Een geschiedenis van het Nederlands in 196 sonnetten (187)
De laatste 14 afleveringen van deze reeks zijn gewijd aan 14 gloednieuwe, speciaal voor deze reeks geschreven sonnetten door hedendaagse Nederlandse en Vlaamse dichters.
Door Marc van Oostendorp
Sneeuw en inkt
Het zijn deze winters die ik terug wil
halen, twee volle pagina’s gevuld met
sneeuw en lange dunne regels in inkt
geschreven als horizon, een enkeleverre vogel stippelt zijn punten op
de i’s er in. Ik zal mijn hoofd met
berenvel stofferen en ga er wonen
in een knusse hut, kijkend naarhoe tussen de rotsen en de schrale
bomen een rest van licht zich naar het poolijs
bukt, de lange nacht zich buigt – ééndie elk uitzicht in zich opzuigt.
‘O dan verschaft de met het duister
samenvloeiende inkt een zee van licht!’(Elly de Waard)
Wat is een sonnet? Een van de dingen die opvalt als je de 14 nieuwe sonnetten bestudeert die dichters maakten voor deze serie is dat ze bijna allemaal een titel hebben: een paar woorden die buiten het gedicht vallen (de titel is nooit een van de veertien regels).
En verder herken je het sonnet aan de veertien regels. Vorig jaar verscheen in het elektronisch poëzietijdschrift Meander dit (titelloze!) gedicht van Elly de Waard, en ik denk niet dat iemand er een sonnet in heeft gezien:
Hier zijn de winters die ik terug wil halen
een volle pagina gevuld met sneeuw
een lange dunne regel in inkt geschreven
de horizon, een enkele verre vogel
stippelt de punten op de i’s er inDaar laat ik mijn hoofd met berenvel stofferen
ik ga er wonen in die knusse hut
en kijk hoe tussen de stammen van de schrale bomen
een rest van licht zich over het poolijs buigt
de nacht invalt – een die elk uitzicht in zich opzuigtO dan verschaft de met het duister
samenvloeiende inkt een zee van licht!
Er zijn wel wat dingen veranderd, in de sonnetvorm hebben de pagina’s en de regels zich vermenigvuldigd. Het licht buigt niet meer, maar bukt, terwijl de nacht nu juist wel buigt.
Op De Waards eigen blog plaatste ze afgelopen januari een andere versie, die wel al ‘Sneeuw en inkt’ heet, en ook verder vrijwel identiek is aan ons sonnet, behalve dat een woordje naar ontbreekt. En dat die versie geen sonnet is:
Sneeuw en inkt
Het zijn deze winters die ik terug wil halen
de volle pagina’s gevuld met sneeuw
en lange dunne regels in inkt geschreven
als horizon, een enkele verre vogel
stippelt de punten op de i’s erinIk zal mijn hoofd met berenvel stofferen
en ga er wonen in een knusse hut
kijkend hoe tussen de rotsen en de schrale bomen
een rest van licht zich naar het poolijs bukt
De lange nacht zich buigt, een
die elk uitzicht in zich opzuigt‘O dan verschaft de met het duister
samenvloeiende inkt een zee van licht!’
Toen het gedicht nog geen sonnet was, was het rustiger. De meeste regeleindes correspondeerden met het einde van grote woordgroepen (behalve natuurlijk “een”). In het sonnet kan juist geen enkele regel op zichzelf staan, je wordt gedwongen om almaar door te lezen.
Het citaat, de enige twee regels die alle veranderingen overleven, is van Joseph Brodsky (de vertaling die ik ken is “O, de inkt die met het duister samenvloeit, verschaft ons in de nacht zoveel licht!”). Toevallig of niet: Brodsky zette ooit een gedicht van Poesjkin om in een sonnet.
Laat een reactie achter