Door Marc van Oostendorp
Sommige schrijvers krijgen een biografie omdat ze zo’n indrukwekkend oeuvre hebben nagelaten. Anderen omdat ze een meeslepend leven hebben geleid. En nog weer anderen omdat ze zulke interessante personen hebben gekend.
Dat laatste overkwam Henriëtte van Eyk (1897-1980). De ondertitel van de biografie die Aukje Holtrop over haar schreef zegt dat eigenlijk al en wel op twee manieren: Vrouw tussen vier mannen laat niet alleen zelf al zien hoe Van Eyks leven bepaald werd door vier markante persoonlijkheden; de titel verwijst ook nog eens niet naar een van haar eigen werken, maar naar de titel van een roman die door een van die mannen geschreven is: S. Vestijks Kind tussen vier vrouwen.
De vier mannen in Van Eyks leven waren dan ook allemaal nogal, laten we zeggen, sterke persoonlijkheden. Haar vader was de efgenaam van een groot familiebedrijf, maar ging door zijn eigen roekeloze gedrag en dat van zijn broer tenonder, vluchtte toen met zijn schoonmoeder (!) naar Amerika, ging daar bijna ten onder en kwam tot slot berooid terug. Haar broer, Bert, werd na het vertrek van zijn vader op 11-jarige leeftijd de man in huis, was scheikundige, schrijver, travestiet, vrouwenverslinder, oorlogsheld en wat niet al. Van Eyks eerste man was de schrijver Jean Langlet (bekender onder zijn pseudoniem Edouard De Nève) was een fantast, een vrouwenverslinder, een bohémien, en een verzetsstrijder.
Uit haar slof
En dan was er dé man in Van Eyks leven, Simon Vestdijk. Toen hij haar leerde kennen, toen hij haar versierde, was hij al samen met Ans Koster, ooit zijn huishoudster, maar inmiddels – in ieder geval in háár ogen – wel meer dan dat. De relatie met Van Eyk zou vijftien jaar duren en moest al die tijd verborgen houden voor Koster. Vestdijk leek dat allemaal wel lollig te vinden: de meeste tijd woonde hij in Doorn waar hij maniakaal schreef en door Koster verzorgd werd. Af en toe had hij een weekeindje in Amsterdam, waar hij bij Van Eyk was, en met haar in intellectuele kringen verkeerde. Of dat fijne arrangement nu ook zo prettig was voor de twee vrouwen leek hem minder te interesseren.
Van Eyk moet het echt vreselijk gevonden hebben, maar hield tegelijkertijd kennelijk genoeg van Vestdijk om het allemaal te slikken. Samen schreven ze overigens ook een aardig boek, Avontuur met Titia. Uiteindelijk maakte de laatste het uit toen ze een keer uit haar slof schoot om de onmogelijkheid van de situatie en ‘val dood’ tegen hem zei, of ‘stik’.
Opgewassen
Naast al die mannen leidde Van Eyk op het eerste gezicht een wat fletser leven. Ze schreef enorm veel, allemaal stukjes en reportages en interviews, voor Margriet, voor Elsevier, voor tal van bladen, om het hoofd financieel boven water te houden. Van een grote roman is het daardoor nooit gekomen en volgens Holtrop werd haar laconieke humoristische toon in de loop van de tijd ook wat bedaagder. Uiteindelijk legde ze het af tegen een iets jongere generatie die veel van haar toon moet hebben geleerd: die van Annie M.G. Schmidt en Simon Carmiggelt.
Tegelijkertijd laat Holtrop zien dat ook Van Eyk zelf een sterke persoonlijkheid was, die bijvoorbeeld tijdens de oorlog gevaarlijk organisatorisch werk op zich nam, die de moed bij het schrijven nooit opgaf en die op allerlei manieren ook wel degelijk tegen die vier mannen in haar leven was opgewassen.
Gerechtvaardigd
Je kunt Vrouw tussen vier mannen ook lezen als een studie over mannelijk tegenover vrouwelijk schrijverschap in de twintigste eeuw. De twee mannelijke schrijvers zijn volkomen egoïsten: alles moet wijken voor hen en voor hun werk. Zo’n leuke, intelligente vrouw is prettig om mee te verkeren (al was De Nève minder succesvol dan Van Eyk en daarom ook wel regelmatig jaloers), maar uiteindelijk gaan andere dingen voor. Van Eyk zelf stelde zichzelf en haar werk juist altijd een beetje op het tweede plan, en dat gold al helemaal voor De Kunst. Ze had misschien ook wel wat minder gelegenheidsboekjes en reclame kunnen schrijven, maar dat heeft ze zichzelf en ons niet gegund.
Holtrop vertelt dat allemaal onnadrukkelijk, en met empathie voor alle betrokkenen, inclusief evidente schurken als Vestdijk en, vooral, Van Eyks vader. Er waren toch ook altijd redenen om van die mannen te houden, en in ieder geval heeft Van Eyk dat gedaan. Zo worden de keuzes die ze maakte toch nog een beetje gerechtvaardigd.
Aukje Holtrop. Henriëtte van Eyk. Vrouw tussen vier mannen. Amsterdam: De Bezige Bij, 2018. Bestelinformatie bij Athenaeum Boekhandel.
Jan Stroop zegt
Ik wil toch graag genoemd hebben ’t erg geestige (vond ik toen) ‘De kleine parade’ (1953), opgedragen aan haar broer.
Kreeg schitterende recensies, o.a. van Dr. P.H.Ritter Jr: “ik wou zo’n boekje hebben geschreven”.
https://www.bol.com/nl/f/de-kleine-parade/34465650/
DirkJan zegt
Off topic: Weet iemand waarom Simon Vestdijk in 1971 in Den Haag werd begraven?
DirkJan zegt
Op Twitter antwoord gekregen van de Vestdijkkring:
Familiegraf. Ouders Vestdijk woonden in Den Haag toen moeder Vestdijk stierf.
–
En omdat het off topic was en over een graf gaat nog een linkje naar een aardige podcastserie met levensschetsen rondom een graf van begraafplaats Soestbergen in Utrecht. Met een aflevering over Nicolaas Beets en een over Dirkje Kuik. Aanraders.
https://podcastluisteren.nl/pod/The-Dead-Society