Afgelopen week verscheen Letterkundige neerlandistiek nu en in het komend decennium, een themanummer van het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde over de stand van zaken in de letterkundige neerlandistiek. Voor een groot deel is het nummer de neerslag van het symposium ‘Dreef de zwarte bui schaduwend voorbij?’ dat op 30 en 31 maart 2017 werd georganiseerd door de leerstoel Nederlandse Letterkunde van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Het nummer, geredigeerd door Jeroen Dera, Lotte Jensen en Jos Joosten, opent met een bijdrage van Lotte Jensen en Rick Honings, waarin zij enkele observaties doen op het terrein van het onderwijs, onderzoek en de valorisatie van de Nederlandse letterkunde. Daarna volgen twee korte bijdragen van Samuel Mareel en Marco Prandoni, die beiden betogen dat een verbreding van het historisch letterkundige vakgebied heilzaam is, al moet de specificiteit van wat de neerlandicus kan bieden niet worden weggevlakt.
De twee daaropvolgende artikelen verkennen nieuwe onderzoekswegen. Lucas van der Deijl en Roel Smeets laten zien welke toegevoegde waarde een digitale netwerkanalyse voor de letterkundige neerlandistiek kan hebben, door met behulp van distant reading in kaart te brengen hoe de belangrijkste personages in Peter Buwalda’s Bonita Avenue zich tot elkaar verhouden. In een inmiddels druk bediscussieerd artikel exploreert Jeroen Dera het leesgedrag van eerstegraads docenten Nederlands, waarbij hij laat zien hoezeer dit verknoopt is met de literaire markt en de 21e-eeuwse mediacultuur.
De laatste twee stukken zijn van de hand van Frans-Willem Korsten en Jos Joosten, die beiden bijdroegen aan het themanummer over de stand van zaken in de letterkundige neerlandistiek dat TNTL veertien jaar geleden maakte, en waarop het Nijmeegse symposium voortborduurde. Korsten vertrekt in zijn artikel vanuit de constatering dat de belangstelling voor de studie Nederlands aan het verdwijnen is, en bepleit hoe de neerlandistiek zichzelf kan heruitvinden door een denkomslag te maken over de politieke taak van de Nederlandse letterkunde. Jos Joosten besluit het nummer met een pleidooi voor onderzoek naar het ‘geïdealiseerde verleden’ van de Nederlandse letterkunde. Juist in een periode waarin de status van literatuur in het geding is, betoogt hij, zouden we moeten bestuderen hoe die situatie ontstaan is en of het crisisgevoel daadwerkelijk iets van deze tijd is.
In het voorwoord bij het nummer schrijven de inleiders ter synthese: “[De] zelfreflexieve houding ten opzichte van het vak en de daarin gebruikte benaderingen vormt een rode draad in dit nummer. Wie het geheel overziet, zal constateren dat de letterkundige neerlandistiek haar disciplinaire grenzen stevig heeft opgerekt. De hier bestudeerde letterkundige onderzoeksobjecten worden niet alleen vanuit de literatuurwetenschap benaderd, maar evengoed vanuit de kunstgeschiedenis, de digital humanities, de onderwijskunde en de politieke filosofie. Alleen al in dat opzicht is de letterkundige neerlandistiek allesbehalve stervende: door de vele manieren waarop we de Nederlandse literatuur benaderen, is de studie ernaar wellicht vitaler dan ooit.”
Wie wil beoordelen of zij daar gelijk in hebben, kan het nummer hier bestellen.
Laat een reactie achter