een aanvullende reactie.
Mij schreef het CvTE nog dat ingenieur inderdaad een parapluterm is, maar een parapluterm die zowel te ruim als te nauw is. Er horen ook hbo’ers bij en daar gaat deze tekst niet over, maar er horen geen wis-, schei- en natuurkundigen bij die NIET aan een technische universiteit zijn afgestudeerd. Dus kon het niet als parapluterm bedoeld zijn.
In principe is het dus waar dat niet iedere scheikundige en wiskundige ingenieur is. Maar als de auteur van deze tekst de geesteswetenschapper aanmoedigen om in Delft, Eindhoven of Twente te gaan kijken (en niet bij een bètafaculteit van de eigen universiteit) lijkt het er toch op dat de auteur vooral de ingenieurs onder de schei- en wiskundigen op het oog heeft.
Bovendien blijft het de vraag wie er dan wel bedoeld wordt met ingenieurs? Er is altijd overlap.
Vanwege het feit dat de term zelf en de taalconstructie waarin die gebruikt wordt zo onduidelijk zijn, dat het niet redelijk is om te verwachten dat leerlingen inzien dat zij de parapluterm ingenieurs hier niet mogen gebruiken. Ik zou niet van een fout in het examen spreken, maar van een ongelukkige rigiditeit in (het hanteren van) het antwoordmodel. Daar zijn er meer van (ik heb een levendig email contact met het CvTE) , maar helaas kom je zonder aanpassing van het antwoordmodel meestal niet ver bij een tweede corrector. We moeten toch allemaal hetzelfde nakijken? We kunnen mijn leerlingen toch niet bevoordelen boven de andere? En hoe vaker je dat te horen krijgt, hoe onwrikbaarder je je gaat opstellen als je zelf tweede corrector bent.
En dan maar hopen op een hoge N-term.
Ben Salemans zegt
Hoi Yke. Het is raar dat jij wel een reactie kreeg en ik niet. Oh, er zijn dus ook ingenieurs die via een hogeschool hun titel ingenieur hebben gekregen? Dat vind ik niet ter zake doend. Ik heb voor deze reactie van de CvTE maar een plat woord paraat: kletskoek. De tekst gaat duidelijk over technische universiteiten. Wie dat niet ziet, heeft de tekst niet begrepen! Ik vind dat er wel degelijk een fout in het correctievoorschrift staat: er zijn ook bètawetenschappers (het woord komt in de hele tekst niet voor) die niet aan een technische universiteit hebben gestudeerd. Maar, nogmaals, daar gaat de tekst van ingenieur Hertzberger niet over. De koppige, arrogante houding van de CvTE begint echt heel erg genant te worden. CvTE, geef nu gewoon toe dat ‘ ingenieurs’ (naast of in plaats van dat rare ‘bètawetenschappers’) als overkoepelende term wel acceptabel is in het antwoord bij deze vraag uit het examen. Stelletje…
Marc van Oostendorp zegt
Een probleem met dit antwoord van het CvTE lijkt mij dat in dat geval ‘bèta-wetenschapper’ óók geen goede overkoepelende term is voor die vier groepen: er zijn immers hbo-ingenieurs die geen wetenschappers zijn. Er ís met andere woorden dan geen overkoepelende term te noemen.
Rosanne Hertzberger zegt
Excuus voor mijn trage reactie. Ik bedoelde ingenieurs als overkoepelende term voor de wiskundigen, biochemici, scheikundigen. Dat zijn hier dus voorbeelden van ingenieurs. Het is echt een gemene vraag want een van de voorbeelden (die natuurkundigen die aan de relativiteit werken) zijn juist meestal geen ingenieurs (volgens mij). Ik zou beide antwoorden goed rekenen.
Als ik had geweten dat er zoveel van af zou hangen en het zo onder een vergrootglas zou komen te liggen had ik het zorgvuldiger opgeschreven. Dank voor de tip over de interpunctie, daar kan ik inderdaad meer gebruik van maken.
hminkema zegt
Rosanne, je hoeft het jezelf niet kwalijk te nemen dat jij het destijds niet zorgvuldiger formuleerde. Het is de taak en verantwoordelijkheid van de examenmakers om teksten zodanig te bewerken dat ze geschikt zijn voor examinering. Daarbij hoort dus ook het verduidelijken van ongewenste ambiguïteit.
hminkema zegt
In het webforum van Levende Talen werd ik gewezen op het argument dat in de rest van de tekst duidelijk wordt wat de auteur bedoelt met het woord ‘ingenieurs’. Dat argument acht ik doorslaggevend voor de vraag of ‘ingenieurs’ goed te rekenen is als alternatief voor ‘betawetenschappers’.
In het forum staat als argument vermeld:
· [X] “In de tekst wordt het begrip ‘ingenieurs’ als algemeen begrip gehanteerd voor allerhande bètawetenschappers. Zie bijvoorbeeld regel 29-31: “grote vraagstukken die uiteraard niet kunnen worden opgelost door ingenieurs” en regel 82-83: “waarin de contactgestoorde ingenieur een technologie bedenkt”.”
Het gaat dus niet noodzakelijk om het feit dat het woord ‘ingenieurs’ volgens *het woordenboek* staat voor een groep waartoe we aan een technische universiteit afgestudeerde scheikundigen, natuurkundigen etc. rekenen, maar het feit dat *in de tekst* het woord ‘ingenieurs’ herhaaldelijk in die betekenis wordt gebruikt.
Immers, wat verwachten we eigenlijk van de kandidaten op het vlak van de leesvaardigheid? Stel dat er in de tekst had gestaan:
[Y} “Maar de wereld werkt zo niet. Polen, heel vreemd, denken zelf ook na. Roethenen beginnen zelf bedrijfjes. Góralen starten zelf YouTube-kanalen, Kasjoeben nemen zelf regelmatig beslissingen of iets ethisch verantwoord is of niet.”
Behoort het dan tot de onderwezen en te examineren leesvaardigheden dat een leerling wéét dat de drie laatstgenoemde groepen minderheden van de grotere groep Polen zijn? Nee.
Behoort het dan tot de onderwezen en te examineren leesvaardigheden dat een leerling *bij elke opsomming* nagaat of het eerstvermelde lid wel/niet een koepelterm is voor daarna vermelde leden? Ik zeg: nee. Dat staat niet in het examenprogramma, en ik kom het ook in geen enkel schoolboek tegen.
Daarom acht ik het de leerling toegestaan gefingeerd fragment [Y] op te vatten als een opsomming bestaande uit vier zelfstandige leden. Dus niet per se een koepelterm, gevolgd door drie leden.
Echter, als *in de rest van de tekst* duidelijk wordt dat ‘Polen’ een koepelterm is voor onder andere Roethenen, Góralen en Kasjoeben, dan mag het de leerling wél aangerekend worden dat hij dit niet begrijpt, en dit begrip niet toepast op de interpretatie van [Y]. Dan zou zijn leesvaardigheid wél tekortschieten op een punt dat hem aangerekend mag worden.
Daarom is [X] voor mij een doorslaggevend argument om ‘ingenieurs’ goed te keuren. Zelfs ongeacht de woordenboekbetekenis.
Marja Pinckaers zegt
Ps: ik lees in de stuk van Rozanne een tegenstelling Rotterdam (de filosofen)-Delft (de ingenieurs) in, waarbij de korte geografische afstand tussen beide steden/universiteiten een rol speelt. Alle afgestudeerden uit Delft zijn Ir.
Jacob Blaasma zegt
Even muggenziften hoor, maar zou Leiden-Delft niet logischer zijn? Verder heb je natuurlijk gelijk .
Wouter van der Land zegt
Het eveneens vereiste ‘denken zelf ook na’ is volkomen overbodig voor een goede samenvatting. Ik zou ervan maken: ‘De wereld werk volgens de columnist niet zo. Hoogopgeleide techniekwerkers trekken zich niets aan van de grenzen van hun vak en ondernemen allerlei initiatieven.’
Michaël Breedveld zegt
enkele kanttekeningen bij deze discussie:
-het antwoord op vraag 20 mag hoogstens 30 woorden bevatten. “betawetenschapper “dekt de lading niet, al was het al vanwege het feit dat een examenkandidaat een woord moet gebruiken dat niet in de tekst voorkomt (en dus bang is hierbij de mist in te gaan, en/of sowieso deze term niet eens kent!).
– in regel 106, aan het begin van de alinea, staat de parapluterm “ingenieurs” dus al. m.i. zelfs een betere term dan betawetenschappers (R.H. had deze term wel gebruikt als ze die had bedoeld!)
– er wordt , zeker in de discussie, onderscheid gemaakt tussen een ingenieursstudie en overig (academisch) onderwijs enerzijds, en de titel anderzijds. bij geesteswetenschappers en neerlandici praten we immers niet over doctorandussen, tenzij neerbuigend, terwijl “ingenieurs” hoogeschoolde technici zijn.
– ik ben afgestudeerd in Wageningen, ben beta, ook ingenieur, maar zal mezelf geen ingenieur, landbouwwetenschapper, en zeker niet betawetenschapper noemen. Eerder chemicus.
DirkJan zegt
Aanvankelijk zat ik met mijn reacties op een geheel verkeerd spoor, excuses daarvoor, maar los van het examen en puur alleen afgaand op het tekstfragment, dan vind ik het nog steeds niet vanzelfsprekend dat ingenieurs hier als koepelterm wordt bedoeld. Je moet dan toch echt weten dat bijvoorbeeld wiskundigen en natuurkundigen ook ingenieurs zijn, kennis waarvan ik denk dat lang niet iedereen die heeft, ik aanvankelijk niet in ieder geval. En dat Rosanne Hertzberger hier nu schrijft dat ze wel degelijk ingenieurs als paraplunaam bedoelde, doet daar voor mij niets aan af.
hetisdepanda zegt
Ik studeer aan een technische universiteit (de richting Applied Mathematics), en als ik de studie heb afgemaakt staat er ingenieur op mijn diploma, evenals op het diploma van de (bio)chemici en natuurkundigen die ik ken. Men krijgt altijd de titel “ingenieur” als ze aan een technische universiteit hebben gestudeerd; een theoretisch wiskundige is bijvoorbeeld geen ingenieur. Echter, aangezien dit stuk duidelijk gaat over de *technische* universiteiten, vind ik ingenieur hier zelfs een strakkere term dan bètawetenschapper.
(Ik zou mezelf overigens nooit een ingenieur of bètawetenschapper noemen; ik vind het al overdreven klinken als ik mezelf een toegepast wiskundige noem.)
Daarnaast lees ik de opsomming van enkele groepen ook als een uiteenzetting van het eerder gebruikte “ingenieurs”. Voor zover ik weet is dat ook de bedoeling als je een tekst schrijft: je begint met een topische zin, en geeft in de rest van de alinea verdere uitleg en specificatie. Een opsomming werkt niet zo goed als je een eerste item gebruikt (in dit geval “ingenieurs”) die in veel gevallen al de rest van de groepen omvat.
(Kleine kanttekening: mijn zusje heeft dit jaar examen gedaan, en bovendien een grote interesse in proza en poëzie, en zij was zeker niet te spreken over het Nederlands examen.)
APTPOA zegt
Ik besef dat mijn reactie heel laat komt, maar toch nog even. Ik zie nu een aantal keer staan dat het CVTE de interpretatie ingenieurs af zou keuren, ik heb daar toch geen officiële mededeling over gemist?
In het CV staat luttel het gebruikelijke “de kern van een goed antwoord is” en dan het hete hangijzer in kwestie.
Ik zie ook staat dat het CVTE zou stellen dat het onderdeel is van een opsomming? Geen van deze opmerkingen komt zover ik kan zien van het CVTE, dat komt uit de koker van Levende Talen en beide opmerkingen kan men dus gevoeglijk links laten liggen.
Om de eenvoudige reden dat het antwoord met een woordenboek (dat ook de kandidaat weleens gebruikt zou kunnen hebben!) en de juiste interpretatie van het oorspronkelijke CV gewoon goed is.
Herma zegt
En intussen heeft de minister ‘de oplossing’ voor deze ‘onvolkomenheid’ in het examen geregeld: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2018-31384.html
DirkJan zegt
Aanstaande woensdag 13 juni is de uitslag van het VWO-examen en zal Marc van Oostendorp daarna het examen Nederlands nog nabespreken aan de hand van zijn eigen antwoorden die hij hier al eerder heeft gepubliceerd.
Hoewel ik het eens ben dat ingenieur niet fout mag worden gerekend, hoop ik dat Van Oostendorp, of iemand anders, toch nog eens exact de beschrijving van het goede antwoord van het correctiemodel wil plaatsen. En voor de aardigheid citeer ik hier het antwoord dat Marc van Oostendorp gaf op de gewraakte vraag 20.
“Natuurwetenschappers ondernemen zelf interessante alfa-achtige activiteiten. De echt boeiende zaken gebeuren bij de technici. Alfa’s moeten zich daarom niet krampachtig in hun eigen domein opsluiten.”
https://neerlandistiek.nl/2018/05/mijn-antwoorden-op-het-centraal-examen-nederlands-vwo-2018/
Rien Rooker zegt
Voor het eerst sinds mijn pensionering in 2008 heb ik een vwo-examen gemaakt. Het gaat natuurlijk om vraag 20. Mijn persoonlijk oordeel.
1. Persoonlijk vind ik de term ‘betawetenschapper’ als overkoepelende term voor het beschre-
ven verschijnsel beter passen dan die van ‘ingenieur’. Het is immers onaannemelijk dat, wat
mw. Hertzberger beschrijft voor afgestudeerden van een technische universiteit niet zou
gelden voor een beta-dito van Leiden etc. Als ze dat wel bedoeld had, had ze dat echt even
toe moeten lichten.
2.Toch is het niet van belang ‘wat ze gedacht heeft’, en niet alleen omdat de lezer alleen te
maken heeft met wat er staat en niet met wat er had kunnen staan. Maar we lezen de tekst
van mw. Hertzberger helemaal niet: we lezen een door de Commissie geredigeerde vari-
ant ervan. 3. Ik stuurde mijn leerlingen altijd naar het examen met de ‘Gulden Regel’: het gaat bij tekst-
begrip om wat er staat; niet om dat wat jij vindt dat er had moeten staan en al helemaal niet
om wat de auteur gedacht zou kunnen hebben. Je vindt het antwoord dus in de tekst en niet
in je hoofd, tenzij de vraagstelling expliciet een ander type antwoord verlangt. Dat is hier niet
het geval. Het goede antwoord geeft dus de term ‘ingenieurs’ en niet de, qua logica betere
term ‘betawetenschappers’, want die term wordt in de hele tekst niet genoemd. 4. Het item zou dus door mijn leerlingen massaal onjuist beantwoord zijn, althans volgens de
norm. Ik durf zelfs wel te stellen, dat de groep-uiterst preciezen hier een grotere kans had
om de vraag – volgens de norm – onjuist te beantwoorden dan de wat slordiger lezers. Juist
die preciezen zullen de aanvechting om ter plekke de term ‘beta-wetenschappers’ te ge-
bruiken, als een valstrik beschouwd hebben. Dat staat immers niet in de tekst – en de vraag-
stelling wijst niet naar een interpreterende manier van beantwoorden.
5. In elk geval had in de norm moeten staan: ‘Ook goed: ‘Ingenieurs i.p.v. betawetenschap-
pers’.
6. Het is verleidelijk om even te speculeren over de oorzaak van de crux. Naar mijn, uiterst
subjectieve indruk, is examendoend vwo het slachtoffer geworden van een stilistische onvol-
komenheid van mw. Hertzberger. Ze had er goed aan gedaan, meen ik, om in de betreffen-
de passage achter ‘ingenieurs’, een tussenzin in te voegen in de geest van: ‘en vergelijkbare
betawetenschappers van andere universiteiten’. Nu ze dat niet gedaan heeft, waren er m.i.
twee mogelijkheden:
– of de Commissie die de tekst geredigeerd heeft, had zelf die verduidelijking aan moeten
brengen, of
– een vraagstelling in de zin zoals nu gedaan is, had achterwege moeten blijven.
7. Je had je ook een ander type vraag voor kunnen stellen, bijvoorbeeld in de vorm van: ‘Bear-
gumenteer waarom de schrijfster in plaats van de term ‘ingenieurs’, beter de term
‘betawetenschappers’ had kunnen gebruiken’. Maar juist zo’n formulering geeft aan waarom
deze vraag niet in dit examen past. Je vraagt nu immers niet naar het tekstbegrip van de kan-
didaat, maar naar zijn algemene ontwikkeling. Dat is in strijd met de opdracht.
8. Mijn conclusie. Het gaat natuurlijk om een miniem foutje en dat kan gebeuren. Het is m.i.
echter onvergeeflijk dat men de vraag, toen dat foutje aan het licht kwam, niet meteen
uit de beoordeling verwijderd heeft.
Middelburg, 12 juni 2018 Rien Rooker
DirkJan zegt
Door een terloopse tweet van Marc van Oostendorp zie ik net het correctievoorschrift van het examen Nederlandse van de gewraakte vraag 20.
Het zou er dus om gaan dat leerlingen niet het woord ingenieurs zouden mogen gebruiken in hun antwoord, ik citeer uit deze blog::
“Maar volgens het CvTE moet dat worden fout gerekend! Er mag alleen bètawetenschappers staan.”
En na lezing van het correcte antwoord, blijft bij mij de vraag of het correctiemodel door de reactie van Salemans is aangepast of dat hij uiteindelijk met een canard is aan komen zetten? Er staat nergens dat het noemen van ingenieurs fout wordt gerekend. Ik citeer de examencommissie:
_
Vraag 20 maximumscore 2
De kern van een goed antwoord is:
– Bètawetenschappers denken zelf ook na / kijken allang over de grenzen van de eigen studie heen / denken niet meer in academische hokjes
– Het wordt hoog tijd dat ook de geesteswetenschappers deze grenzen opheffen / van hun eilandje afkomen / dat er een brede bachelor ontstaat / dat geesteswetenschappers hun licht opsteken bij bètawetenschappers
Opmerking
Niet goed rekenen:
Bezuinigingen moeten toegejuicht worden
Maximumlengte van het antwoord: 30 woorden.
Beoordeel de spelling en grammatica.
–
https://www2.cito.nl/vo/ex2018/VW-1001-a-18-1-c.pdf
DirkJan zegt
En ik snap het punt wel, maar ik voel me nu toch ook op het verkeerde been gezet doordat ik in de veronderstelling was dat ingenieurs expliciet werd afgekeurd door het correctievoorschrift. Mazzel!
Marc van Oostendorp zegt
Het is heel ingewikkeld: behalve het correctievoorschrift gelden er nog een aantal bepalingen. In dit geval is er in het overleg tussen CvTE en Levende Talen gesteld dat het antwoord ingenieurs fout moet worden gerekend. Zoals in mijn stukje te lezen staat is dit wat het CvTE ook is blijven volhouden tegenover leraren.
Rien Rooker zegt
Er spelen nu verschillende problemen door elkaar. Ik zie de volgende casus:
1. De discussie over het goede antwoord. Naar mijn oordeel is ‘betawetenschap-
pers’ onjuist, omdat je dan naar de algemene ontwikkeling van de kandidaat
vraagt in plaats van naar zijn tekstbegrip.
2. De vraag naar de juistheid van de norm. Die verlangt voor een volledig goed
antwoord twee elementen, die allebei 1 punt waard zijn. Elk element is dus goed of
fout beantwoord – een tussenweg zit er niet in. Dat betekent, ook blijkens de dis-
cussie, dat een antwoord met ingenieurs als kern, i.p.v. betawetenschappers,
geen punt krijgt en dus als fout beoordeeld dient te worden onafhankelijk van de
vraag wat de corrector daarvan vindt. Dat is goed voor de landelijke eenheid in
het beoordelingsproces maar sluit een eigen oordeel van de corrector uit.
3. Voor de helderheid van de discussie is een korte terugblik op het verleden ge-
wenst. Tot ruwweg 1990 werd er gewerkt met een 100-puntenschaal en dat be-
tekent dat een vraag als vraag 20 een punt of 6 waard geweest zou zijn, dus
3 punten per element. In zo’n geval zou het element met ‘betawetenschappers’
dus 3 punten opgeleverd hebben en met ‘ingenieurs’ vermoedelijk 2. Nu kun je
erover twisten of die twee deelnormeringen dan niet omgedraaid moeten wor-
den, (ik vind van wel), maar er zou geen discussie ontstaan zijn over de
toepassing van het correctievoorschrift en dus van de landelijke vergelijkbaar-
heid van de beoordeling. Die discussie is er nu wel, want die blijkt alleen al uit
het grote aantal reacties op het aangekaarte probleem.
Nu zijn er m.i. twee mogelijkheden:
4a. De ene corrector heeft een antwoord met ingenieurs ook, en m.i. terecht goed
gerekend en de andere niet. Dat zou betekenen dat er een enorme chaos is
ontstaan in de landelijke beoordeling van het item – en dat is nu precies wat
een goede normering dient te voorkomen, en
4b. een antwoord met ‘ingenieurs’ is landelijk, eenvormig als fout beoordeeld, (je
kunt immers niet 0,5 punt toekennen), en dat roept de vraag op wat dit bete-
kent voor de correctheid van het examenitem als zodanig. Ik zie nu drie
mogelijkheden:
– de examencommissie heeft juist genormeerd en dat betekent dat de groep
kandidaten met een bovengemiddelde score vaker ‘betawetenschappers’
heeft gezegd dan ‘ingenieurs’ dan de groep met een ondergemiddelde eind-
score. In dat geval is de norm dus juist;
– mijn vermoeden blijkt juist, dat precieze lezers het item vaker foutief beant-
woord hebben dan wat slordiger lezers, omdat eerstgenoemden nu eenmaal
vlugger geconstateerd zullen hebben dat de term ‘betawetenschappers’ niet
in de tekst voorkomt en dus in het antwoord vermeden moet worden dan de
tweede, zodat de norm juist de betere kandidaat benadeelt t.o.v. de zwakke-
re;
– er blijkt geen enkel verband tussen norm en het presteren van de kandidaat,
waarmee aangetoond zou zijn dat vraag en norm geen onderscheidende waar-
de hebben en dus uit de opdracht geschrapt hadden moeten worden.
Het gaat om een kwestie van miniem praktisch belang maar van fundamenteel
rechtspositioneel welbevinden. Ik bepleit dan ook een onafhankelijk onderzoek
op basis van een a-selecte steekproef onder scholen en individuele kandidaten.
Middelburg, 20 juni 2018 Rien Rooker