Door Nico van Lieshout
Ik was bezig mijn voorbereidingen te treffen voor de aanstaande les aan vijf atheneum. De klassenset van De Spaanse Brabander van Bredero (1585 – 1618) lag op een hoge stapel op de hoek van mijn tafel, maar voor we daarmee verder zouden gaan (we waren tot het einde van het derde bedrijf gekomen), wilde ik twee liefdesgedichten van Pieter Corneliszoon Hooft (1581 – 1647) lezen; het sonnet over de Gezwinde grijsaard dat gaat over het dubbelzinnige werkwoord verlangen en Galathea, siet den dagh comt aen, waarin twee geliefden vóór het licht wordt, afscheid nemen van elkaar.
Terwijl ik mijn aanstaande voordracht doornam, zwaaide de deur open en betrad een kleine optocht het lokaal.
Meneer, wilt u dit lezen en tegen mijn docent wiskunde zeggen wat u ervan vindt? Daar had ik een A-4tje voor mij en werd ik priemend aangekeken door mijn leerling die het onrechtvaardig vond dat er een halve punt was afgetrokken van het cijfer voor haar wiskundewerkstuk om een taalfout waarvan zij zich niet bewust was. Ze had twee secondanten meegenomen die haar dekten in de flanken en mijn collega Nederlands had plaatsgenomen achter de eerste tafel bij het raam. Zij wachtte geamuseerd af wat er zou komen.
Het ging om de zin In de tabel wordt laten zien wat de gevolgen zijn als de waarde van x toeneemt. Het was het bijschrift bij een grafische voorstelling die voor mij het vraagstuk alleen maar ingewikkelder maakte. Er stond een rode cirkel om wordt laten zien en ik begreep waar de schoen wrong. Je docent wiskunde heeft gelijk, zei ik, dit is inderdaad een foutieve passiefconstructie.
Sinds een paar jaar wordt ik in het schrijfwerk van mijn leerlingen met enige regelmaat overrompeld door zinnen in de lijdende vorm met het werkwoord laten die mijn taalgevoel ernstig geweld aandoen. Heb ik het mijn leerlingen echt zo geleerd? Waar komt deze fout vandaan? Waar moet ik beginnen met uitleggen hoe het is misgegaan?
Lijdend voorwerp, denk ik, transitieve en intransitieve werkwoorden (je kunt wel iets vinden, maar niet iets struikelen, je kunt wel iets spelen, maar niet iets gamen). Ik laat de hond uit en de hond wordt door mij uitgelaten. Geen centje pijn, zou het komen omdat laten is gecombineerd met een ander woord: uitlaten, loslaten, vrijlaten, thuislaten, oplaten, aanlaten, de verwarming wordt door de conciërge aangelaten.
Tegenover me nog steeds die ogen waarin onbegrip en machteloze boosheid om de voorrang strijden en de afwachtende pose van mijn collega die langzamerhand ongeduldig begint te worden. Het werkwoord laten, stamel ik en weet er niets aan toe te voegen. Hulpwerkwoord, denk ik dan. Kun je zinnen met een hulpwerkwoord van de bedrijvende in de lijdende vorm zetten. Ik zal zo de afwas doen, de afwas zal zo door mij gedaan worden; appeltje eitje, ik ga jullie morgen een proefwerk geven, morgen gaat aan jullie een proefwerk gegeven worden; beetje omslachtig maar vooruit. Waarom kan dat dan niet met het hulpwerkwoord laten? Ik laat de belhamel nablijven, de belhamel wordt door mij laten nagebleven? Waar moet ik beginnen?
Begrijp je wel?, vraag ik. Doe me een lol, en maak die fout niet meer. Laat dat voortaan.
Dat wordt voortaan door mij gelaten, antwoordt ze.
Dit stukje verscheen ook op het eigen blog van Nico van Lieshout.
Louise zegt
Mag ik de relativerende taalkundige spelen? Ik zou het zelf niet zo kunnen zeggen, en goed om leerlingen te leren dat het geen correcte standaardtaal is. Maar ik vind het zeker geen ‘grof geweld’ tegen mijn taalgevoel, noch tegen mijn kennis van het passief (promoveerde ik op in 1997).
In vergelijking met ‘laten nablijven’ is ‘laten zien’ een veel frequentere, vastere combinatie – een constructie. De constructie in zijn geheel kan kennelijk tegenwoordig een passief krijgen – dat vind ik een interessante en voorstelbare taalverandering.
De communicatieve behoefte eraan kan ik me goed voorstellen. In de voorbeeldzin speelt de handelende persoon geen rol en met ’tonen’ of, zo je wilt, ’to show’ kan een passief ook. Het past mogelijk ook in het bredere verschijnsel van het oprukken van constructies.
Ik ga erop letten – als mijn redenering klopt, zouden passieven met ‘laten’ alleen of vooral bij de frequentere constructies moeten voorkomen.
Henk zegt
In de zinnen ‘de afwas zal door mij gedaan worden’ en ‘morgen gaat aan jullie een proefwerk gegeven worden’ zijn de hulpwerkwoorden ‘zullen’ en ‘gaan’ niet opgenomen in de passiefconstructie. Ze hebben zelf bereik over de hele passief. Je kunt dat zien door te vragen: ‘Wat zal er morgen gebeuren?’ (antwoord: de afwas wordt gedaan) en ‘Wat gaat er morgen gebeuren?’ (antwoord: aan jullie wordt een proefwerk gegeven).
Het probleem treedt inderdaad op als je een combinatie van hoofd- en hulpwerkwoord (samen) probeert te passiviseren. Het hulpwerkwoord van de passief (‘worden’ of eventueel ‘zijn’) heeft dan beide werkwoorden in z’n bereik. Theoretisch krijgt de actieve zin ‘In de tabel laat X dit zien’ dan de passieve tegenhanger ‘In de tabel wordt dit (door X) gelaten zien’.
Nou wil dat in het Nederlands niet. Twee werkwoorden laten zich niet zomaar samen passiviseren. Dat lijkt een taaleigen kwaaltje. Het Fries kan het bijvoorbeeld prima: ‘Yn de tabel waard dit (troch X) sjen litten’.
Alleen: ‘laten zien’ is een apart geval, omdat het een synoniem is van ’tonen’. Samen vormen die werkwoorden blijkbaar een zodanige eenheid dat het best logisch is dat er sprekers zijn die ze wel kunnen passiviseren. Dan is alleen de vraag welke vorm de werkwoorden krijgen, want gepassiviseerde werkwoorden krijgen doorgaans de vorm van het voltooid deelwoord (eigenlijk beter: het ‘lijdend deelwoord’). Maar het Nederlands verbiedt zulke voltooide deelwoorden in het rijtje werkwoorden achteraan in een zin. Hoe dat komt, daarover is heel wat gedebatteerd en we zijn er nog steeds niet helemaal uit.
De oplossing die er dan in het Nederlands wordt gekozen is het vervangen van het voltooid deelwoord door een infinitief, het zogenaamde IPP-effect. Dat treedt ook op als er in het bereik van ‘hebben’ en ‘zijn’ meer dan één werkwoord staat. Denk aan ‘Hij heeft haar gezien’ naast ‘Hij heeft haar zien lopen’. Toepassing van het IPP-effect leidt in dit geval tot ‘In de tabel werd dit (door X) laten zien’, met twee infinitieven.
Wil je leerlingen vertellen waarom er iets mis zou zijn met hun zin, dan moet je ze vertellen dat ze ‘laten zien’ niet als eenheid mogen beschouwen, maar dat die twee werkwoorden als een combinatie van hoofdwerkwoord en hulpwerkwoord gelden en dat je twee werkwoorden niet samen kunt passiviseren. Alleen, waarom zou je? Als hun taalgevoel ‘laten zien’ ze vertelt dat ‘laten zien’ een zodanige eenheid is dat die gepassiviseerd kan worden en het IPP-effect zorgt ervoor dat die passivisatie mooi in het bestaande systeem van het Nederlands past, waarom zou je dan je eigen taalgevoel als norm opleggen?
J.Groeneweg zegt
‘Sinds een paar jaar wordt ik….’ in de tekst is ook niet fraai. Er is nog steeds geen corrector die zulke fouten onmiddellijk corrigeert.
Ides Callebaut zegt
Het probleem was niet zozeer: had die leerling een taalfout gemaakt had of niet, maar mocht die leraar wiskunde daar een punt voor aftrekken? Volgens mij niet. Het ging om een wiskundetoets.
Ans Reinders zegt
Ik zou graag zien dat docenten in alle vakken het taalgebruik van hun leerlingen serieus nemen. Correct taalgebruik is ook van belang als je niet in de les Nederlands zit.
Leen zegt
Ik vind het allemaal maar bijzonder. Ik was op zoek naar een informeler alternatief voor ’tonen’ en toen kwam ik uiteraard uit bij de woorden ‘laten zien’. Maar ik kreeg meteen te maken met een ‘mindfuck’, want ik zat te denken: tonen… getoond… laten zien.. ge.. gelaten zien, zien gelaten en zelfs even gezien gelaten… ‘laten zien’ schoot ook wel door me hoofd, maar het klonk toch niet lekker voor mijn gevoel. En hoe vaker ik het herhaalde, hoe gekker het klonk. Toen bedacht ik opeens ‘Ik heb het laten zien’ (Ik heb het getoond) en dat klinkt heerlijk 🙂
Ik heb het ook aan een AI chatbot gevraagd, maar die kwam er ook niet uit. Op de een of andere manier maken de hulpwerkwoorden ‘worden’ en ‘zijn’ het lastig. Ik snap niet waarom, want ik zei al dat ik het bijzonder vond. Haha.