Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (190)
De laatste 14 afleveringen van deze reeks zijn gewijd aan 14 gloednieuwe, speciaal voor deze reeks geschreven sonnetten door hedendaagse Nederlandse en Vlaamse dichters.
Door Marc van Oostendorp
Avondrituelen
Mijn moeder knipte mijn teennagels
tot op de randen af, soms eroverheen.
Dat je pas na de seks je lichaam gebruikt
ondervond ik als puber: ik vouwde meom mijn vriendjes gemotiveerd te houden
zo plat mogelijk. Als een leeg melkpak
gleed ik weg in de spleet tussen bed en muur
en dacht: als ik mijn nagels zelf kan knippenzonder te huilen, ben ik volwassen.
Ik merk dat ik ouder word aan mijn verlangens
ze worden niet langer door mijn lichaam
maar hoofd aangestuurd, zo ook mijn angsten.Mannen laat ik op jacht gaan naar melanomen,
sarcomen. Opgezette kliertjes, als ik verkouden ben.(Dewi de Nijs Bik)
Liefde is weg willen zijn, voor degene die in dit gedicht aan het woord is. Ja, er is seks, maar daarna begint het pas: zo snel mogelijk weg zijn. Ja, er is een moeder, maar die knipt de nagels veel te ver af. Alleen in de laatste twee regels is er een mogelijkheid dat de vrouw groeit: door kankercellen, of eventueel door opgezette kliertjes.
De Nijs Bik legt soms iets stijfs in de toon van het gedicht, met dat ondervond en gemotiveerd te houden en zelfs zo ook. Er zit iets afstandellijks in met dat ‘ik merk dat ik ouder word aan mijn verlangens’ – de ik heeft geen gevoelens maar observeert ze. Zoals die verlangens en angsten ook inderdaad worden ‘aangestuurd’, en wel door haar hoofd.
En zelfs dat lijkt grootspraak. Er wordt zo te zeggen maar weinig bewijs geleverd dat de ik ooit echt iets te zeggen had over die verlangens, en dat ze niet door anderen werden aangestuurd. Ook de titel ‘avondrituelen’ lijkt daarop te wijzen: wie zich aan een ritueel wijdt, heeft nauwelijks controle.
De toon van dit gedicht zweeft tussen zelfvertedering en zelfironie in, de toon van de jeugd. Aan het begin zit haar moeder aan haar teennagels, aan het eind zitten ‘mannen’ aan haar lichaam – op zoek naar kankercellen die uiteindelijk vooral opgezette kliertjes zijn.
De mooiste zin in het gedicht staat bijna in het midden: “Als een leeg melkpak
gleed ik weg in de spleet tussen bed en muur”. Daar zit alles in – het je laten leegdrinken door anderen tot je plat bent en kunt verdwijnen. Dit is een stem die er niet wil zijn.
Laat een reactie achter