Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (183)
Door Marc van Oostendorp
De laatste 14 afleveringen van deze reeks zijn gewijd aan 14 gloednieuwe, speciaal voor deze reeks geschreven sonnetten door hedendaagse Nederlandse en Vlaamse dichters. Dank aan alle mensen die dit met crowdfunding mogelijk hebben gemaakt!
We verdampen
Het zijn rare tijden, jaargetijden
veranderen en vermijden een confrontatie
met vakantie.Je pruttelt wat mee met lichamen
die druipen, ijlen, kwijlen, schijten.
Een koor in mineur, dat zachtjes brult:Je lijf is ziek, maar je wordt beter, het zal slijten.
Je zult stiller in het gras liggen en slanker,
uitgemergeld chique bezoek ontvangen. Maar kanker
heeft geen kalender, dus heb geduld.We verdampen tot we condenseren
en ook rampen zijn gemaakt van feiten.
Je hoeft ze er alleen maar uit te destilleren.
Je wordt beter. Het zal slijten.(Lieke Marsman)
Dit is een sonnet dat zichzelf bezweert om orde uit de chaos te scheppen. Het staat om te beginnen al op zijn kop: er zijn niet eerst twee kwatrijnen en dan twee terzinen, nee, de terzinen gaan vooraf aan de kwatrijnen. En dan wordt het qua vorm ook steeds regelmatiger. De eerste drie regels zijn nog vol onrust, regels van ongelijke lengte, enorm dreunend middenrijm van allerlei woorden die rijmen op lijden zonder dat dit woord zélf genoemd wordt. De laatste regels vormen een bijna volomen regelmatig kwatrijn, met een rijmschema en de allerlaatste regel kun je lezen als vier trocheeën.
Maar vooral de inhoud is een en al bezwering van de paniek. “Je wordt beter” zegt de ik twee keer tegen iemand van wie je eigenlijk niet beter kunt bedenken dan dat die iemand ook weer de ik is, met datzelfde zieke lijf. Het gaat goed komen – een vakantie zit er misschien niet in; ziekenbezoek wordt chique bezoek dat zelf uitgemergeld raakt, terwijl de zieke alleen maar slanker wordt van de kanker.
En uiteindelijk zal wat nu verdampt is ook weer condenseren. Als je je maar bij de feiten houdt – een klassiek stoïcijnse gedachte. Stoïcijnen lijken altijd populair in tijden van grote chaos en onzekerheid, met hun vastberadenheid en hun ratio. Ze worden dus nu populairder. Bij Marsman krijgt de gedachte de vorm van de natuurwetenschappen, als je de feiten maar weet te ‘destilleren’ uit het condensaat, komt het allemaal goed. Zoals de vorm van het sonnet steeds strakker wordt, zo wordt ook het koor dat “zachtjes brult” steeds vastbeslotener.
Lieke Marsman, de dichteres, worstelt zelf met kanker, daar maakt ze geen geheim van. Maar zij gaat dat niet verliezen. Ze wordt beter.
Jaap van den Born zegt
Mooi voorbeeld hoe je kunt spelen met een vorm.
Alleen nog even ‘chique’ (zandvlo, pruimtabak) veranderen in ‘chic’.
Wouter van der Land zegt
De dichteres vermijdt de absurde metafoor van strijd tegen K, maar ik wens dat ze die wint. Het lijkt mij dat in het gedicht ‘het slijt’ en ‘je wordt beter’ dubbelzinnig bedoeld zijn en ook verwijzen naar het wennen aan de ziekte. De woordspeling ‘kalender’ past daar ook bij. In het gras liggen’ is misschien een verwijzing naar ‘De moeder de vrouw’, vanwege de actualiteit van dat gedicht…