(Persbericht Max Planck Instituut)
Woorden als ‘inderdaad’ en ‘eigenlijk’ hebben geen inhoudelijke betekenis en roepen daardoor bij veel mensen irritatie op. Toch hebben ze nut, zo laten onderzoekers van het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek zien. Deze zogenaamde ‘discoursemarkeerders’ vergemakkelijken de taalverwerking en maken zo communicatie efficiënter.
Bij de jaarlijkse verkiezing ‘Weg met dat woord!’, georganiseerd door het Nederlandse instituut voor de Nederlandse Taal, eindigde eigenlijk in de top 10 van meest irritante woorden van 2017. Zonde, volgens Geertje van Bergen en Hans Rutger Bosker, onderzoekers aan het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek in Nijmegen. Zij onderzochten het effect van inderdaad en eigenlijk op luisteraars en zagen dat die na het horen van een van deze woorden hun verwachtingen over het verdere verloop van het gesprek direct bijstellen. Hun bevindingen worden begin september gepubliceerd in het Journal of Memory and Language.
Het gebruik van inderdaad en eigenlijk is een vorm van verwachtingsmanagement, zo concluderen de onderzoekers. Inderdaad werkt als een bevestiging: de luisteraar weet direct dat het gesprek verder zal verlopen zoals hij al verwachtte. Eigenlijk heeft daarentegen het effect van een waarschuwingssignaal: let op, ik ga je nu iets vertellen wat je niet ziet aankomen! “Deze woorden zijn voorbeelden van discoursemarkeerders, woorden die geen inhoudelijke betekenis, maar een meta-functie hebben: ze zeggen iets over dat wat we zeggen”, aldus Van Bergen. “Ze maken het verwerken van de rest van het gesprek makkelijker en daarmee de communicatie efficiënter.”
Het onvoorspelbare minder onvoorspelbaar
Voorbeelddialoog
Context: Ondanks haar angst voor dieren is Irene naar het circus geweest. Vraag: “Je vond de slotact zeker doodeng?” Antwoord: “Ik schrok inderdaad/eigenlijk/heel erg van de rondrennende … aan het eind.” Afbeeldingen als antwoordopties: een leeuw (voorspelbaar), een clown (onvoorspelbaar), een postbode en een bruid (beide ongerelateerd) |
Van Bergen en Bosker lieten 40 proefpersonen luisteren naar korte dialogen, die bestonden uit een korte inleidende context, een vraag en een antwoord. In het antwoord zat steeds inderdaad, eigenlijk of een controlewoord verwerkt, waarna een inhoudswoord werd weggepiept. De taak van de proefpersoon was om uit vier afbeeldingen te kiezen welk woord ontbrak: een voorspelbaar woord, een onvoorspelbaar woord of een van twee ongerelateerde woorden.
De onderzoekers keken niet alleen naar welk antwoord de proefpersonen kozen en hoe snel zij dit deden. Ze volgden ook waar zij tijdens de gehele dialoog naar keken, met behulp van oogbewegingsregistratie. “Zodra luisteraars inderdaad hoorden, keken ze meer, en klikten ze vaker en sneller op de meest voorspelbare afbeelding”, vertelt Van Bergen. “Zodra ze eigenlijk hoorden, keken ze juist minder, en klikten minder vaak en langzamer op de meest voorspelbare afbeelding.” Na eigenlijk was de onvoorspelbare optie minder onvoorspelbaar. Zo sturen inderdaad en eigenlijk de luisteraar naar de juiste interpretatie van de zin, nog voordat die zin helemaal is uitgesproken.
Sociaal ongewenst
Waar inderdaad altijd op dezelfde manier werd geïnterpreteerd, merkten de onderzoekers bij eigenlijk iets bijzonders op. Van Bergen: “We vonden daar veel variatie, zowel tussen proefpersonen als tussen dialogen. Sommige proefpersonen waren veel sterker geneigd dan andere om het gesprek af te maken met een minder voorspelbaar woord. Tegelijkertijd was in bepaalde dialogen de voorkeur voor een minder voorspelbaar woord veel minder sterk dan in andere.” Het volgende voorbeeld toont zo’n dialoog.
Voorbeelddialoog
Context: Vlak voor zijn sollicitatiegesprek heeft Jan een broodje met pesto gegeten. Vraag: “Heb ik nog iets tussen mijn tanden?” Antwoord: “Ik zie eigenlijk daar rechts iets in je (mond/haar) zitten.” |
“Vrijwel iedere proefpersoon maakte de dialoog af door op het voorspelbare ‘mond’ te klikken”, vertelt Van Bergen. “Eigenlijk werd in dit geval waarschijnlijk geïnterpreteerd als waarschuwing voor een sociaal ongewenst antwoord: Jan hoopt dat zijn gesprekspartner hem geruststelt en nee zegt, maar dat gebeurt niet.”
Mannen vs vrouwen
In een nieuw experiment zochten Van Bergen en Bosker deze variatie verder uit. Daaruit bleek dat de interpretatie van eigenlijkook afhangt van het geslacht van de spreker. Uitgesproken door een man werd eigenlijk vaker gezien als een waarschuwingssignaal voor een onverwachte inhoudelijke wending, terwijl van een vrouwelijke spreker werd verwacht dat zeeigenlijk gebruikte als een seintje voor een onverwachte sociale wending. De onderzoekers vermoeden dat dit onderscheid voortkomt uit het stereotype verschil tussen mannen en vrouwen als het gaat om zich inleven in een ander, waar vrouwen beter in zouden zijn.
“Het lijkt erop dat we van elke eigenlijk die we horen onbewust bijhouden wie het in welke situatie gebruikte, en dat we hierover kunnen generaliseren, bijvoorbeeld dat mannen en vrouwen iets anders bedoelen met eigenlijk”, aldus Van Bergen. “Op basis van onze eerder opgedane ervaringen bepalen we vervolgens hoe we elke volgende eigenlijk die we horen moeten interpreteren.”
Eigenlijk is dus eigenlijk een heel nuttig woord. Waar komt die irritatie dan vandaan? Van Bergen heeft wel een vermoeden: “Onze voorkeuren voor hoe we eigenlijk interpreteren zijn gebaseerd op onze eerdere taalervaringen. Die taalervaringen verschillen van mens tot mens. Als je gesprekspartner eigenlijk om een andere reden gebruikt dan jij als luisteraar verwacht, kan dat leiden dit tot miscommunicatie.” In een vervolgonderzoek hopen de onderzoekers meer inzicht te krijgen in woorden als eigenlijk en zo de bron van irritatie te achterhalen.
Laat een reactie achter