Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (188)
De laatste 14 afleveringen van deze reeks zijn gewijd aan 14 gloednieuwe, speciaal voor deze reeks geschreven sonnetten door hedendaagse Nederlandse en Vlaamse dichters.
Door Marc van Oostendorp
Sonnet voor een Mayonaisevogel
Bij een ingekleurde tekening van een goudhaantje, boek en maker onbekend.
Als ik niet slaap dan sust hij mijn verdriet
die kleine vogel in zijn tafereel.
In passe partout met vel van dun grafiet
en op zijn kop een vieze klodder geel.Hoe ik me in mijn lege bed ook keer,
steeds zie ik hem gevangen achter glas.
Nooit schiet zijn oog of fladdert er een veer,
verlangt hij net als ik naar groener gras?Ik weet dat ik geen recht van spreken heb,
alleen het vers als vrije vogel ambieer
waarin ik over vluchten fantaseer.In veertien regels dwang laat ik hem gaan
maar zachtjes piept hij uit zijn vette klep,
haal eerst die mayonaise van mijn naam.(Sasja Janssen)
Wie heeft de mayonaisevogel zijn naam gegeven? Het is volkomen duidelijk dat het beestje zo moet heten, in ieder geval zoals hij op dit plaatje is afgebeeld: met die ‘vette klep’ en de ‘vieze klodder geel’ op zijn hoofd.
Maar wie gaat googelen op mayonaisevogel vindt eigenlijk alleen een vlogster die vooral berichten de wereld inslingert over de vele manieren waarop en kleuren waarin ze haar haren verft. Misschien voelt ook de vlogster zich gevangen achter het glas van haar vlog, maar zij heeft toch vermoedelijk zelf gekozen voor die naam.
En dat is anders voor het getekende goudhaantje dat Sasja Janssen beschrijft. Die heeft zijn vette naam toch enkel aan haar te danken. Hij ‘sust’ haar weliswaar in haar verdriet, maar vervolgens blijkt hij toch vooral ongelukkig, hij fladdert niet, hij verlangt, wie weet, naar groener gras.
Het is dan ook een vogel die door vele handen is gemaakt: eerst getekend, daarna afgedrukt in een boek, dan door iemand ingekleurd, en vervolgens ingelijst: ooit een vrije vogel maar daarna door allerlei al dan niet kunstzinnige handen steeds verder ingekaderd, tot hij tot slot ook nog eens de ‘veertien regels dwang’ van Janssens sonnet moet ondergaan. Ooit was hij een vrij vogeltje, nu moet hij op allerlei manieren ingekaderd de dichteres tot troost zijn.
En dan wordt hij ook nog bespot. Iemand, degene die hem heeft ingekleurd misschien, heeft de gele streep op zijn hoofd, gemaakt tot een vieze klodder. De dichteres heeft haar macht misbruikt om hem daarna tot ‘mayonaisevogel’ te dopen. Maar hij pikt het niet meer en komt in opstand tegen al die makers die hem gemaakt hebben. En die opstand, die strijd tegen iedereen die hem wil maken, die maakt hem tot slot inderdaad vrij. De dichter laat hem gaan.
Wouter Steenbeek zegt
Ik ben blij dat dit sonnet een echt sonnet is, na meerdere rijm- en metrumloze gedichten die daarvoor moesten doorgaan. Niet dat ik iets tegen vrije verzen heb, maar ik heb wel iets tegen het eindeloos oprekken van genres. Maar ja, juist omdat dit gedicht zich aan de wetten houdt, valt het op dat de tiende regel een voet te veel heeft.
Overigens vind ik het wel een treffend, sprekend vers. Maar over de inhoud heb ik weinig toe te voegen aan wat Van Oostendorp zelf al zegt.